De kogel is door de kerk. Vincent Kompany wordt coach bij Bayern München. Het is meer dan dertig jaar geleden dat een Belg de leiding heeft over een Europese topclub. Toen was dat de bijna zeventigjarige Raymond Goethals bij Olympique de Marseille, op het einde van zijn rijkgevulde carrière. Vincent Kompany is amper 38 en staat nog aan het begin van zijn trainersverhaal. Als voetballer schitterde hij met Anderlecht, de Rode Duivels en vooral Manchester City. Deze week brengen we enkele verhalen over zijn evolutie als speler en als persoonlijkheid.
Kompany kopte tegen Manchester United in 2012 zijn City naar een eerste Premier League titel
Vandaag lijkt het een normaal gegeven: in de lente van elk jaar kroont Manchester City zich tot kampioen van de Premier League. Dat is ooit anders geweest. Aanvoerder Kompany effende daarvoor het pad in de lente van 2012.
Op maandagavond 30 april, een halve minuut in de blessuretijd van de eerste helft, klom Vincent Kompany op een hoekschop hoger dan zijn tegenstander en kopte de 1-0 tegen de touwen. De stand bleef wat hij was en Manchester City vertrok in poleposition aan de laatste twee matchen. United – met coach Alex Ferguson en de vedetten Wayne Rooney, Paul Scholes en Ryan Giggs – streed tot de laatste seconde. Twee weken later klonk het televisiecommentaar als volgt, bij de derde goal van City tegen Queens Park Rangers in de 91 ste minuut: ‘Agüero with seconds of the season’s remaining has won the title for City. Hollywood has made this movie.’ In de tribune juichte Maradona mee met het doelpunt van zijn schoonzoon. Aanvoerder Kompany stak de schaal in de lucht. De machtsverschuiving tussen United en City in de stad Manchester was ingezet.
‘Hij kan hard zijn en ook allesbehalve gemakkelijk voor zichzelf.’ Hij slurpte even van zijn koffie. De zon scheen en de zonnebril stond schuin op het voorhoofd. Albert Maertens liet zijn twee vingers even over zijn tot ‘Mohikaan’ getrimde baardstreepje glijden. Over hem had vader Pierre Kompany me gezegd: ‘De beste jeugdtrainer die ik ken. Vincent is zéér schatplichtig aan hem.’ We zaten in het café ’t Groot Genoegen aan het Gemeenteplein van Dilbeek, op vijf minuten rijden van het opleidingscentrum van Anderlecht in Neerpede.
Albert Maertens wikte en woog niet. Dat was zijn stijl niet: ‘Vincent had al van kindsbeen af die persoonlijkheid. Ik ontdekte die voor het eerst op zijn elfde. Een week eerder had onze A-kern in een duel voor de Beker van België een flink pak voor de broek gekregen van buur RWDM. Dan speelden we een oefenmatch met ons B-elftal, met jongens die een jaar jonger waren en waar hij toe behoorde. Iedereen op de club vroeg zich af wat dat zou worden. Vincent kwam bij mij en zei: “Coach, on va gagner.” Op zijn elfde! Hij liep alles dicht in het midden en tikte de twee goals voorbij de keeper. Ik lichtte zijn vader in: “Als hij geen topper wordt, dan moet ik stoppen met deze job.” Ik stelde hem steeds in het middenveld op, zodat hij veel balgevoel kreeg. Ik had onmiddellijk gezien dat hij geen motivatiecursus nodig had en dat ik evenmin de winnaarsmentaliteit diende op te rakelen. Die zat in hem. Ik besteedde meer tijd om zijn ongenoegen te kanaliseren over zaken die niets met de wedstrijd te maken hadden. Hij vloekte want: “De A-ploeg mag op een schoon veld trainen en wij niet? Terwijl wij toch beter zijn, coach? Ze kunnen het niet, dat ziet ge toch?” Ik beaamde: “Ja Vincent, zeker Vincent, ’t is waar Vincent.” Hij redeneerde steeds een stapje sneller dan de anderen. Hij dacht als een volwassene. Dat werkte niet op mijn zenuwen, want hij bleef een kind. Hij liet zich moeilijk intomen. Ik kon hem enkel pakken als hij niet de beste was: “Pas op Vincent, want het bestuur komt kijken.” Als aanvoerder zette hij iedereen op scherp. Dat was een beest, ze liepen niet graag rondjes met hem: “Vincent, wacht op mij.” Jawadde, meneer dreef zijn zin door en wachtte niet. Tot de tong bij de anderen uit de mond hing. De echte topper voelt dat: als hij kapot zit, is dat ook het geval bij de anderen. De echte topper – zoals Vincent – doet er dan nog een schepje bovenop. Hij wilde in één dag leren waar de anderen een week voor nodig hadden. Hij dacht steeds: “Ik ben de beste en wil dat ook bewijzen.” Hij dacht echt zo: “Als ik niets kan leren, dan verdoe ik mijn tijd niet.” Bij de U 15 van de nationale ploeg oordeelde hij scherp over zijn begeleider. Vincent zei hem vlakaf: “Als het hier zo zit, ga ik liever bij Anderlecht trainen.” Hij kreeg te horen: “Gij, gij komt nooit in de nationale ploeg.” Een paar maanden later riep de bondscoach hem, pas zestien geworden, op voor de Rode Duivels. En weet je wat zijn zwakke punt was? Zijn kopspel. Hij kon het niet. Die jongen wist werkelijk niet hoe te koppen. We combineerden bij Anderlecht vanuit de verdediging over de grond. We hielden geen rekening met goede koppers. Geloof mij of niet, maar ik zat in de lente van 2012 in Zuid-Afrika naar Manchester City – Manchester United te kijken. Voor de winnaar lag de Premier League voor het grijpen. Ik zei nog tegen iemand uit mijn gezelschap dat hij voor een beer van 1,90 meter en als verdediger altijd een dramatisch kopspel had gehad. Een halfuur later kopte hij staalhard het enige doelpunt binnen en zette City op weg naar het kampioenschap. Ik verzond Vincent een sms-je: “Hoe deed ge dat nu? Met uw schouder? Ge zijt toch zeker dat het uwe kop was?” We hebben goed gelachen met elkaar toen.’
Vincent Kompany beslechtte met zijn kopbaldoelpunt op drie wedstrijden van het einde het kampioenschap in het voordeel van Manchester City. Hij voerde zijn club naar de Engelse top, ten nadele van Manchester United.