woensdag, april 16

Ajax is méér dan Cruijff

Pinterest LinkedIn Tumblr +

Ajax is méér dan Johan Cruijff, méér dan Marco van Basten, Rinus Michels en Louis van Gaal. Dit seizoen viert de oer-Amsterdamse club  (van 18 maart 1900 ) het 125-jarig bestaan. Rond het jubileum is een imposant boek verschenen: Ajax 125 jaar: 1600 pagina’s op groot formaat, in twee delen, ruim 2.000 foto’s. Een gewichtige uitgave in dubbele betekenis: bij elkaar 12,6 kilo.

Ajax 125 jaar omvat de hele geschiedenis, vanaf de aanloop tot op de drempel van het naderende (37ste) landskampioenschap. Het boek schetst de betekenis van Ajax in het Nederlands voetbal: de rijke talentenvijver, de zware oorlogsjaren, belangrijke momenten, alle successen, de Europese glorie, de gewonnen Wereldbekers. Memorabele trainers en spelers krijgen een gezicht, daar horen ook Jan Vertonghen en Toby Alderweireld bij.

Het voorwoord in het boek is van Sjaak Swart, met meer dan 600 wedstrijden dé Ajacied der Ajacieden. Sjaak Swart, 31-voudig international, wordt in juli 87 jaar. Als rechtsbuiten speelde hij zijn rol in de eerste periode van Europese hoogtij met drie Cups bij de landskampioenen op rij. Nog altijd slaat Swart geen wedstrijd over en werpt hij zich steeds op als spreekbuis van de club, in goede én slechte tijden.

Ajax 125 jaar, 1600 pagina’s in twee delen.

In zijn hieronder verkorte voorwoord beschrijft Sjaak Swart wat Ajax voor hem en voor zovelen méér betekent:

DE KONING TE RIJK 

’Als Ajacied heb je het maar makkelijk. Dat realiseer ik me heel goed. Want over de hele wereld is het zo dat als je zegt dat je uit Nederland komt, dat ze dan heel blij zeggen: “Nederland, o ja, Ajax!” Of: “Cruijff!”. Dat je dan kan zeggen: “Klopt, dat is mijn club!” Als je dan supporter bent van Ajax; je bent lid, of je hebt er – zoals ik – zelf gespeeld; dan is die herkenning iedere keer weer geweldig. Omdat je je op die momenten realiseert dat je bij een wereldberoemde en legendarische club hoort.’ 

‘Ajax is me met de paplepel ingegoten. Mijn vader was helemaal gek van die club. In mijn jongste jeugd zat eerst die rotoorlog in de weg. Zodra het kon, nam mijn vader me mee naar Ajax. Ik droomde ervan om ook ooit bij Ajax te mogen spelen. Toen ik na een proefwedstrijd werd aangenomen was ik de koning te rijk.’

 ’Op mijn elfde verjaardag, 3 juli 1949, kreeg ik van mijn ouders een koffer met mijn gloednieuwe Ajax-kleding. Mijn moeder gaf het aan me. Ze was toen al een tijd heel ernstig ziek. Twee dagen later overleed ze. Ik heb altijd de pijn gevoeld dat ze van alles wat haar zoon bij Ajax heeft bereikt nooit iets heeft meegekregen.’   

’Ik ben nooit gestopt met voetballen. Het allerliefst speel ik in een Ajax-tenue, want dat is echt het allermooiste tenue op de hele wereld. Als je dat aantrekt, voel je je onoverwinnelijk. Dat had ik met dat eerste tenue, uit die koffer. Maar ik heb het nu nog, als ik meespeel bij Lucky Ajax. Ik had het toen ik zelf nog met Rinus Michels voetbalde, en toen wij met Rinus als trainer de overstap maakten naar het profvoetbal.’ 

 ‘Ik denk dat het moment dat we er zelf achter kwamen dat we echt goed waren, de mistwedstrijd tegen Liverpool was, in 1966. Liverpool was een topclub. En wij versloegen ze met 5-1. Van dichtbij merkte ik dat Rinus Michels het team steeds verder kneedde en dat we echt een geweldige ploeg hadden. Het werd steeds normaler om te winnen. Zo kwamen we ook het veld op. Dat hoort ook zo, bij Ajax. Je moet de tegenstander imponeren. Daar hoort bluf en branie bij.’ 

‘Het mooie is dat er in de generaties na ons ook nog zoveel mooie lichtingen zijn geweest. Het Ajax van de trainer Johan Cruijff was mooi; en dat van Louis van Gaal was natuurlijk ook prachtig. En het Ajax van Erik ten Hag. En van al die trainers die nog gaan komen. Ajax is zichzelf gebleven, en toch met de tijd meegegaan.’  

 ‘Ajax is tegenwoordig een NV. Dat hoort bij de moderne tijd. Zoals het bij ons was, kan het tegenwoordig niet meer. Ik snap ook echt wel dat je in je organisatie mee moet met de tijd. Simpel, omdat je anders afhaakt als topclub. Dat wil niemand. Ik ook niet. Maar af en toe heb ik een klein beetje heimwee.’ 

’Ik merk wel dat ik, naarmate ik ouder word, steeds harder kan mopperen als het niet helemaal lekker loopt. Maar o wee, als een ander ook maar één kritisch woord over Ajax durft uit te kramen, dan spring ik er bovenop.’ 

‘Ik ben volkomen vergroeid met mijn club. Ik ben een trots erelid. Ajax heeft ons Ajacieden gemaakt tot wie wij zijn; zoals wij Ajacieden Ajax hebben gemaakt tot wat het is: de allermooiste club ter wereld. Ons dierbaar rood en wit. Al 125 jaar.’ 

‘Ik weet zeker dat er nog heel veel geweldige Ajacieden in aantocht zijn. Ze zullen bij hun debuut worden toegejuicht door supporters die elkaar op de schouders slaan omdat Ajax alweer een rastalent heeft voortgebracht. Ik hoop dat er in ieder Ajax-elftal altijd zoveel mogelijk zelf opgeleide spelers zullen staan. Spelers die zijn grootgebracht met die typische Ajax-bluf, die branie, die techniek, die snelheid en die creativiteit. Van die spelers die over de hele wereld meteen worden herkend als Ajacied.’

Ajax 125 jaar: 1600 pagina’s in twee delen in cassette. Uitgegeven door Kick Uitgevers. Prijs 150 euro.   

 

Share.

About Author

Henk Mees (1948) was 25 jaar actief in de sportverslaggeving voor het Brabants Dagblad met als standplaats 's-Hertogenbosch. In die periode was hij twintig jaar lang vaste verslaggever van Oranje voor regionale krantencombinaties en deed hij ook verslag van Europa Cup-wedstrijden van Ajax, Feyenoord, PSV en AZ. Ook was Henk Mees actief op de EK's en WK-toernooien in de periode 1984-2000. Daarnaast versloeg hij twee keer de Tour de France (1980 en 1981), andere grote wielerwedstrijden en de Olympische Spelen van 2000 in Sydney, waarna hij verder ging in andere functies bij het Brabants Dagblad. Henk Mees schreef of werkte mee aan diverse voetbalboeken, onder meer over de geschiedenis van het Nederlands elftal en diverse Nederlandse clubs.

Leave A Reply