De onvoltooide voetbalrevolutie van de Magische Magyaren 1950-1956 (7)
Het Gouden Team was dood. Net als Imre Nagy. Net als de Hongaarse hoop op verandering. Een straatzigeunerorkest vertolkte een treurmars van Bartok.
Raf Willems (1960) noemt zichzelf voetbalschrijver met een boekenkast. Hij is uitgever en auteur van meer dan 40 boeken over ‘voetbal met een knipoog naar geschiedenis & samenleving’ en schreef voor het Nederlandse weekblad Voetbal International (1995-2000), de krant NRC Handelsblad (2001-2006) en de website Stichting meer dan Voetbal (2008-20014). Sinds 2014 Initiatiefnemer van voetbaldenktank & onlineplatform De Witte Duivel.
Het Gouden Team was dood. Net als Imre Nagy. Net als de Hongaarse hoop op verandering. Een straatzigeunerorkest vertolkte een treurmars van Bartok.
Twee jaar na de verloren wereldbekerfinale was het land afgegleden en heerste onrust en twijfel. De mooie tijden in de aanloop naar de zomer van 1954 waren intussen een vage herinnering geworden.
In deze aangename smeltkroes van maatschappelijke – dankzij de hervormingen van Imre Nagy – en sportieve euforie waande Boedapest zich al wereldkampioen.
Eén jaar later veroverde de Seleçao eindelijk de wereldtitel. De Hongaarse hand was zichtbaar in het lichtvoetige en ongrijpbare spel van de Brazilianen van 1958. Maar Bela Guttmann had dus ook een bijzondere bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het Gouden Team.
En dat zou hij die avond van 1 juni 2019 ook doen. Zijn kindertijd verscheen even op zijn geheugenscherm: de hele dag voetballen op straat, met een zogenaamde ‘kora shabab’, iets wat op een bal leek, maar eerder een bolletje van oude sokken.
Jonathan Wilson karakteriseert in Hungary, more bricks than kicks hoe de discussie in Boedapest werd geleid door het triumviraat van drie radicale coaches met een MTK-verleden: Marton Bukovi, Bela Guttmann en Gustav Sebes.
‘Vele toeschouwers vonden in het voetbal in de eerste plaats een toevluchtsoord om aan de dagelijkse politieke dwang te ontsnappen. In vergelijking met film, muziek en kunst bleef het voetbal een onpartijdige vorm van ontspanning.’
Die confrontatie probeerde ik uit, want ik wilde hem zo diep mogelijk in het spel zien komen. Dat was een intense tweestrijd, want hij bleef azen op de centrale positie zonder dat het voor de buitenstaander opviel.
De voetbalrevolutie speelde zich af tegen een decor van tragische politieke omwentelingen. Het liep slecht af met de Magische Magyaren, net als met verlichte leiders die het land een sociale democratie toewensten.
Ik kreeg het beeld binnen van een jongen die niet altijd even handelbaar was. Mij stoorde het niet, want ik verkies iemand met een moeilijk karakter boven iemand zonder karakter. Hij accepteerde lang niet alles, maar zo gedroeg ik me vroeger ook.