zondag, juli 7

Das Wunder von Bern, 4 juli 1954: ‘Tooor!!! Tooor!!! Tooor!!!’ Hoe het doelpunt van Helmut Rahn Duitsland én het Ruhrgebied veranderde – RW

Pinterest LinkedIn Tumblr +

Helmut Rahn. ‘Aus den Hintergrund musst Rahn schiessen. Rahn schiesst. Tooor!!! Tooor!!! Tooor!!! Tooor!!!’ Zo sprak Zimmerman. Herbert Zimmermann, de radiopresentator bij de wereldbekerfinale van 1954. Om de ongelooflijke ommekeer van 0-2 naar 3-2 even doeltreffend te verwoorden. Dat ene zinnetje kon elke West-Duitser op de avond van 4 juli 1954 hem nazeggen. En tot decennia later bleven voetballiefhebbers het imiteren. Men zegt: dit was het belangrijkste doelpunt uit geschiedenis van Duitsland. Men voegt er nog aan toe: in de beroemdste – want meest beluisterde – Duitse sportreportage aller tijden. Televisie bestond wel, maar was nog geen gemeengoed. Iedereen zat dus aan de radio gekluisterd. En hoorde dus de woorden van Herbert Zimmermann. Zo stond het – althans in een beknopte versie – te lezen op de plakkaat drie van de Deutsche Fussball Route NRW: ‘Ihr Standort’. Versta: zijn stamkroeg. Ik had die gevonden nadat ik, lente 2024,  vertrok bij het Hauptbahnhof in Essen, het startpunt van deze route. Na ruim anderhalf uur en dik zes kilometer stappen, door het landschap vol verwijzingen naar de Zeche – mijnbouw – uit een ver vervlogen tijdperk. In het district Fronhausen stond ik plots voor het café Friesenstube. Het was een tip geweest van Georg Schrepper, de historicus van Rot Weiss Essen, om deze tocht aan te vatten. En hij verwees naar het tafereeltje dat de oudere Helmut Rahn daar ontelbare keren moet hebben opgevoerd net voor sluitingstijd.

‘Helmut, vertel ons nog eens over die goal’, daagden de andere – ook vaak hem onbekende – cafégangers hem dan uit. En onvermoeibaar deed hij wat men hem vroeg. Zijn lege bierglas beeldde de Hongaarse doelman uit, hij zette het tussen twee asbakken. Daarvoor legde hij twee bierkaartjes, als waren zij de verdedigers. Met zijn wijsvinger – vaak vol bierschuim, althans volgens de overlevering – toonde hij zichzelf: ‘Ik rende met de bal aan de voet. Ze stormden me tegemoet. Ik liet ze komen, veinsde naar rechts. Ik dook in de vrije ruimte en schoot met links. Wat daarna volgde, dat weten jullie.’ Dat wisten – en weten tot vandaag – alle burgers van het land.

Volgende halte op de route: das katholischen Margarethenfriedhof. Een kleinschalige begraafplaats met kleurrijke bloemenperkjes tussen de bomen. Helmut Rahn en zijn vrouw rusten samen in vrede onder een donkerbruin stenen kruis. Sober, zonder enige verwijzing naar zijn voetbalheldendom. Dat paste bij zijn overtuiging. Hij meed het laatste deel van zijn leven de openbaarheid en nam afstand van de voetbalwereld. De idolatrie was hem op een bepaald moment boven het hoofd gegroeid. Hij keerde terug naar de intimiteit van het familieleven. Bij zijn dood op 14 augustus 2003 – twee dagen voor zijn 74 ste verjaardag en een elf maanden voor de vijftigste herdenking van 1954 – schreven de hoogste personaliteiten uit de Duitse samenleving ronkende speeches. Bondspresident Johannes Rau kwalificeerde zijn ‘Tor des Jahrhunderts’ als hét moment dat de jonge naoorlogse natie deed openbloeien.

Gerhard Meyer-Vorfelder, voorzitter van de voetbalbond, ging nog verder: ‘Zijn doelpunt bracht ons terug in de internationale gemeenschap der volkeren. Daarom mogen we dat ook als het geboortemoment van de Bondsrepubliek markeren.’ Zou Rahn zelf die betekenis zo hebben aangevoeld? Die vraag houdt me bezig als ik het laatste deel van de wandeling aanvat: opnieuw zes kilometer tot aan het Stadion an der Hafenstrasse, de thuisbasis van derdeklasser Rot Weiss Essen. Het gouden decennium dateert uit de tijd van Helmut Rahn: de jaren vijftig. Tussen 1952 en 1959 scoorde de rechtsbuiten net geen honderd doelpunten: 99 in 216 duels. Dankzij Rahn werd Rot Weiss een topclub: landskampioen in 1955, na een 4-3 zege tegen het FC Kaiserslautern van Fritz Walter. Bekerwinnaar in 1953 tegen Allemania Aachen. En West-Duitse Meister – regiokampioen met andere woorden – in 1952 en 1955. Aan de zijkant van het stadion verwijst een zwart-wit-beeldengalerij met prachtige wandtekeningen en nostalgische fotografie naar het ‘koolmijn-voetbalverleden’ dat voor eeuwig ingeslapen blijft. En waarvan de voormalige ‘Kumpel’ Helmut Rahn de beste vertegenwoordiger is geweest. Hij trapte zijn eerste bal binnen bij de arbeidersvereniging Altenessen 12. Op zijn zestiende trok hij, net na het einde van de Tweede Wereldoorlog, naar het landelijke Oelde. Om er te voetballen…in ruil voor de meest noodzakelijke levensmiddelen – spek, eieren, aardappelen, melkproducten – en kleding.  Dan koos hij tot ieders verbazing Rot Weiss Essen boven de buren van Schalke 04, nochtans op dat ogenblik de nummer één van het land. Dat had te maken met het gegeven dat de voorzitter hem een deeltijdse job aanbood, waardoor hij de mijn kon verlaten. Met een luxueuze bedrijfswagen er bovenop. Rahn gedroeg zich op het veld als een ‘baas’, zijn ploegmaats noemden hem ook ‘Boss’. Omdat hij een natuurlijke autoriteit bezat, die in goede aarde viel bij de andere spelers. Zijn karakter kenmerkte zich door drie eigenschappen: een temperamentvolle strijder op het veld, een grappenmaker tijdens de ontspannende momenten en een luisterend oor wanneer het er toe deed. Ondanks zijn wereldvermaardheid bleef hij verknocht aan de Ruhr. Hij sloeg zelfs een ‘niet te weigeren’ financieel aanbod uit Zuid-Amerika af. Hij verkoos trouw te blijven aan Rot Weiss Essen. Ook om die reden verdiende hij het standbeeld dat in 2014 werd ingehuldigd aan en tot vandaag voor de hoofdtribune de Helmut Rahn Platz siert. Hij zal voor de eeuwigheid herdacht worden als de man die de bevolking negen jaar de oorlogsverschrikkingen de kracht van de ontroering leerde.

Wat de essentie van die ‘koolmijn-voetballer’ voor de bevolking van het Ruhrgebied betekende ontdekte ik tijdens mijn laatste etappe: een bezoek aan de fototentoonstelling ‘Mythos & Moderne. Fussball im Ruhrgebiet’ in het zogenaamde ‘Zeche Zollverein Museum’ op de grens van Essen en Gelsenkirchen. Een lift langs 136 trappen van een voormalige mijnschacht leidt de bezoeker naar de exhibitie van honderden historische portretten. Ik leerde dat deze streek het kloppende hart is geweest van het ‘voetballand Duitsland’: ‘De band tussen voetbalfans en hun club is bijzonder hecht, op het familiale af. De oorsprong daarvan lag in het gegeven dat deze arbeidersverenigingen sinds de jaren 1920 rechtstreekse banden hadden met de fabrieken en de koolmijnen. Spelers en supporters werkten samen onder de grond, als mijnwerkers. Ze woonden in hetzelfde stadsdeel. Kinderen vonden in het straatvoetbal hun enige vrije tijd. De essentie van het voetbal in het Ruhrgebied was groter voor de bevolking dan elders. Belangrijke overwinningen versterkten niet alleen het saamhorigheidsgevoel, ze gaven vooral trots aan een regio die zichzelf voortdurend ondergewaardeerd voelde.’

En vooral dat laatste heeft Helmut Rahn – ook symbolisch afgebeeld met helm en houweel – met zijn winnende wereldbekerdoelpunt dus helpen kantelen.

Miljoenen van zijn landgenoten konden hun tranen niet de baas nadat ze deze historische zin uit het radioverslag van Herbert Zimmermann voor het eerst in zich hadden opgenomen: ‘Aus den Hintergrund musst Rahn schiessen. Rahn schiesst. Tooor!!! Tooor!!! Tooor!!! Tooor!!!

Eén van hen was een negenjarige jongen uit de omgeving van München. De spanning werd hem bijna te machtig. Ook voor het kind Franz Beckenbauer zou niets nog hetzelfde zijn. Met dank aan Helmut Rahn.

 

 

 

Share.

About Author

Raf Willems (1960) noemt zichzelf voetbalschrijver met een boekenkast. Hij is uitgever en auteur van meer dan 40 boeken over ‘voetbal met een knipoog naar geschiedenis & samenleving’ en schreef voor het Nederlandse weekblad Voetbal International (1995-2000), de krant NRC Handelsblad (2001-2006) en de website Stichting meer dan Voetbal (2008-20014). Sinds 2014 Initiatiefnemer van voetbaldenktank & onlineplatform De Witte Duivel.

Leave A Reply