Deze maand herdenkt Europa de zestigste verjaardag van de Hongaarse Opstand tegen de bezettende Sovjet-Unie (van 23 oktober tot 10 november 1956). Het was tevens een strijd voor vrijheid, sociale rechtvaardigheid en democratie en tegen de stalinistische dictatuur. Duizenden burgers sneuvelden tevergeefs en meer dan 200.000 Hongaren vluchtten naar West-Europa. De Hongaarse nationale ploeg – bijgenaamd het Gouden Team – voerde met het magische vijftal Puskas-Boszik-Hidegkuti-Czibor-Kocsis het tot dan briljantste voetbal op uit de geschiedenis. En was een bron van hoop én vreugde voor de bevolking. Ze verloor tussen 1950 en 1956 slechts één van zijn vijftig interlands en won er liefst 42, met het spraakmakende doelgemiddelde van 216 goals voor en 50 tegen. De nederlaag leed men net in de wedstrijd die niet mocht worden verloren: de wereldbekerfinale op 4 juli 1954 tegen West-Duitsland (2-3).
In zeven vervolgafleveringen publiceren we de volgende twee weken het verhaal van ‘de onvoltooide voetbalrevolutie van de Magische Magyaren’.
Aflevering 7: Ratelende Russische tanks en de dissidentie van de doelman
Het experiment van twintig maanden hoopvolle Hongaarse omwentelingen onder Imre Nagy liep in 1955 te pletter op de Chroestjovcomplotten van het Kremlin. In de herfst van 1956 kwamen de schrijvers als eersten in opstand. De pen trotseerde het zwaard. Op 23 oktober haalden woedende Hongaren het monsterlijk hoge standbeeld van Stalin neer en dachten af te rekenen met het stuurse schrikbewind van Sovjet en sikkel. De schrijvers verstopten het primitieve verlangen van studenten en arbeiders in één tinteling der gedachten: vrijheid! Op 8 november 1956 ratelden de Russische tanks over de Boulevard der Martelaars. De verkilde straten van Boedapest likten de littekens van hun verzet.
De wenende zwarte panter
Gyula Grosics (1926) steunde de opstand. De zwarte Panter, Fekete Parduc, en de eerste ‘vliegende keeper’, die op deze wijze een extra mannetje in het spel bracht, was een trendsetter. Hij had het halve veld in zicht. Zijn visie beperkte zich niet tot het strafschopgebied. Aanvoerder van de defensie, waar de eerste aanval vertrok. In Puskas on Puskas bevestigde Puskas het beeld aan de auteurs Rogan Taylor en Anna Klara Jalmich: ‘Hij gaf de anderen de kans om de bal traag rond te tikken en terug te leggen als ze hem niet kwijt konden. De eerste vijf minuten gebruikten we om het tactische plan van de tegenstander te ontleden. We speelden voetbal zonder de bal.’
In hetzelfde boek vertelde Grosics dat hij tot veertig jaar later bij het ontwaken spontaan in tranen uitbarstte als hij terugdacht aan de verloren wereldbekerfinale.
De eenzame doelman in het interneringskamp
Hij trok 86 keer het shirt van Hongarije aan en speelde op drie wereldbekers maar lag vaak onder vuur, letterlijk en figuurlijk. Grosics weigerde zich te onderwerpen aan het communistische systeem. Hij was een eenzame man, met overgevoelige reacties. Hij leed soms aan waanbeelden, fobieën en geloofde in voorgevoel. Hij verkoos het schaakspel boven de drank en het kijken naar Westerns tijdens de ‘afzonderingen’ met de nationale ploeg en wierp zich op als ‘conflictoplosser’ in de ruzies tussen de spelers van het voormalige Kispest (Puskas en Boszik) en Ferencvaros (Czibor en Kocsis). Hij wisselde fantastische reddingen af met blunders en leed hieronder fel. Grosics werd enkele maanden na het WK van 1954 gearresteerd en naar een interneringskamp gestuurd. Vanwege onaanvaardbaar gedrag tegen de wetten van de Hongaarse staat.
De staatsveiligheid AVH hield hem vijftien maanden vast en treiterde hem met de smerigste methodes. Hij zag hoe de geheime dienst tegen zijn onschuldige medegevangenen schijnprocessen toepaste, bekentenissen afdwong en willekeurige executies uitvoerde: ‘De AVH kon je doodslaan, niemand die het wist. De angst van de mensen was enorm. Als gevolg van een gebrek aan bewijslast lieten ze me toch vrij.’
Een huis voor de rebellen van 1956
Dat weerhield hem er niet van om in 1956 mee de straat op te komen. Hij nam deel aan de demonstraties en stond in de vuurlijn toen het leger begon te schieten. Hij bood zijn huis als schuiloord voor rebellen aan en maakte nooit een geheim van zijn standpunten tegen de dictatuur. Jonathan Wilson spitte zijn verleden uit in Hungary, more bricks than kicks: ‘In 1949 draaiden ze hem voor de eerste keer de nor in omdat hij toen probeerde illegaal het land te verlaten. Hij voelde dat hij steeds onder verdenking stond. Hij werd geboren in een katholieke familie en dat was geen goed teken in die tijd. Hij keerde zich steeds van het regime af en werd als onbetrouwbaar neergezet. Een halve eeuw later kon hij nog steeds de angstvisioenen van zijn gevangenschap oproepen.’
De Opstand van 1956 als begrafenis van het Gouden Team
Tijdens een zeldzaam interview liet hij in 1996 door journaliste Anne McElvoy van het Engelse weekblad Spectator in zijn hart kijken.
Hij vertelt: ‘Het Hongaarse team werd apart ingekwartierd in Tatabanya na de inval van de Sovjets. 1956 was een beweging met een hele sterke morele basis. Mensen vonden de kracht om hun levens te riskeren omdat ze geloofden dat Hongarije vrijheid verdiende. We zaten in een trainingskamp ter voorbereiding van onze match tegen Zweden. Twee derde van het elftal verdedigde de opstand. Maar drie of vier spelers waren pro het communisme. Daarom kwamen we niet openlijk uit voor onze standpunten. We hadden geleerd om te zwijgen. Ik was al verschillende keren ondervraagd door de geheime politie. Ze hadden me daarom verplicht getransfereerd naar een provincieclub. Honved reisde naar Spanje voor een Europees duel en had ook enkele andere wedstrijden gepland. De spelers keerden niet terug, bleven hangen in Wenen. Ik werd door de clubleiding opnieuw opgeroepen voor het elftal, officieel omdat hun twee keepers geblesseerd waren. Ze gooiden me een levenslijn uit. Ik verliet het land langs een geheime grens met mijn vrouw en twee dochters. Honved werd een ‘elftal in ballingschap’, in januari 1957 werd een trip georganiseerd voor demonstratiematchen in Brazilië. Om geld in het bakje te brengen, want het onze was op. We wisten allen dat we ons op de begrafenisplechtigheid van de Aranyscapat bevonden.’
Het Gouden Team was dood. Net als Imre Nagy. Net als de Hongaarse hoop op verandering. Een straatzigeunerorkest vertolkte een treurmars van Bartok.
Raf Willems
6 reacties
Pingback: phb ethical beauty
Pingback: PrEP
Pingback: Best AI Porn
Pingback: YouTubeチャンネル運用
Pingback: https://stealthex.io
Pingback: หัวพอต Marbo