Succesvol catenaccio
De ouderen onder ons herinneren zich misschien nog het “catenaccio”. Als omschrijving van dat woord spreekt men over een “super defensief systeem”. Het werd onder andere toegepast door de Italianen in de jaren zestig. Catenaccio staat voor “grendel”. En dat was het ook, een grendel op de verdediging. Vier verdedigers, meestal mandekkers en daarachter nog een slot op de deur, de libero. Ook in het middenveld stonden nog wat verdedigend ingestelde spelers, die soms ook nog mandekking toepasten. Daar bovenop hanteerden die toenmalige verdedigers alle middelen om hun verdedigende vesting te vrijwaren van doelgevaar. Trekken, duwen, venijnige fouten, tijdwinnen, het was allemaal niet zo sportief maar alleen het resultaat telde.
Ze hadden in die periode nochtans ook aanvallend ingestelde spelers met klasse. Die konden hun kunsten voornamelijk tonen in de tegenaanval. En éénmaal op voorsprong was het heel moeilijk om de harde stugge verdedigers nog te verschalken. Het defensieve Italië werd er Europees kampioen mee in 1968. Ook op het WK 70 hanteerden ze diezelfde tactiek nog. Ze haalden de tweede ronde na een 1-0 zege en tweemaal 0-0, om maar te zeggen, spectaculair was het niet. Met on-Italiaans voetbal, want acht goals in twee matchen (ze konden het dus wel op een andere manier!) haalden de Azzurri zelfs de finale, waar hun niet geliefde speelwijze afgestraft werd door de balvirtuozen uit Brazilië en dat met schitterend aanvallend voetbal.
Ook in de Europabekers haalden de Italianen succes met hun verdedigende afbraaktactiek. Ze werden fel bekritiseerd door de meeste voetballiefhebbers, die eerder attractief voetbal wilden zien en die het walgelijk vonden dat de Italianen met hun negatieve spel nog prijzen wonnen ook. AC Milan en Internazionale waren toen Europese top. Maar hun speelwijze had geen aanhangers. Italiaanse ploegen stonden zelden garant voor spektakel. En in de eigen competitie waren weinig goals schering en inslag. En de Italianen bleven en zijn tot vandaag nog steeds voorzichtiger en verdedigen blijft hun hoofddoel.
Catennacio 2.0
Tegenwoordig zien we in onze Belgische competitie meer en meer de vijfmansverdediging verschijnen. Ik druk op vijf verdedigers, want als je drie centrale “verdedigers” opstelt en een rechter- en een linkerflank ”verdediger”, dan staan er vijf verdedigers op het terrein en geen drie! Dan staan er in het middenveld ook nog “verdedigende” middenvelders. Misschien denken de huidige trainers, die destijds het “catenaccio” niet gekend hebben, dat ze “nu” “het systeem” uitgevonden hebben. In Nederland hebben ze daarvoor de term “bus parkeren” uitgevonden. Maar het komt verdacht veel in de buurt van het ultradefensieve catenaccio. De blokjes die de analisten (door kwatongen soms gebuisde werkloze trainers genoemd) op TV lieten zien, dat is een kopie van de verschillende catenaccio-systemen die er vroeger waren.
Concreet betekent dat wanneer twee ploegen tegen mekaar staan met hetzelfde systeem, dat er langs beide zijden vijf verdedigers staan tegen twee aanvallers. Dat is toch een kansloze missie? Mag men dan zeggen dat de trainers speculeren op een counter of op een goal die uit de lucht komt vallen om een match te winnen. Men hoort niks anders meer dan defensieve organisatie en een verdedigend blok vormen. Creatieve spelers worden vaak aan hun lot overgelaten. En die laatsten zijn toch de mannen die het publiek wil bezig zien.
Als een kleine ploeg tegen een grote moet aantreden zal de kans op een zege misschien één op tien zijn. En dat het nu met een normale opstelling zal zijn of met een super-verdedigend catenaccio systeem, het zal altijd één op tien blijven. Het eigen spel spelen, met iedereen op zijn beste plaats, geen voortdurende aanpassingen waarmee zoveel spelers het moeilijk hebben. De trainers van vandaag willen “hun persoonlijke stempel drukken” zodat “zij” de match beslissen.
De trainers van vroeger bleven meer op de achtergrond, hun spelers waren de helden. Er was bijna overal een vast basiselftal. Ze speelden een ganse competitie en een bekertoernooi. Er speelden vier of vijf ploegen Europees voetbal en regelmatig tot na Nieuwjaar. Het waren kleine kernen maar niemand klaagde over overbelasting of vermoeidheid. En er was dan nog geen begeleiding zoals vandaag, om nog te zwijgen van de terreinen en de accommodaties. Maar iedereen deed gewoon, simpel. En zeggen ze niet dat simpel voetballen al moeilijk genoeg is …
Is catenaccio 3.0 onderweg?
Wat angst aanjaagt, is dat als men naar de beloften gaat kijken, dat die jonge snaken ook al met vijf achteraan spelen. Daar ook dus vijf verdedigers tegen twee aanvallers. Hoe kunnen die verdedigers en die aanvallers iets bijleren? Die vijf lopen in mekaars weg om die twee aanvallers af te stoppen. Die twee aanvallers kunnen niet optornen tegen vijf verdedigers. En wat met de jonge creatieve spelers in het middenveld of achteraan? Er is niemand aanspeelbaar, want dat blok staat daar. Wat rest, de bal rondtikken achteraan of op het middenveld of de hopeloze lange bal hanteren? Op de flanken staat langs beide zijden één man die voortdurend gans het terrein moet overbruggen. Die zijn daar niet voor opgeleid en is hun lichaam daar wel klaar voor? In plaats van een 60 meter-spurter vereist dat bijna een profiel van een 400 meter-loper. En dan schrikken dat ze geblesseerd raken door overbelasting.
En buitenspelers, de exterieurs van vroeger, die zijn er bijna niet meer. Mannen die op hun man afgaan en een dribbel hebben, bestaan ze nog? Worden ze nog gekweekt? Of beslist de computer stilaan wie geschikt is voor een ploeg? De negatieve gevolgen hiervan zullen pas later boven komen.
Weg met voetballen om niet te verliezen, laat ons terug voetballen om te winnen! Niemand zal met de vinger wijzen als men het geprobeerd heeft en het niet gelukt is … Tot slot een vraag voor die mannen die de blokjes gelegd hebben: kunnen jullie met de blokjes eens een aanvallend systeem laten zien waarmee men een match probeert te winnen?