maandag, december 30

Het Gouden Boek van de Beker met de Grote Oren: The Story van FC Porto

Pinterest LinkedIn Tumblr +

 

Antwerp reist deze week voor haar wedstrijd in de Champions League naar het Estadio do Dragao van FC Porto.

Vanuit ‘Het Gouden Boek van de Beker met de Grote Oren. Van Real Madrid 1956 tot Manchester City 2023’ schetst auteur Raf Willems in deze aflevering ‘The Story van FC Porto’.

En dan hebben we het over het magische hakje van Madjer tegenover Jean-Marie Pfaff in de finale van 1987, het eeuwige noodlot en de minnaressen van de president.

 

Het magische hakje van Madjer verdreef even het noodlot

 

Madjer! Het hakje! Het fabuleuze hieltje van Rabah Madjer! De Algerijnse spits vreesde dat de bal aan hem voorbij zou gaan. In een flits van souplesse en suprematie tikte hij hem in de 77 ste minuut van de finale van de Europa Cup der Landskampioenen in 1987 vanachter het standbeen in het doel. Bayern München controleerde de nochtans de partij en telde af naar het eindsignaal. Vier minuten later legde Juary Jean-Marie Pfaff opnieuw in de luren. FC Porto kegelde Bayern omver: 2-1! De Beker met de Grote Oren pronkt sindsdien in de havenstad aan de Atlantische Oceaan. Dankzij Madjer. Rabah Madjer, 29 doelpunten in vijftig optredens. Hij gaf met een doelpunt ook nog het Uruguayaanse Penarol een oplawaai in de Intercontinentale Cup (1-0). Zo werd FC Porto in het voor haar gezegende jaar 1987 ineens de mondiale nummer één. Daarna kleefde de stilte als een schaduw aan zijn been. Madjer cashte nog wel een transfer naar FC Valencia, maar stond sneller terug op de stoep van het Estadio das Antas: vier goals in veertien beurten. Hij pikte nog geregeld zijn doelpuntje mee, maar het grote floreren van de topjaren 1986 en 1987 behoorde tot het verleden.

O Groupo do destino: het gezelschap van het fatalisme helpt FC Porto

Na het aanvankelijke feest kreeg het ‘noodlot van FC Porto’ hem ook te pakken. Het eeuwige noodlot, dat volgens de overlevering aan de basis lag van de oprichting van de club met het levensgevoel van O Groupo do destino. Vrij vertaald: het gezelschap van het fatalisme en de melancholie. Deze vriendenkring van jongeren verdiepte zich op het einde van de negentiende eeuw in het wezen van de ‘fin-de-siècle’-sfeer in de stad. Meer dan zevenhonderd mensen gooiden zich in die jaren van de brug Ponte Dom Luis 1 en stapten vroegtijdig uit hun lijden. Om het leven op te fleuren hield O Groupo tussen de gesprekken over de treurnis door grote braspartijen met de favoriete dranken van de stad. Op 28 september 1893 bracht wijnhandelaar Antonio Nicolau de Almeida licht in de duisternis, na een trip door Engeland. Hij stichtte FC Porto, dat echter amper van de grond geraakt. O Groupo besloot de vereniging nieuw leven in te blazen en stuurde haar lid José Monteiro da Costa naar de voorzittersstoel. De Futebol Club maakte goede sier en talrijke andere sportafdelingen, van boksen tot waterpolo, sloten aan. Tussen 1922 en 1940 braken de koningsgezinde blauw-witten – de kleuren van het Hof – dermate door dat ze met zes landtitels aanmeerden op de rivier Douro.

Doorbraak na de Anjerrevolutie van 1974

Daarna viel de club in een diepe slaap. De katholieke dictator Salazar concentreerde alle macht in de hoofdstad Lissabon. Enkel de Braziliaanse trainer Knippe (1956) en zijn opvolger Guttmann (1959) bluften Benfica en Sporting af. Vervolgens weer twintig lange jaren het grote niets. FC Porto kroop pas uit de schulp na het verdrijven van het tirannieke regime door de Anjerrevolutie van 1974. Het democratische ontwaken van het land haalde ook de economische ontwikkeling uit de lethargie. Porto, met zicht op de wereld via de Atlantische Oceaan, benutte van dan af al zijn maritieme mogelijkheden om zich op te werpen tot handelsmetropool van Portugal. Aanvankelijk nog aarzelend, al snel zonder remmingen. De nieuwe wind kwam van het duo Jorge Nuno Pinto da Costa (1937) en José Maria Pedroto (1928-1984). De jonge bestuurder en de lichtelijk bejaarde coach. Pinto da Costa en Pedroto voedden de anticentralistische sentimenten tegen Lissabon. Zakenman Da Costa duwde met zijn ondernemersinstinct de socialistische Anjeromwenteling in liberale richting.

 

Omwenteling dankzij ‘president’ Pinto da Costa en ‘coach’ Pedroto

Pedroto, die zich om de ontwikkeling van de jeugd bekommerde, jutte zijn spelers op met assertieve speeches. Tot vreugde van de fans. De ‘oude’ José Maria Pedroto – bijgenaamd Zé do Boné, naar een populaire Portugese stripfiguur – was immers in de jaren vijftig dé vedette van de ploeg geweest.

 

FC Porto won in 1977 de Taça de Portugal, de beker, en in 1978 en 1979 juichte de stad om de dubbelslag in de competitie. Het was een eerste deuk in het bastion van Benfica. Na interne disputen vanwege het missen van de ‘tri’, oftewel de derde opeenvolgende titel in 1980, verdwenen de braniemakers van het voorplan. Pinto da Costa bereidde achter de schermen zijn grote sprong voorwaarts voor. In 1982 won hij de verkiezingen voor het presidentschap en zat hij steviger in het zadel dan ooit. Vanaf dat moment deelde de ambitieuze en ogenschijnlijk innemende streber de bevelen uit. Hij haalde onmiddellijk Pedroto terug, die zich intussen amuseerde met het bescheiden Vitoria Guimaraes. Onder Pinto da Costa kreeg de klassieke rivaliteit tussen noord en zuid een hele scherpe ondertoon. Ze zou zich van 1985 af volledig vanuit een wonderbaarlijke versnelling in het voordeel keren van de Dragoes of Draken.

Pedroto stuurde topschutter Fernando Gomes de vuurlijn in en leidde Porto naar de finale van de Europa Cup der Bekerwinnaars in 1984. Het sterkere Juventus brak het verzet: 2-1. De toekomst lachte FC Porto echter toe. De jeugdpolitiek van Pedroto rendeerde: zeven internationals verbaasden Europa met een halve finale op EK in Frankrijk 1984. Met als bekendste namen: Joao Pinto, Pacheco, Sousa en Gomes. Het noodlot sloeg toe: Pedroto overleefde zijn strijd tegen kanker niet. Hij stierf in 1984, amper 56 jaar oud.

 

 

Met Rei Artur Jorge en Tomislav Ivic naar de internationale roem

 

Pinto da Costa handelde bliksemsnel en promoveerde de jonge aan de universiteit van Lissabon afgestudeerde germanist Arthur Jorge  tot Pedroto’s opvolger. Jorge – geboren in Porto, maar tussen 1969 en 1975 vier keer kampioen met Benfica – begreep dat hij goudklompjes in handen had. De emotionele dertiger met de walrussnor corrigeerde de autoritaire stijl van Pedroto en schiep ruimte in het elftal voor creatieve jongens als Madjer, Futre en Casagrande. Na titels in 1985 en 1986 opende Jorge een  nieuw front: de jacht op de Europa Cup. In 1987 sneed zijn aan honderd per uur ‘tegenaanvallende’ ploeg de levensader door van de grote favoriet Dynamo Kiev: 2-1 thuis, 1-2 uit.

De hele stad leefde op een wolk naar de finale in Wenen toe. Toen daagden de oude geesten van O Groupo do destino weer op: minder dan 120 uren voor de grote dag brak drievoudig topschutter Fernando Gomes zijn been! Desondanks: het ‘bescheiden’ FC Porto legde het ‘grote’ FC Bayern over de knie! Tijdens het feestrumoer maakte Jorge – intussen omgedoopt tot Rei Artur, Koning Arthur – in alle stilte zijn rekening. De proporties rond zijn figuur zwollen aan, hij besefte dat hij de verwachtingen niet zou kunnen inlossen. Hij verzilverde meteen zijn naamsbekendheid en ruilde zijn onstuimige geboortestad voor het zakelijke Parijs, waar hij het oude Racing Club uit de vergetelheid moest tillen. Wat hij, vanzelfsprekend, niet tot een goed einde bracht. Jorge werd een wereldreiziger zonder bagage: zeventien clubs en nationale elftallen in twee decennia. Met amper een trofee in de koffer. De eeuwige doem in plaats van roem? Opvolger: Tomislav Ivic, de mathematisch ingestelde Joegoslaaf. Ivic bekeek het voetbal door een wetenschappelijke bril en zwoer bij ingestudeerde patronen zonder franje. Zijn methode sloeg overal aan, al zat er steeds snel sleet op: titel en beker in 1988, Europese Super Cup en Intercontinentale Cup. En dan: wegwezen.

De minnares en het steeds weerkerende noodlot

 

De Azuis e Brancos, de blauw-witten, plukten stilaan de oogst van het werk in de diepte van Pinto da Costa: het paradepaardje van zijn vriend en voetbalmentor Pedroto, de jeugdopleiding. Uit de kweekkamer van de club rolde het ene talent na het andere. De goudmijn opende zich voor Da Costa. Hij kende ook een ander talent: ‘het rokkenjagen’. Vele jaren later stuurde hij één van zijn minnaressen de laan uit. De voormalige luxe call girl nam wraak. Ze beschuldigde da Costa van het omkopen van scheidsrechters door hen in de watten te leggen met geleide bezoeken aan bordelen.

De beklemming van O Groupo do destino waart nog steeds rond. Het noodlot, niets dan het noodlot. Daar veranderde zelfs het magistrale hakje van Madjer niets aan.

Share.

About Author

Raf Willems (1960) noemt zichzelf voetbalschrijver met een boekenkast. Hij is uitgever en auteur van meer dan 40 boeken over ‘voetbal met een knipoog naar geschiedenis & samenleving’ en schreef voor het Nederlandse weekblad Voetbal International (1995-2000), de krant NRC Handelsblad (2001-2006) en de website Stichting meer dan Voetbal (2008-20014). Sinds 2014 Initiatiefnemer van voetbaldenktank & onlineplatform De Witte Duivel.

Leave A Reply