Tekst: Ruud Doevendans
Eeuwige strijd om erkenning
Wie Jan van Beveren zegt, zegt stijl. Zegt reflexen, elegantie, souplesse. Maar gold die souplesse ook voor zijn persoonlijkheid? Zijn leven lang bleef de charismatische keeper van Emmen, Sparta, PSV, Fort Lauderdale Strikers en het Nederlands elftal een mysterie. Wat bracht hem toch altijd weer, van jongs af aan, in conflicten? Terwijl iedereen die met hem speelde, hem een uiterst prettig mens vond. Nu is er ‘Van Beveren, complexe wonderkeeper op jacht baar erkenning’. Een nieuwe biografie die Van Beveren en zijn loopbaan genuanceerd belicht.
Hoe groot is de prijs die iemand bereid is om te betalen voor rechtvaardigheid? Jan van Beveren, geboren op 5 maart 1948 in Amsterdam, streed zijn leven lang voor de waarheid. Zíjn waarheid. Tussen gelijk hebben en gelijk krijgen zat echter vaak een enorme kloof. Al in zijn jeugdjaren, nadat de familie Van Beveren naar Emmen verhuisd was en Jan samen met zijn oudere broer Wilke lid van de gelijknamige voetbalclub werd, was het raak. Jan wilde keepen, maar er was in de jeugd al een prima keeper. En daarom moest Jan soms een jaartje wachten om in het hoogste elftal van zijn leeftijdscategorie te komen. Het resultaat: heibel in de tent. Jan stapte meteen op, ging zomaar tennissen en meldde zich bij de atletiekclub van zijn vader. Een plek op het tweede plan zinde hem totaal niet. Dat vond hij niet eerlijk, want hij vond zichzelf beter dan die ander. Dat vond overigens iedereen, inclusief die andere keeper, maar de jeugdcommissie besliste anders.
Of toen hij reeds als zestienjarige in het eerste elftal kwam. Even daarop een handblessure, en het duurde naar Jans zin te lang voor hij weer opgesteld werd. En dus? Jan nam de kuierlatten. Keepte een tijd niet om zich vervolgens aan te melden bij Sparta. Die club had hem al eerder willen hebben, maar Jan vond dat ze te weinig betaalden. Jan was, eufemistisch gezegd, nogal zelfbewust. En geduld kende hij niet.
Bij Sparta leek het aanvankelijk crescendo te gaan. Van Beveren bereikte al snel het eerste elftal. Trainer Wiel Coerver was helemaal gek van hem. Hij vergeleek hem meermaals met Lev Jasjin, de beste doelman die de wereld ooit gezien had. Maar na een verloren halve finale in de beker brouilleerde Jan ook met deze trainer. Die verweet hem een tegengoal, Van Beveren wierp zijn trainer een slechte tactiek voor de voeten. Het liep in de kleedkamer op een handgemeen uit. Het duurde tot hij bij PSV kwam, voordat de storm enigszins luwde. Althans op clubniveau. Bij het Nederlands elftal bleef het hangen en wurgen. Jan schroomde nooit publiekelijk te maken wat hij van de nationale ploeg vond. Als we die commentaren samenvatten, dan kwam het neer op: een ongeorganiseerd zooitje waarin niemand zijn best doet en waarmee we nooit iets gaan bereiken.
Bij PSV kwamen dan toch de prijzen die hij zo graag wilde. PSV werd kampioen, driemaal zelfs. Won KNVB Bekers, en pakte in 1978 de UEFA Cup. Jan speelde die seizoenen ronduit fabuleus, was soms letterlijk onpasseerbaar en pakte ballen die hij zonder zich te schamen had mogen laten gaan. Maar tegelijkertijd ging hij door diepe dalen. Hij miste het WK 1974, mede door een blessure maar vooral omdat de vedetten uit het westen hem vanwege al zijn kritiek niet in de ploeg wilden. Afgezien van een enkele rentree werd Van Beveren nooit meer de vaste keeper van Oranje. Om zich vervolgens gedesillusioneerd, nadat hij opzichtig was vernederd door de bondscoaches Knobel en Zwartkruis, maar af te melden voor het WK vier jaar later in Argentinië. Een optreden bij de NOS dat door dreigementen in het water viel, bracht hem tot het besluit te emigreren. En daar ontstond ook weer een conflict: PSV wilde niet meewerken, hield Van Beveren aan zijn contract dat tot 1980 liep. Van Beveren keepte door, met de pest in zijn lijf. Maar zijn eerzucht en zijn onblusbare wil om zijn publiek te bedienen, zorgden ervoor dat hij elke wedstrijd toch weer het uiterste van zichzelf gaf. Maar in 1980 verdween hij, naar de Verenigde Staten.
Jan van Beveren wilde mooie dingen laten zien. Hij wilde de artiest zijn, hij wilde – zoals we dat tegenwoordig noemen – shinen. Voor zichzelf? Een beetje. Het ging hem vooral om het publiek: ‘Als ik een fout maakte, kon ik daar voor mezelf goed mee leven. Maar ik was dan wel verschrikkelijk teleurgesteld voor het publiek. Die komen om mij mooie reddingen te zien verrichten, niet om mij fouten te zien maken.’ Mooie dingen laten zien, dat lukte vaak. Heel vaak. Het aantal keren dat Jan met lof overladen het veld verliet, was talloos. Maar als het ging om internationale erkenning, strandde hij op Cruijff en diens entourage. Die had bitter weinig trek in een vedette naast zich, die er op diverse vlakken een andere mening op nahield.
Natuurlijk was Johan Cruijff een enorme dwingeland, een manipulator die nooit iemand naast zich duldde. Er viel heel veel op hem aan te merken als het ging om zijn betrokkenheid bij het Nederlands elftal. Immers, 48 interlands in achttien jaar topvoetbal is nu ook weer niet heel fameus. En buiten het WK 1974 om presteerde Cruijff in Oranje zeker niet structureel zoals op grond van zijn kwaliteiten verwacht mocht worden. Van Beveren had Oranje juist nodig voor internationale erkenning en als Cruijff vaak ontbrak, werd dat veel moeilijker. Maar waarom kon hij het niet als een gegeven accepteren? Ergens wrong steeds de schoen. En dat ging altijd om status. Van Beveren wilde erkend worden als een topkeeper, een vedette. Hij vond dat hij het verdiende. En ja, misschien had hij wel gelijk. Maar daar komt ‘ie weer: gelijk hebben is niet altijd gelijk krijgen.
Erkenning, erkenning. Altijd maar weer die jacht om gezien te worden, om beschouwd te worden als de beste. Iedereen zag ook dat hij de beste was. Niemand anders kon de moeilijke schoten stoppen die Jan stopte. En zeker niemand anders deed het in die briljante stijl. Maar waar kwam dan die zucht naar waardering toch vandaan? Was het vanwege zijn vader, de voormalige topatleet Wil van Beveren die in 1936 op de Hitler-Spelen zelfs de finale van de 200 meter liep? Wellicht. Was het vanwege zijn oudere broer, die totdat knieperikelen hem gingen kwellen te boek stond als een enorm talent? Van wie zelfs gezegd werd dat hij de concurrentie met Johan Cruijff best had aangekund? Waarschijnlijk. Jan moest opboksen tegen een grote familiaire sportgeschiedenis. En al met al lukte dat ook. Van Beveren had een uitstekende carrière. Maar het had zoveel mooier kunnen zijn. Door de weinig flexibele houding die hij vaak aannam, gooide hij voor een deel zijn eigen glazen in.
Had Jan van Beveren beter om zich heen gekeken, dan had hij bijvoorbeeld Willem van Hanegem gezien. Ook de houding van de Feyenoord-vedette jegens Oranje verdiende niet altijd de schoonheidsprijs. Maar tegelijkertijd raakte hij nooit blijvend in conflict. Zeker, hij moest achter Johan Cruijff de tweede viool spelen. Maar dat deed hij zonder problemen. Om op die wijze toch uit te groeien tot een van ’s lands meest gewaardeerde voetballers. Zonder ooit de állerbeste te zijn. Dat had Van Beveren ook kunnen bereiken. In plaats daarvan resteerde voor de beste en mooiste keeper die Nederland ooit had, een vlucht naar Amerika. Waar hij uiteindelijk trainer werd van enthousiaste, maar doorgaans schaars getalenteerde jongens en meisjes. Op hobbelige achterafveldjes, amper verlicht, met doelen waar gaten in de netten zaten. Jan zei, enkele jaren voor zijn totaal onverwachte overlijden in juni 2011, dat hij gelukkig was. Laten we het hopen.
Van Beveren
Complexe wonderkeeper op jacht naar erkenning
Schrijver: Ruud Doevendans
€ 24,95
Verkrijgbaar via www.dewitteduivel.com, www.tardelli.nl, in de boekhandel en de grote webwinkels