zondag, december 22

Gouden Schoen 70: van Rik Coppens tot Toby Alderweireld: 9. Marc Degryse – FC

Pinterest LinkedIn Tumblr +

De Gouden Schoen viert dit jaar zijn zeventigste editie. De eerste werd in 1954 uitgereikt aan Rik Coppens van Beerschot. In 2024 is er slechts één kandidaat-winnaar: Toby Alderweireld van Antwerp. François Colin & Raf Willems brengen de volgende dagen elf portretten van de ‘beste Gouden Schoenen’ aller tijden. De portretten verschenen eerder in hun boek ‘Top 1000 van het Belgisch voetbal’. Nog steeds te koop! Aflevering 9: Marc Degryse.

Gouden Schoen: 1991

Marc Degryse speelde zes jaar voor Club Brugge en zes jaar voor Anderlecht. In Brugge was hij nog een speelvogel, in Brussel werd hij de ‘patron’ van paars-wit en van de Rode Duivels. Technisch behoorde hij tot de besten van zijn generatie, maar hij was bovenal de slimste van allemaal.

‘De Kleine’, zoals Jan Boskamp hem later zou noemen, werd door Club Brugge weggeplukt in Ardooie. Hij vierde als 17-jarige scholier zijn eerste optreden in het eerste elftal van Club Brugge. Hij charmeerde meteen iedereen met zijn fris en frivool spel. Marc zocht de duels op en nodigde zijn maats uit voor de dubbelpass.

Het was gemakkelijk voetballen voor hem. De last van het team werd gedragen door jongens als Jan Ceulemans, Willy Wellens of Jean-Pierre Papin. ‘Marcske’ nam het voetbal nog te licht op. Hij genoot in de eerste plaats van het leven. Waarom het jezelf moeilijk maken als het ook gemakkelijk kan?

Al voor het EK 1984 speelde hij met de Rode Duivels een wedstrijd tegen PSV. Het echte debuut kwam er kort na het EK. Om precies te zijn: één dag voor zijn 19de verjaardag in een vriendschappelijke interland tegen Argentinië. Desondanks ontbrak hij op het WK in Mexico.

Degryse was niet boos op bondscoach Guy Thys, maar op Club-trainer Henk Houwaart, die hem in het slot van de competitie regelmatig op de bank zette. In de bekerfinale van 1986 tegen Cercle Brugge (3-0) beperkte zijn inbreng zich tot zes minuten. In de testwedstrijden om de titel tegen Anderlecht speelde hij precies negentig minuten, verdeeld over de twee wedstrijden.

Pas vanaf 1987 was Degryse niet meer weg te denken uit de nationale ploeg. Dat seizoen was hij één van de allerbeste spelers op de Belgische velden. Zijn collega’s verkozen hem zelfs voor de eerste keer als de allerbeste. Hij had dan ook een groot aandeel in een nieuwe Brugse titel.

Studententijd

Een jaar later verliet hij Club Brugge. ‘Het was noodzakelijk dat ik wegging bij Club. Na een tijd zien de mensen nog alleen de slechte dingen’, zei hij. Bovenal had hij begrepen dat hij zijn levenswijze moest veranderen als hij een echte topper wilde worden. ‘Het leven was te plezant in Brugge. Ik voelde dat ik ermee moest kappen, maar zolang ik in die bende zat, kon ik dat niet. Ik moest er weg, het ging te ver, de mensen zagen nog alleen dat stappen. Ik wilde een soort afscheid van mijn studententijd.’

Degryse zocht een nieuwe uitdaging, zoals dat later ging heten, en leek op weg naar KV Mechelen, dat pas landskampioen was geworden en de macht in het Belgisch voetbal wilde grijpen. Degryse werd al in februari 1989 gecontacteerd door KV-trainer Aad de Mos. De transfer was in de maak, maar een maand later belde De Mos met de melding dat Degryse, net als hij, beter naar Anderlecht ging. Constant Vanden Stock had er het recordbedrag van 90 miljoen frank (2,25 miljoen euro), naar Belgische normen een waanzinnig bedrag in die tijd, voor over om de opgang van Malinwa af te remmen.

De eerste drie maanden in het Astridpark waren fantastisch. Degryse speelde achter diepe spits Marc Van der Linden. Met als absolute uitschieter de uitschakeling van FC Barcelona in Europacup II. Degryse zorgde in de thuismatch voor de 2-0 eindstand en hield zijn team overeind in Nou Camp (2-1 na verlengingen). Sporting ging door tot de finale, waarin het na verlengingen verloor van Sampdoria (2-0).

Een landstitel zat er echter niet in. De Mos kreeg het aan de stok met een aantal spelers en aan het einde van het seizoen pakten heel wat van hen hun biezen. Ook Degryse had problemen met de aanpak van de Hagenaar, die hem aanpakte tijdens het WK 1990. In Italië opende hij de score tegen Zuid-Korea (2-0), maar werd na ruim een uur vervangen in de fatale match tegen Engeland (0-1).

In Brussel werden nadien de plooien met De Mos gladgestreken. Anderlecht werd kampioen en Degryse bewees nog maar eens dat hij beslissende goals kon maken op beslissende momenten. Kort voor tijd maakte hij in de slotminuut het enige doelpunt in de laatste wedstrijd tegen RWDM. Het was de eerste titel voor Sporting in vier jaar. Hij opende ook de score tegen PSV (2-0) in de zogenaamde match van honderd miljoen frank die toegang gaf tot de groepsfase van de eerste Champions League.

Zwarte piet

Degryse werd steeds belangrijker en kreeg in een bepaalde pers de reputatie van regelaar, intrigant opgespeld. Ten onrechte. Het begon bij het ontslag van Luka Peruzovic, de opvolger van De Mos. Anderlecht stond, in het tweepuntensysteem, met 32 op 36 toen de Kroaat aan de deur werd gezet. Paars-wit werd Europees echter uitgeschakeld tegen PSG, omdat Peruzovic na de uitsluiting van David Ginola met vijf man achterin bleef spelen. ‘Komaan jongens’, was zowat zijn belangrijkste verbale inbreng. Geen Europees voetbal meer na nieuwjaar en in de eerste wedstrijd van de terugronde tegen Lommel ging het van 4-0 naar 4-3. Dat was het einde voor de coach.

Ook op het WK in Amerika kreeg Degryse van sommigen de zwarte piet toegeschoven. Hij zou Josip Weber, zijn toekomstige ploegmaat bij Anderlecht, gesaboteerd hebben en het verzet tegen bondscoach Paul Van Himst geleid hebben. Geen van beide verhalen klopte.

Bij Anderlecht bloeide ‘de Kleine’ onder Jan Boskamp inmiddels helemaal open. De flitsvoetballer was, zoals Van Himst het zei ‘geëvolueerd tot een vlijtige werkmier, zonder zijn klasrijke toets te verliezen’.

‘De Kleine’ was een meneer geworden. Hij was de absolute leider van het team en loodste Anderlecht naar drie titels op rij. Anderlecht speelde twee keer 0-0 tegen Milan en leek zelfs tegen de Europese top te kunnen aanleunen. Toen vertrokken Nilis en Albert naar het buitenland en brak er iets bij de Ardooienaar. Een jaar later zette hij ook koers richting buitenland, maar het Engelse voetbal lag hem niet en ook bij PSV zat hij meer op de bank dan hem lief was. ‘Marcske’ keerde terug naar België en beleefde een tweede jeugd. Eerst bij AA Gent, nadien bij Germinal Beerschot.

 

Share.

About Author

François Colin (1948) was achtereenvolgens rubriekleider voetbal en chef-sport van Het Nieuwsblad en senior writer van De Standaard. Na zijn pensioen in 2014 was hij tot 2021 columnist van SportVoetbalmagazine. Hij bracht verslag uit van twee Olympische Spelen, tien EK's en negen WK's voetbal en was aanwezig bij ruim driehonderd interlands van de Rode Duivels. Hij is auteur of co-auteur van een vijftiental boeken over de mooiste sport op aarde.

Leave A Reply