zondag, december 22

Wie is Soniascu?

Pinterest LinkedIn Tumblr +

‘Samenspelen met Johan Cruijff geeft me een kick. Ik kijk echt op naar de man en durf nauwelijks in zijn buurt te komen. Maar na een tijdje merk je dat hij in de omgang een speler is als alle andere. Als hij geen zin heeft om te trainen, gaat hij zondermeer op het midden van het veld zitten. Dan zie je wat hij zich als ster kan permitteren. En als een bepaalde speler hem niet bevalt, laat hij het ook merken, wat voor naam of leeftijd die ook heeft. Dat leidt soms tot vervelende situaties. Zo is er een Joegoslaaf, die kan niets goed doen, Vitevski of zo, speelde vroeger bij MVV. Och arme die jongen. Mag een wereldgoal maken, hij heeft nog slecht gespeeld. Terwijl hij toch die typische Joegoslavische aanleg heeft, sterke techniek. En Cruijff mag dan al geen trainer zijn, wanneer hij zijn buik vol heeft van wat de trainer allemaal te vertellen heeft, staat hij recht en zegt gewoon hoe er gespeeld moet worden. Volgens mij oefent hij al voor de toekomst.

Cruijff is 33. Uiteraard haalt hij niet meer het niveau uit zijn grote jaren maar toch blijft hij heel sterk. Hij is nog altijd razendsnel, hij kan het matchritme in zijn eentje opvoeren. Die jonge gasten speelt hij zot en ik zie hem hier virtuoze goals maken! In een krant lees ik dat hij me lui noemt. Cruijff speelt niet liever dan met tien spelers die voor hem lopen, de beste spelers laat hij op de bank zetten. Neem Soniascu – zou in België aan de top staan. Maar hij zou niet voetballen voor Cruijff, dus die heeft liever tien Engelse tackelaars rond zich. Ik weet hem toch van mijn kwaliteiten te overtuigen. Tegen de Portland Timbers, met Rensenbrink, krijgen we een vrijschop en ik vraag aan Cruijff of ik eens mag proberen. Hij gaat akkoord en ik trap hem er loepzuiver in, vanop 20 meter. Daarna noemt Cruijff me nooit meer lui en mag ik alle vrijschoppen trappen.’  

Bron: Karel Michiels, ‘El matador – Leven en lijden van Juan Lozano’, 1989, blz. 114-115

Vitevski kan ik niet traceren, maar Soniascu is een fonetische verbastering van Sonny Askew. In ‘Johan Cruijff – De Amerikaanse jaren’ door Pieter van Os (met Friso van der Oord) is een heel hoofdstuk aan hem gewijd. Toen ik dat boek las – met Edwin Winkels’ boek over Cruijff in Barcelona behorend tot de meest interessante literatuur over Cruijff (verdieping!), vielen me twee dingen op: hoezeer Cruijff zich interesseerde voor de Amerikaanse sportcultuur in organisatorische zin en hoezeer de clubbestuurders van zijn denkbeelden onder de indruk waren, én dan was er de verhouding tussen Cruijff en Askew. Bij mijn weten is Askew de enige speler in de hele voetbalcarriere van Cruijff geweest die zich zo hardnekkig tegen hem heeft verzet – als persoon en teamgenoot. Alleen het conflict met Jan van Beveren bij het Nederlands elftal lijkt enigszins vergelijkbaar (De Beef vertrok daarom naar de VS). ””Kijk, laat ik eerlijk zijn,” zei Askew. “Ik ging de strijd met Johan aan en ik verloor. Ik was daar ziedend over. Maar jij zoekt mij  nu op om over Johan te praten, omdat je geïnteresseerd bent in zijn carriere, niet in de mijne. En laat ik eerlijk zijn: zonder hem was hier sowieso nooit meer een journalist over de vloer gekomen. De man brak mijn carriere, maar ik praat nog altijd over hem.”‘

Rob Siekmann

Share.

About Author

Regelmatig publiceren we artikels van eenmalige gastschrijvers. Ook zin om een artikeltje te plegen? Neem contact op met info@dewitteduivel.com en bezorg ons jouw tekst.

Leave A Reply