Het gaat dan toch gebeuren. Zondag kennen we de nieuwe landskampioen. De race der kreupele paarden, zo lijkt het stilaan, gaat eindelijk een winnaar krijgen. Wie van de drie het wordt? Geen idee, maar Antwerp heeft als enige club zijn lot in eigen handen.
Het wordt spannend, dat staat vast. Maar ook zo spannend als in de eerste en tweede Bundesliga, waar de kampioen respectievelijk pas in de 89ste en 109ste minuut bekend werd? Je hebt geen play-offs of halvering van de punten nodig voor een tot de laatste speeldag boeiende competitie.
In Duitsland ging het telkens tussen twee clubs, bij ons zijn er nog drie titelkandidaten. Voor de eerste keer in twaalf jaar play-offs en het gebeurde ook al drie keer in de periode voor dit misbaksel bedacht werd. In Nederland werd enkele jaren terug door het doelsaldo bepaald wie van de drie de titel pakte.
Het is een achterhoedegevecht geworden, maar ik blijf fulmineren tegen de play-offs. Simpelweg omdat het nefast is voor ons voetbal. Om te beginnen voor de supporters (de klanten dus waar alles zou moeten om draaien). Voor een meerderheid van de clubs is de competitie voortijdig gedaan of volgt er een nabeurt (Play-off 2) waarin geen mens geïnteresseerd is. Voor ‘de gelukkigen’ wordt het een tweede keer een abonnement kopen.
De play-offs zijn niet meer of minder dan een geldmachine. Voor de (top)clubs en de rechtenhouder (momenteel Eleven). Of het voor de tv-zender veel verschil maakt, is twijfelachtig. Neem je een abonnement voor zes (straks weer tien) wedstrijden? Toen Wouter Vandenhaute het nog voor het zeggen had bij wat nu Playsports is, zei hij altijd dat de play-offs voor hen niet hoefden.
Hoe dan ook, de play-offs vergroten de kloof tussen rijke(re) en arme clubs. En die is al groter dan in de meeste andere landen. De kampioen strijkt ongeveer zes keer zoveel op als de laatste in het klassement. Ter vergelijking: in de Premier League krijgt kampioen Manchester City 166 miljoen pond uit de tv-pot en rode lantaarn Southampton 103 miljoen pond. Iets meer dan de helft meer tegenover zes keer meer.
Het resultaat hebben we gezien. Driekwart van onze clubs zijn in buitenlandse handen. Op zich is daar niets mis mee, maar de overnames gebeuren geenszins uit clubliefde. Integendeel, mensen met een hart voor de club (zoals Thierry Dailly van RWDM) worden aan de deur gezet. Buitenlandse investeerders zijn alleen op zoek naar economische en of sportieve voordelen (niet-EU-spelers stallen aan goedkope voorwaarden bijvoorbeeld). De topclubs bleven buiten schot, maar de kans is nu ook reëel dat zelfs Club Brugge – het voorbije decennium de vaandeldrager van ons voetbal – in vreemde handen verzeild geraakt. We stevenen af op een competitie van B-teams van clubs uit de vijf grote voetballanden. Met mogelijke gevolgen voor deelneming aan de Europese bekers.
Er is echter vooral op sportief vlak heel was mis met de play-offs. Er moeten veel te veel matchen worden gespeeld: 40, tegenover 38 in topcompetities zoals Spanje, Italië, Frankrijk, Duitsland en Engeland, waar de clubs veel bredere selecties hebben. Union bijvoorbeeld zit al aan 54 wedstrijden met inzet. Waanzin. Geen wonder dat ze zich vorige zondag over de Bosuil sleepten.
De play-offs zijn ook een bijzonder slechte zaak voor clubs die Europees ver doorstoten. Iets wat steeds vaker kan gebeuren dankzij de Conference League, die op maat van teams uit kleinere voetballanden is gesneden. AA Gent, Union en Anderlecht geraakten deze winter tot in de kwartfinales. De Buffalo’s hadden hun internationale opdrachten nog wel kunnen combineren met PO 2 en Anderlecht had de vakantie even kunnen uitstellen, maar Union had helemaal voor een onmogelijke opgave gestaan.
Zwart randje
Het format is wat het is en blijft nog minstens een aantal jaren. De vraag die nog heel even blijft, is: wie van de drie wordt kampioen? Als tegenstander van de play-offs vind ik nog steeds dat de winnaar van de reguliere competitie, Racing Genk dus, de terechte kampioen zou zijn. Ook al omdat de Limburgers gedurende twee-derde van het seizoen het lekkerste voetbal opdisten. Winnen tegen Antwerp is een must en dan mag Union het niet halen van Club Brugge.
Vorige speeldag bleek in Brugge echter dat Genk zelf nog nauwelijks in zijn kansen geloofde, ook al had Antwerp enkele uren eerder de titel nog laten liggen. Genk leek bij een 1-1 stand in zijn lot te berusten, maar de Brugse defensie maakte al stuntelend de weg vrij naar een 1-3 zege. Is het geloof nu helemaal terug? Wait and see zondag tegen Antwerp.
De hamvraag is hoe de Great Old de opdoffer van vorig weekeinde mentaal en fysiek verteerd heeft. Antwerp won dit seizoen al twee keer in Genk (competitie en beker). Na één op zes in de Cegeka Arena gaan winnen, is echter geen sinecure nu er zoveel op het spel staat. Union staat, thuis tegen Club Brugge waar de berichtgeving over een mogelijke verkoop alleen vraagtekens over de toekomst kan gewekt hebben, in ieder geval voor de makkelijkste opdracht.
Wie zou het het meest verdienen? Racing Genk dus wat mij betreft. Voor de aanhang van de twee andere clubs zou het echter zoveel meer betekenen. Antwerp won al de beker maar wacht al 66 jaar op een nieuwe titel. Het is wel het Paris Saint-Germain of het Manchester City van België. De Bosuil is weer een topclub dankzij de tientallen miljoenen van Paul Gheysens. Een stinkend rijke Belg, gelukkig geen sjeik of emir die aan sportswashing doet.
Antwerp is ‘de nieuwe rijke’ van het Belgische voetbal, maar als eerste club uit de grootste stad van Vlaanderen een logische topclub. Gheysens, het moet hem nagegeven worden, heeft behalve veel geld ook een pak wijsheid in de oudste club van het land gestopt. Na decennia van ‘compleet wanbeleid, ridicule koppigheid en zonder enige hoop’ (ik citeer een recente tweet van een gewezen vooraanstaand clubleider) werd geprobeerd zowel naast als op het veld een sterk team op de been te brengen. Gheysens is geen Willy Van de Wijngaert (de koekjesbakker van KV Mechelen), geen Albert De Meester (de betonbaron van La Gantoise) of Marc Coucke (de doodgraver van Anderlecht) gebleken. Rood-wit moet nog stappen zetten, maar de dubbel zou de ambities en de opportuniteiten alleen vergroten.
Voor Union is het zelfs al 88 jaar geleden zijn dat het kampioen werd. De volkse club van nu was toen nog de ploeg van de Brusselse beau monde. Union was vorig seizoen al tweede en verdient de oppergaai op basis van het hele seizoen misschien het meest. De club uit St.-Gillis die in Vorst speelt, deed over alle competities gemeten het beter dan wie ook. Genk speelde niet Europees, Antwerp werd al in de kwalificatieronde wandelen gestuurd, maar Union bereikte de kwartfinales van de Europe League (niet de Conference League zoals Gent en Anderlecht) en was minstens de gelijke van twee ploegen uit de Bundesliga.
Helaas, ook aan Union zit een zwart randje. Ik citeer nu een tweet van een vooraanstaand Engels voetbaljournalist over Brighton & Hove Albion, dat dezelfde eigenaars heeft als de nieuwe Brusselse ploeg van ’t stad: ‘De club is eigendom van professionele gokkers, die hun fortuin gemaakt hebben met weddenschappen op het voetbal’. Het is overal wat in het Belgische voetbal.