Bij het afscheid van Rik Van Looy: een stalen karakter en een grenzeloze eerzucht waren de bondgenoten van de Kempenaar.
Nooit ging Rik Van Looy de bitsige tweekampen uit de weg, ze waren voor hem vaak de stimulans om zichzelf naar een hoger platform te hijsen. Het geknok met Rik Van Steenbergen, de rivaliteit met Eddy Merckx die hij grijnzend bestreed. Hij vond dat schitterend. Merckx geraakte er zo geïrriteerd door dat hij zich één enkele keer, in Milaan-Sanremo, net voor de Poggio, tot in laatste positie van het peloton liet afzakken, om wat extra olie op het vuur te gieten. Maar Van Looy bleef gewoon bij hem. Dat Merckx zich daaraan stoorde begreep hij niet. Hij vond het maar normaal dat hij zijn wedstrijd oriënteerde op de beste man. Hij had dat in zijn carrière genoeg meegemaakt: iemand die zich in zijn wiel vastbeet en hem vervolgens in de spurt klopte. Van Looy deed er achteraf nooit zijn beklag over.
Eigenlijk hield Rik Van Looy van controverses. Hij vergrootte ze vaak uit. Toen hij in 1963 een memorabel wereldkampioenschap in Ronse verloor tegen Benoni Beheyt en dit het land haast in twee kampen verdeelde, vond hij het prachtig dat dit voor zoveel beroering en polemieken zorgde. Beheyt had in die wedstrijd krampen voorgewend toen Van Looy hem vroeg om de spurt aan te trekken. En werd vervolgens wereldkampioen. De media bliezen dat incident op, de supporters pikten daarop in, Van Looy zou later bewust tegen Beheyt hebben gereden en zijn carrière hebben gebroken. Van Looy ontkende dat steeds en zei dat hij het spel graag meespeelde. Overal waar Van Looy en Beheyt aan de start verschenen kon je over de koppen lopen. En daar ging het volgens hem om: dat je je sport mee hielp verkopen.
IJZEREN HAND
Rik Van Looy, de enige renner die alle topklassiekers won, was een vat vol spieren. Hij regeerde via zijn luitenant Edgard Sorgeloos met ijzeren hand zijn ploeg, hij had zich omringd met een squadra die hem moest bijstaan in zijn honger naar succes. Van Looy bezat het egocentrische karakter dat eigen is aan grote kampioenen. En hij spuwde vaak vuur, deze in een gewoon gezin opgegroeide Kempenzoon die nooit braaf in het gareel liep en ook verbaal sterk uit de hoek kon komen. Van Looy vond zichzelf absoluut niet moeilijk. Hij wilde alleen dat zijn ploegmaats hun werk deden. En hij steigerde ook als ze zich verstopten. Het rollenpatroon was heel duidelijk: de ploeg draaide rond hem. Wie zich daarmee niet kon verzoenen, moest niet komen. Er was sprake van een strikte hiërarchie. Als Van Looy in een grote ronde vier ritten had gewonnen, dan joeg hij op een vijfde zege. Veel meer dan een ploegmaat aan een overwinning te helpen. Hij deelde nooit geschenken uit, hij liet geen kruimels over voor de anderen.
NOOIT UITBUNDIG
Rik Van Looy won in zijn carrière 501 wedstrijden (waaronder 338 bij de beroepsrenners) en diende in zestien profjaren slechts drie broodheren. Toch deed hij na een zege nooit uitbundig. Veel meer genoot hij van de intimiteit op de fiets. Uiteindelijk werd winnen voor hem een zeer natuurlijke zaak. Hij kreeg er nooit genoeg van. Spartaanse trainingen lagen aan de grondslag van al die zeges, zijn trainingsvolume bleek gigantisch. Hij was een maniak. Ook qua materiaal. Ontelbare uren sleutelde hij in de kelder aan zijn fiets. Alles moest tot op de millimeter juist staan. In zijn koerstrui liet hij een zakje maken waarin hij een sleuteltje stak. Dat moest Edgard Sorgeloos eruit halen als Van Looy in een wedstrijd zijn zadelpositie wilde aanpassen.
De mooiste overwinningen waren voor Rik Van Looy die waarin hij alleen naar de aankomst reed. Dan werd hij, de sprinter die nooit op zijn snelheid speculeerde, overvallen door een gelukzaligheid die niet onder woorden te brengen is. Zoals in de Ronde van Vlaanderen of Parijs-Roubaix. Dat waren ook de wedstrijden die, door hun lastigheidsgraad, zijn voorkeur wegdroegen. Van Looy mocht vooraf heel slecht rijden, hij maakte zich voor die koersen nooit ongerust. Het individuele aspect, het harde gevecht man-tegen-man, dat sprak hem heel erg aan. Hij genoot van de toejuichingen onderweg en was verkikkerd op roem. Hij vond dat de krachtigste doping voor een renner. Van Looy oogde onbewogen toen hij tussen duizenden mensen reed die zijn naam brulden, maar telkens weer liepen er rillingen over zijn rug en kwamen er nieuwe krachten boven. Heel anders dan toen hij in de sprint had gewonnen. Dan was hij maar een paar seconden gelukkig.
Aanvallen, het zat ingebakken in de manier van koersen van Rik Van Looy, het was zijn credo. Van Looy was verplicht om zich in het offensief te storten, omdat iedere wedstrijd werd gekenmerkt door een vuurwerk van demarrages. En vanuit zijn grenzeloze ambitie wilde hij nog wel eens mopperen over gemiste kansen. Over het feit dat hij maar twee keer wereldkampioen werd, terwijl het vijf titels hadden moeten zijn. Twee keer werd hij geremd door Rik Van Steenbergen die de andere Belgen verbood om met het opkomende talent mee te werken. Zoals tijdens het WK van Waregem, in 1957, toen hij met Marcel Janssens in de aanval reed maar die weigerde op kop te komen, omdat Van Steenbergen hem dat had bevolen. En zoals het jaar voordien tijdens het WK in Kopenhagen toen hij nog eens werd geflikt toen er vijftien man vooropreden, waaronder vijf Belgen. Tegen iedere afspraak in trok Fred De Bruyne toen de spurt aan voor Van Steenbergen die won. Van Steenbergen moest de daaropvolgende winter een paar zesdaagsen rijden met Van Looy, maar dat ging niet door. Uiteindelijk werden de brokken met Van Steenbergen later gelijmd.
Jammer vond Rik Van Looy het ook dat hij nooit een grote ronde won, ook al stond hij in 1959 in de Ronde van Italië eens tot de voorlaatste dag aan de leiding, om vervolgens in elkaar te storten. Er stond toen een bergetappe op het programma, tot op vier kilometer van de top was Van Looy nog altijd leider, nadien was het nog tien kilometer dalen tot aan de aankomst, de dag daarop stond er een vlakke etappe geprogrammeerd. Van Looy lag voor op de Duitser Hans Junkermann, een meer dan behoorlijk klimmer. Hij kon het tempo van de klimmers doorgaans goed volgen, al was hij niet in staat om in de cols zelf voor tempo te zorgen. Tot zijn verbijstering reed hij Junkermann los. Op vier kilometer van de top werd hij gegrepen door de Luxemburger Charly Gaul. Toen kreeg hij een klop. Die dag bedacht Van Looy dat je om een ronde te winnen anders moet koersen, toen kwam hij erachter dat zijn probleem was dat hij altijd iedereen wilde doodrijden. In de klassiekers kan dat, in een rittenwedstrijd niet.
Maar Van Looy, die in 1960 wel het bergklassement won in de Giro, had zich nooit op grote rondes gefocust, ook al omdat hij in de klassiekers te veel krachten verbruikte en steeds het uiterste van zichzelf verlangde. Hij kon niet berekend koersen. Dat mochten ook zijn ploegmaats niet doen. Als hij aan iets een hekel had, dan aan renners die zich verstopten. Anderzijds was hij te weinig klimmer en te weinig rijdrijder om een grote ronde te winnen. In de race tegen de klok kon hij zichzelf geen pijn doen. Heel anders was het in wedstrijden waarin hij alleen voorop reed en wist dat er achter hem werd gejaagd. Niet toevallig is het dat Van Looy al 29 was toen hij zijn eerste Tour reed. Hij zou in 1963 de groene trui winnen. In de drie grote rondes pakte hij 39 ritzeges.
ALTIJD WILLEN KOERSEN
Rik Van Looy bouwde zijn carrière op de voortdurende drang om te willen afzien en verbeteren. Toen hij dat niet meer kon, verdween hij uit het peloton, in 1970, helemaal onverwacht na een wedstrijd in het Nederlandse Valkenswaard. Hij had de indruk dat de anderen met hem lachten, dat ze zich afvroegen: wat komt die ouwe hier doen? Dat botste met zijn karakter, met zijn fierheid. Toen stalde hij zijn fiets in de garage en haalde die nooit meer boven.
Rik Van Looy was toen 38 jaar en had van ieder moment in zijn carrière genoten. Hij realiseerde zich dat wielrenners koningen zijn. Dat bleek bijvoorbeeld steeds weer in rittenwedstrijden, je hoefde maar met de vingers te knippen en er sprong vier man recht. Bovendien was Rik Van Looy een wielerliefhebber in de echte zin van het woord. Omdat hij altijd zin had om te koersen. In de regen, in de wind, het maakte hem niets uit. Heel anders dan in het prille begin van zijn carrière toen Van Looy niet koerste om te winnen, maar alleen voor de premies waarmee hij pinten kon pakken. Zijn latere vrouw Nini heeft dat toen veranderd. De ravissante blondine wakkerde het eergevoel van Rik Van Looy aan. Nini had een groot aandeel in de carrière van Rik Van Looy. Zij zorgde ervoor dat hij alleen aan koersen moest denken. En ze hakte in haar eentje belangrijke financiële beslissingen door. Zo kocht ze ooit een huis terwijl Rik in de Giro zat en van niets wist.
Na zijn carrière zette Rik Van Looy zich in zijn woonplaats Herentals in voor de Vlaamse Wielerschool. De wielersport liet hem nooit los. Toch gaf hij nog amper interviews. Alleen vorig jaar, toen hij 90 werd, maakte hij daar een uitzondering op. Maar toen er in 2013 naar aanleiding van zijn 80e verjaardag een boek over hem werd gemaakt werkte Van Looy, die tijdens zijn carrière zeer beschikbaar was voor de pers, daar niet aan mee. Het kostte zelfs heel veel moeite om hem naar de boekvoorstelling in Herentals te halen.
Eigenlijk toefde Rik Van Looy liefst in de luwte. Zeker sinds zijn vrouw Nini eind 2020 overleed. Vanaf dat moment was voor Rik niets meer zoals het was geweest. Ook al genoot hij van zijn familie, van de liefde van de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Omringd door zijn familie overleed Rik op twee dagen van zijn 91e verjaardag.