Het Belgisch profvoetbal viert dit seizoen zijn vijftigste verjaardag. Auteur Raf Willems brengt wekelijks een serie van 25 portretten uit de eerste 25 seizoenen toen ons clubvoetbal zijn beste – met talrijke Europese successen – tijdperk beleefde. Hij voerde deze gesprekken de voorbije decennia en in functie van in 2020 verschenen boek O Belgisch Voetbal. Hoogtepunten en sterke verhalen van 1920 tot 2020. Vanuit het motto: de verhalen zijn belangrijker dan de resultaten.
In 1976 won Sporting Anderlecht haar én Belgiës eerste Europese beker na een spetterende 4-2 zege in het Heizelstadion te Brussel tegen West Ham United. In het toernooi om de Europa Cup der Bekerwinnaars. Met dank aan twee doelpunten van François Van der Elst. En aan zijn unieke samenspel met de Nederlandse linksbuiten Rob Rensenbrink, wereldbekerfinalist in 1974 en 1978. Veertig jaar later zocht ik hem op in zijn Snooker Palace in Opwijk. Om er te spreken over de telepathie tussen zijn turbosnelheid en die van het dribbelgenie van Rensenbrink.
Telepathie tussen turbosnelheid van François Van der Elst en dribbelgenie Rob Rensenbrink
‘One of these nights, one of these crazy old nights’. De vrolijke schaduw van de song van The Eagles zoemde over die zwoele avond van de vijfde mei van 1976. Op de affiche in Brussel: Anderlecht-West Ham United, les mauves et blancs versus the claret and blue. Feeststemming op de Heizel, waar meer dan 50.000 fans een ticket betaalden voor de finale. Anderlecht kende meeval bij de loting: Rapid Boekarest, de Joegoslavische tweedeklasser Borac Banja Luka, derdeklasser Wrexham uit Wales en het weinig enthousiasme oproepende Sachsenring Zwickau uit het voormalige Oost-Duitsland. Met West Ham trof men ook al niet het stabielste elftal van Engeland.
François Van der Elst, destijds jonge spits, omschreef Anderlecht tijdens ons gesprek terugblikkend als een ‘mix van routine (doelman Jan Ruiter, linksachter Jean Thissen en controlerende middenvelder Jean Dockx), klasse (de Nederlandse wereldbekerfinalisten spelmaker Arie Haan en linksbuiten Rob Rensenbrink) en jong talent (voorstopper Hugo Broos, rechtsachter Gilbert Van Binst, aanvallende middenvelder Ludo Coeck, linksmidden Frank Vercauteren). Hij vergat, bescheiden als hij was, zichzelf te vermelden.
François Van der Elst vatte daarna de match als volgt samen: ‘De Engelsen knalden er van bij het begin op los en Holland stak al voor het half uur de 0-1 voorbij Ruiter. Pas dan dachten we zelf aan aanvallen. Net voor de pauze – 42 ste minuut – en net erna – 48 ste minuut – draaiden de dribbelende Robby en ikzelf met een spurt de score om. Robson bracht de Engelsen langszij maar dat deerde ons niet. Vier minuten later zocht Rensenbrink kronkelend de weg naar het doel en ik counterde op topsnelheid in de 87 ste minuut naar de 4-2. Een van de mooiste doelpunten uit mijn loopbaan en zeker het belangrijkste voor Anderlecht. We droegen onze Nederlandse coach Hans Croon op onze schouders rond het veld. Dat was ons afscheid want hij lag zeer goed in de spelersgroep en zijn vervanger Raymond Goethals was eerder aangekondigd door president Constant Van den Stock. Croon bedankte ons met een langspeelplaat: iedereen ontving van hem Jonathan Livingston Seagull van Neil Diamond. Die behandelde thema’s als ‘hoog vliegen’ en ‘diep vallen’, zoals zeemeeuwen plegen te doen. En ook dat men altijd oog moet hebben voor het collectieve en het samenspel. Alleen staat men uiteindelijk nergens. Dat bewezen we met Anderlecht die avond, toen we als eerste Belgische club een Europabeker wonnen.’
Het uitmuntende partnerschap tussen Van der Elst en Rensenbrink bezorgde Anderlecht Europese doelpunten bij de vleet. De dromende dribbelaar op links zocht en vond blindelings de snelle schakelaar op rechts, en omgekeerd. Brothers in arms, de schrik van Europa. Techniek ontmoette snelheid. Een mooier compliment was voor François Van der Elst niet denkbaar. En dat verduidelijkte hij ook aan het einde van ons gesprek.
‘Mijn samenspel met Rob Rensenbrink was fenomenaal. Hij is de beste voetballer waar ik ooit mee gespeeld heb. We waren compleet verschillend: de dribbelaar versus de snelle man. We voelden elkaar zo aan. Als hij de bal had, wist ik wanneer ik moest gaan. Ik keek naar de verdediger zijn positie en dook in zijn rug. Van Robbie leerde ik alles. Onder meer dat je niet zenuwachtig hoeft te zijn voor een topmatch. Hij speelde twee wereldbekerfinales met Nederland. Samen scoorden we vijftig Europese goals voor Anderlecht en we wonnen niet alleen de Europa Cup voor Bekerhouders van 1976, maar ook die van 1978 en bovendien twee Europese Super Cups in dezelfde jaren tegen respectievelijk Bayern München en Liverpool FC. Vooral tijdens deze avonden haalden Robby Rensenbrink en ik samen ons hoogste niveau. Ik ben blij met de waardering die ik steeds van hem kreeg. Rensenbrink was toch echt een voetballer van wereldklasse en hij noemde ons als een soort twee-eenheid, vanwege de vorm van telegeleidheid tussen ons. Dat stemt mij trots.’
En van die telegeleidheid tussen Rob Rensenbrink en François Van der Elst was op die avond van de vijfde mei 1976 niet alleen West Ham United en het Heizelpubliek getuige, maar ook heel Europa.