De Champions League is een waar doelpuntenfeest. Vorige week vielen er op de derde speeldag maar liefst 71 goals in achttien wedstrijden. Eentje te weinig om aan een gemiddelde van vier per match te komen. Ronduit indrukwekkend. Ter vergelijking: in de Jupiler Pro League zitten we dit seizoen aan 243 goals in 96 wedstrijden, een gemiddelde van 2,53.
Geweldig nieuws dus. Helaas niet. De goals zijn immers niet eerlijk verdeeld. De 22 teams (ook dat oogt niet echt eerlijk) uit de vijf grootste competities (Duitsland, Engeland, Frankrijk, Italië en Spanje) scoorden 54 keer. Gemiddeld 3,23 keer. De veertien ‘kleintjes’ moesten tevreden zijn met 17 treffers. Gemiddeld 1,21 per duel.
Op het eerste gezicht lijken die cijfers nog mee te vallen, maar dat doen de reële uitslagen allerminst. Dit zijn de belangrijkste resultaten van groot tegen klein: Bayern-Club Brugge 4-0, Chelsea-Ajax 5-1, Barcelona-Olympiakos 6-1, Newcastle-Benfica 3-0, Union-Inter 0-4. En de uitzondering die de regel bevestigt: PSV-Napels 6-2. De Eindhovenaars scoorden één keer minder tegen de kampioen van de Serie A dan de acht andere clubs uit de kleinere voetballanden tegen de grote jongens samen.
En eigenlijk zijn de uitslagen nog verontrustender. Dit zijn de resultaten van enkele duels tussen de groten: Arsenal-Atletico Madrid 4-0, Bayer Leverkusen-Paris Saint-Germain 2-7 en Eintracht Frankfurt-Liverpool 1-5, de Engelse kampioen die voor en na dit duel vier keer op rij verloor in eigen land.
Kanonnenvlees
Voor de Belgische clubs werd het een ruw ontwaken. De start van deze campagne was geweldig. Club Brugge speelde kat en muis met Monaco (4-0) en Union haalde het in Eindhoven (1-3). De Monegasken verkeerden echter in staat van ontbinding en stuurden intussen hun coach wandelen. PSV had, als het geluk anders was verdeeld, even goed kunnen winnen.
Op speeldag twee volgde de ontnuchtering. Blauw-zwart verloor eervol bij Atalanta (2-1), maar Union ging met de billen bloot tegen Newcastle (0-4). Speeldag drie was balen over de hele lijn voor onze vertegenwoordigers: 8-0 in doelpunten. Volgende week staan Barcelona (voor Club) en Atletico Madrid (voor Union) op het menu. Hou ramen en deuren dicht.
De kleinere clubs zal je echter niet horen reclameren. Zij zijn blij met de miljoenen die Uefa hen toeschuift om als kanonnenvlees te dienen. Het zijn vooral een aantal groten die zeggen dat het zo niet verder kan. Karl-Heinz Rummenigge, bestuurslid van Bayern München, klopte onlangs nog maar eens op dezelfde nagel: ‘We kunnen niet doorgaan met constant de lonen en transferbedragen op te trekken’, zei hij. ‘Dit is geen ernstige manier van werken. In Engeland zijn clubs eigendom van miljonairs en zelfs van staten, zoals Saoedi-Arabië en Qatar. We moeten de loon- en transferkosten terugbrengen naar 70, 60 en nog beter 55 procent van de inkomsten. We moeten naar een gezamenlijke oplossing. Clubs, spelers en makelaars moeten dringend samenzitten en de toekomst bespreken.’
Goed gezegd, Karl-Heinz. Hij vergeet echter dat de andere clubs van de Bundesliga in eigen land in een gelijkaardige situatie verkeren ten opzichte van Bayern. De club uit Beieren werd de voorbije dertien jaar twaalf keer Duits kampioen en is lang geen uitzondering. Paris Saint Germain zit aan elf titels in dertien jaar Ligue Un. In de drie overige topcompetities is er nog een beetje competitie: in Spanje wisselen Barcelona (vijf keer) en Real Madrid (vier keer) elkaar geregeld af, in het voorbije decennium kon Atletico Madrid zich een keer tot de beste kronen. Italië telde met Inter, Napoli, Milan en Juventus nog vier verschillende kampioenen in het voorbije decennium, nadat Juve negen titels op rij had gevierd. In Engeland kroonden Manchester City (zes keer), Liverpool (twee keer), Chelsea en zowaar Leicester City zich tot kampioen.
In ons land is het nog niet zo erg, maar Club Brugge en Union lijken de komende jaren de buit te gaan verdelen. Club pakte in tien jaar zes titels, Union (2025), Anderlecht (2017), Racing Genk (2019) en Antwerp (2023) konden het patroon doorbreken.
En het zal in heel Europa alleen erger worden. De Uefa heeft een plan om de tv-contracten voor het Europees voetbal nog maar eens op te trekken en het grootste deel van dat geld gaat naar de Champions League. Experts geloven echter dat het plafond voor sportrechten zo goed als bereikt is en dat meer geld voor Europees voetbal ten koste gaat van de nationale tv-contracten.
Frankrijk beet de spits af en ons land lijkt de volgende in de rij. Niemand durft op dit moment de garantie geven dat we volgende maand nog Belgisch voetbal op de buis krijgen. De Pro League speelt met het idee om met een eigen zender te starten. Hoe lang het duurt om zo’n zender op te starten, is onduidelijk. En of die leefbaar is, nog veel minder.
In Frankrijk bleek het de enige piste die nog restte, maar dat is een markt met bijna 70 miljoen potentiële klanten. Het is ooit ook al geprobeerd in Nederland. De KNVB begon op 18 augustus 1996 met Sport 7. Het was de grote droom van John de Mol jr (de mediatycoon die onder andere The Voice wereldwijd lanceerde). Met zijn bedrijf Endemol strikte hij machtige aandeelhouders als Philips, KPN, De Telegraaf en ING. Koos Postuma, toen een van de bekendste tv-presentatoren van Nederland, was het gezicht van de zender. Samen met het jonge talent Wilfred Genee (de man van Voetbal Inside dat onlangs opnieuw de Televizier-ring won als populairste programma). Analisten waren onder andere Willem van Hanegem, Wim Kieft en Hans Kraay jr, grote namen dus. Vier maanden en 100 miljoen gulden (ongeveer 40 miljoen euro) verlies later werd de stekker uit Sport 7 getrokken.
Onontkoombaar
Van een ‘gelijk speelveld’ is in het voetbal absoluut geen sprake meer. Goed werken wordt vaak afgestraft. Je beste spelers worden immers weggehaald. Weliswaar voor veel geld, maar het betekent dat er jaar na jaar opnieuw moet worden begonnen en het vervreemdt de fans die seizoen na seizoen nieuwe namen op hun bord krijgen.
Pas echt dramatisch is dat door het vele geld in het voetbal de situatie van de meeste clubs onomkeerbaar is geworden. Wie geen geld heeft, kan de top (Europees of nationaal) niet meer bijhalen. Tenzij er iemand met een massa geld voorbijkomt, maar de geschiedenis bewijst dat dit niet blijft duren. Tenzij je mecenas een (olie)staat is.
Zo kan het niet verder. Clubs uit kleinere voetballanden tellen internationaal nog nauwelijks mee, maar kunnen in de Champions League zoveel geld opstrijken dat ze nationaal boven de rest uittorenen. Een heuse Europese competitie waarin de deelnemers dezelfde financiële kansen hebben (en de nationale inkomsten de verhoudingen tussen teams uit verschillende landen niet meer scheeftrekken) lijkt op termijn onontkoombaar. Als al deze clubs uit de nationale competities verdwijnen, kan ook daar de spankracht terugkeren. En mits een systeem van stijgen en dalen tussen de Europese topcompetitie en de nationale reeksen behoudt iedereen uitzicht op een plaats bij de top en is er geen sprake van een gesloten competitie.