Precies veertig jaar geleden trad Club Brugge in het strijdperk tegen FC Liverpool op het ‘heilige gras’ van Wembley. Het was het hoogtepunt én het eindpunt van de fantastische Happeljaren: landskampioen 1976, 1977, 1978; winnaar Beker van België 1977, halve finalist 1976 & 1978; finale Europacup I 1978 & Uefacup 1976, kwartfinale Europacup I 1977. Ik schrijf enkele jaren geleden de biografie van doelman Birger Jensen. Daarin vertelde hij over die memorabele 10 mei 1978 en hoe Club de zaken voorbereidde. In drie afleveringen op www.dewitteduivel.com
‘Maandagavond 8 mei 1978 arriveerden we in ons hotel. Het mocht van Club nooit erg veel kosten. Happel was een specialist in het zoeken van oude kasten met krakende vloeren. Hij koos voor het vierkant oude kasteeltje Hinton Hall net buiten Londen. Niet voor het eerst zaten we in de aap gelogeerd: een versleten kot. Wie zich ontevreden toonde, mocht van Happel steeds in een tent slapen. Sommigen zeurden flink wat af over het slechte, vettige Engelse eten. Mij kon het geen snars schelen.
Dinsdagavond 9 mei, de avond voor de finale, reden we voor het eerst naar Wembley om het veld te verkennen. Een stortbui stak daar een stokje voor. We kregen gaan toelating om te oefenen omdat men vreesde voor beschadiging van de grasmat. Happel verroerde geen vin. Zijn speurzin bracht ons bij een amateurploegje. Enigszins ander niveau dan dat van de Twin Towers. Bij wijze van spreken moest de boer zijn koeien er weghalen. Happel haalde de neus op voor onze tegenargumenten: ‘Niet zagen, een goede speler kan op elk veld voetballen.’ Het brak weer de spanning. We amuseerden ons goed. Bovendien schoot de toestand van de kleedkamer op De Klokke me te binnen bij mijn introductie in Brugge: een dakloze zou daar volkomen terecht hebben geweigerd om er de nacht door te brengen. We stapten fluitend het hotel binnen.
Woensdagochtend 10 mei, de dag van de waarheid. Bij het ontbijt borrelde toch wat onrust op. Kinesist Eddy Warinier schreef op het bord: ‘Wie kan er spelen?’ Er gingen niet veel vingers de lucht in. Toen vroeg hij: ‘Wie denkt dat hij kan spelen?’ Lachen, lachen, lachen. Een merkwaardig sfeertje. Wie had er eigenlijk de nacht overleefd? De bespreking vatte aan met de vraag: ‘Zal het ons lukken?’ Oooh, oooh. Ze kieken allemoale noar mie. Hij zal dat wel doen, de rest speelt op krukken. Ze trokken grote ogen en gekke bekken naar mij: ‘Amusement vanavond Birger.’ In die stemming pakten we ons plunje bij elkaar: Wembley, here we come!
De bus reeds stapvoets de laan op naar het Empire Stadium. We staarden onze ogen uit op die blauwzwarte stroom. Duizenden Clubfans zwaaiden naar ons. Toen ik the holy grass betrad – de harde realiteit omtrent de toestand van mijn ploeg kennende – en ik de Europacup zag blinken, veranderde ik toch van mening. Ik stelde voor mezelf een doelstelling: Geen bal binnen vandaag.
De sfeer sloeg een beetje om in de kleedkamer: achter de luim verschool zich onzekerheid. Niemand stelde de vraag hardop maar je voelde het: ‘Gaat dat ploegje hier iets kunnen uitspoken?’ De wetenschap was daar: viel er eigenlijk op te boksen tegen het ijzersterke FC Liverpool met zijn uitgebreide kern?’
3 reacties
Pingback: psychologist website design
Pingback: ấu dâm
Pingback: Khủng bố