We zijn 6 april vandaag en precies op die dag 125 jaar geleden gingen de eerste Olympische Spelen van de moderne tijden in Athene van start. De moderne spelen omvatten dus ondertussen drie eeuwen. Het voetbal stond nog in zijn kinderschoenen en op die eerste editie was er dus nog geen voetbaltoernooi. De FIFA werd eerst in 1904 opgericht. Maar in 1900 was voetbal een demonstratiesport en België won de bronzen medaille, goud en zilver waren voor Groot-Brittannië en Frankrijk. Nu, die medaille is ook niet zo speciaal aangezien er maar drie landen deelnamen.
Eerste wereldkampioen voetbal
Zoals bekend, het zou tot 2 september 1920 duren vooraleer op de Olympische Spelen van Antwerpen ons landje goud haalde op de eerste intercontinentale competitie en daarmee eigenlijk en feitelijk de allereerste wereldkampioen voetbal is geworden. In die beginjaren was voetbal in ieder geval een beetje het lelijke eendje. Het is ook nooit de belangrijkste sport op de Spelen geweest. Die rol was en is nog steeds weggelegd voor atletiek, zwemmen en turnen.
In ieder geval er is een groot verschil tussen de Olympische Spelen van toen en nu. Van een soort randfenomeen voor rijke mensen tot het grootste sportevenement ter wereld. Olympisch goud betekent eeuwige roem. Misschien daarom lijkt het interessant om eens kort te kijken naar de oorsprong van die Olympische Spelen, en in het bijzonder een van de meest mythische nummers op die spelen: de marathon.
Hoe zou Vlaanderen er hebben uitgezien in 490 voor Christus? Veel bossen waarschijnlijk. Maar toch al bewoond. Hier woonden Galliërs. Het waren vermoedelijk landbouwers. Van gevechten zijn er geen sporen terug te vinden. En ook niet van loopwedstrijden. Dobbelen deden ze misschien wel. Volgens sommige ongecontroleerde bronnen en stripverhalen soms zelfs om vrouwen. Op datzelfde ogenblik is er in Griekenland – toen het middelpunt van de westerse wereld – wel van alles aan de gang. De Grieken, eigenlijk de Atheners, hebben hun handen vol met de agressieve Perzen, want de eigenwijze Spartanen willen niet helpen. De Perzen willen vanaf de zee naar Athene oprukken. Ze zijn numeriek in de meerderheid, maar toch slagen de Atheners onder aanvoering van Miltiades erin om hun tegenstanders in de Eerste Perzische Oorlog te verslaan.
35 of 42?
Een telefoontje of een sms’je zou natuurlijk volstaan hebben om de boodschap aan het thuisfront te melden. Er is echter wel een probleempje, die dingen bestaan nog niet. En zelfs duiven hebben nog een vrij leven. Dan zit er niets anders op dan iemand over land te sturen. Zo gezegd, zo gedaan. Volgens “(sport)journalist” Herodotos stuurt de legerleiding Pheidippides in volle wapenuitrusting op pad. Op een heuvelachtig parcours loopt hij van Marathon naar Athene, een afstand van … ongeveer 35 km. En wij die dachten dat een marathon 42 km bedroeg. Het kan natuurlijk wel zo zijn, dat onze held niet in een rechte lijn is gelopen en hier en daar een wegwijzer heeft gemist, maar Google Maps houdt het op 35 km. Onze vriend komt thuis aan, slaagt er nog in om χαιρετε νικωμεν (Hallo, we hebben gewonnen) te zeggen, maar valt dan morsdood, nog voor hij de kans krijgt om een flesje Aquarius te drinken om zijn fysieke huishouding op orde te brengen.
Grappig is wel dat zijn naam uit twee delen bestaat, waarbij pheidon gierig betekent en het tweede deel naar ippos of paard verwijst. Dat zou dus ongeveer betekenen dat men te gierig was om een paard te sturen. In een andere bron heet de man echter Philippides, en dat betekent dan weer paardenvriend. Maar ook daar zal hij tijdens zijn tocht niet veel aan hebben gehad.
Nu vraagt u zich waarschijnlijk af waarom we hier op deze plaats over een historisch zeer twijfelachtig feit uitweiden. Wel, daar is een goede reden voor. Het is niet enkel 125 jaar geleden sinds de eerste Spelen, maar het was vorig jaar precies honderd jaar geleden dat de zevende Olympische Spelen in Antwerpen werden gehouden. Een geschenkje voor poor little Belgium dat tijdens de Eerste Wereldoorlog zo kranig weerstand had geboden aan die vermaledijde Duitsers.
Zotten en luieriken
Zoals gezegd, je kan de Olympische Spelen van 1920 nauwelijks vergelijken met de megalomane organisaties van vandaag. De gewone burger werd trouwens nauwelijks op de hoogte gehouden van het evenement. De Spelen van 1920 werden over verschillende maanden gespreid (van 12 april tot 20 september), met sporten zoals touwtrekken, wipschieten en polo.
Maar eerst nog even terug naar de geschiedenis. Waarom heeft men een zo lange loopwedstrijd op het programma van de Olympische Spelen gezet? Een marathon mag dan nu mits een goede voorbereiding min of meer vanzelfsprekend zijn, dat was een eeuw geleden zeker niet het geval. Volgens de goegemeente was dat enkel voor “zotten” en “luieriken” (lees: mensen die niet willen werken) weggelegd. De reden moeten we zoeken bij de oprichters van de eerste moderne spelen in 1896 in Parijs. Zij wilden – onder leiding van baron Pierre de Coubertin – op een of andere manier een link leggen met het klassieke Griekenland van onze vriend Pheidippides en de idealen van die olympische geest.
En hoe kan dat beter dan met een loopwedstrijd die naar dat Griekse dorpje werd vernoemd? De afstand lag aanvankelijk niet vast en bedroeg ongeveer 40 km, of 25 mijl. Die moderne afstand van 42,195 km (26 mijl) werd pas in 1908 vastgelegd. Omwille van het vertrek vanuit Windsor Castle en de aankomst voor de royal box werd de afstand met een mijl verlengd. En zo komen we tot de huidige afstand. En toch was het in Antwerpen weer anders met de langste marathon uit de olympische geschiedenis: 42,750 km. We weten niet waarom, maar het maakt de prestatie van de winnaar, de Fin Hannes Kolehmainen, des te indrukwekkender.
Kolehmainen wint
Het was voor een 22e augustus behoorlijk koud, slechts twaalf graden. En het motregende de hele race. Iets wat volgens de kenners van toen een voordeel zou zijn geweest voor de lopers. Er meldden zich 48 deelnemers uit 17 landen. Slechts 35 atleten haalden de aankomst. In tegenstelling tot vandaag was het parcours geen uitgetekende ronde, maar een heen-en-terugparcours.
Op de Duitse Wikipediapagina lezen we:
Toen de lopers het stadion verlieten, voerden de Zuid-Afrikaan Christopher Gitsham – zilverenmedaillewinnaar van 1912 – en de Belg Auguste Broos het veld aan. Na acht kilometer vormde zich een vierkoppige kopgroep: Kolehmainen, Gitsham, Broos en Ettore Blasi. Op het keerpunt liepen Gitsham en Kolehmainen alleen vooraan, Broos en Blasi liepen op 48 seconden. Iets verderop lagen Jüri Lossmann en Juho Tuomikoski. Gitsham kon Kolehmainen lange tijd volgen, maar moest aan km 37 met een blessure opgeven. Naarmate de race vorderde, kwam Lossmann – een underdog – steeds dichterbij. De toptijden van Lossmann over 5.000 en 10.000 meter lagen ongeveer vier minuten onder die van Kolehmainen. Lossmann haalde Kolehmainen in en de twee renden een paar kilometer samen. Uiteindelijk kon de Fin slechts met een relatief kleine marge van 12,8 seconden winnen.
Laurierkrans
De petite histoire vertelt dat Grisham weken op het parcours had getraind, maar door een kapotte schoen en bloedende voeten moest opgeven. En dat zilverenmedaillewinnaar Lossmann beweerde dat hij zou gewonnen hebben indien zijn Estse ploegmaats niet voor een daguitstap hadden gekozen in plaats van hem te helpen. En de Italiaan Arria was zo blij met zijn derde plek dat hij in het Beerschotstadion bij de aankomst het uitzinnige publiek op een drievoudige radslag trakteerde. Andere bronnen zeggen dan weer dat het niet Arria was, maar onze landgenoot Broos die deze “halsbrekende” toeren uithaalde. De Coubertin sprak zelfs van een dubbele salto mortale.
Maar dit alles doet niks af aan de fenomenale prestatie van de Finse winnaar Hannes Kolehmainen, toen al een gerenommeerd atleet. Op de Olympische Spelen van 1912 had hij al drie keer goud (5000 m, 10000 m en veldlopen) en een keer zilver (ploegenrangschikking veldlopen) gewonnen. Als Smiling Hannes werd hij zo de eerste van de zogenaamde “vliegende Finnen”, een reeks van succesrijke Finnen, met Paavo Nurmi als belangrijkste en bekendste en Lasse Virén als laatste vertegenwoordiger. Wil je overigens de uitrusting van Kolehmainen bewonderen, het Olympisch Museum van Helsinki leende die uit aan het Sportimonium in Hofstade voor hun tentoonstelling rond de Olympische Spelen van 1920.
Hoewel de marathon een halve kilometer langer was dan de officiële afstand liet Kolehmainen met zijn 2.32.35 u. een fenomenale verbetering van het wereldrecord (het oude was van de Zweed Alex Ahlgren met 2.36.07 u. over 42,195 km) en het olympisch record (op naam van de Zuid-Afrikaan Ken McArthur met 2.36.54 u. over 40,2 km) optekenen. Kolehmainen werd volgens Wilfred Kent-Hughes, een Australische deelnemer en latere minister van zijn land, superenthousiast onthaald. De toeschouwers sloegen hem een Finse vlag rond de schouders en hij kreeg een laurierkrans op zijn hoofd en moest nog een ereronde lopen. Dat lijkt allemaal vanzelfsprekend nu, maar dat was het toen niet.
Andere tijden en veel volk
Dertig deelnemers kregen een diploma, omdat hun tijd slechts 25% trager was dan de winnaar. In de praktijk betekende dit dat de vijf laatsten meer dan 3.10 u. over de marathon hadden gedaan en met lege handen achterbleven. Er deden overigens vier Belgen mee: Auguste Broos (26 jaar, vierde in 2.39.25 u.), Charles Melis (27e in 3.00 u.), Oscar Bronsaer (30 jaar, 34e in 3.20 u.) en Desiré Van Remortel (opgave).
Auguste Broos eindigde inderdaad net naast het podium, de slechtst mogelijke plaats. Hij had nochtans mee de wedstrijd gemaakt, maar kon uiteindelijk niet volgen. Anders zou hij de eerste Belgische medaillewinnaar ooit op een atletieknummer zijn geworden.
Het parcours van die marathon is nu nog te reconstrueren. De atleten liepen eerst anderhalve ronde in het Olympisch Stadion en vertrokken via de huidige VIIe-Olympiadelaan over de Boomsesteenweg tot in Aartselaar, waar ze linksaf sloegen richting Reet en Rumst om dan ter hoogte van de vroegere dancing Misty in de Bussestraat de N1 op te draaien en via Waarloos richting Kontich te lopen. Tot aan de Reep, of zoals de Italiaanse Wikipedia het zo mooi schrijft: dove si trovava il “giro di boa” della mezza maratona (21,375 km) nelle vicinanze della Cappella di Reepkens. (Vertaling: waar zich het keerpunt van de halve marathon in de buurt van de Reepkapel bevindt) Het is natuurlijk niet eenvoudig om uit te maken waar het keerpunt precies lag. Maar in ieder geval waarschijnlijk voor de vroegere spoorweg, want op de spaarzame foto’s die we van de marathon hebben is er van die overweg niks te bespeuren. Er werd wel gedraaid rond een tafel waarop wat drank stond. Vlak erbij zie je een paal met een olympische vlag, trouwens voor het eerst in Antwerpen gebruikt. Je ziet ook veel volk.
125 jaar na de start van de eerste Olympische Spelen zijn het in ieder geval andere tijden. Met volk dus. Iets waar we nu reikhalzend naar uitkijken. Bij een Olympische marathon. Maar ook bij het voetbal.