zondag, december 22

Swat Janssens, de Stanley Matthews van Lierse SK, overleden

Pinterest LinkedIn Tumblr +

 

Swat Janssens overleed vandaag op 78-jarige leeftijd (25 september 1945-8 januari 2024). De eeuwige dribbelaar van Lierse SK kreeg in zijn glorietijd de bijnaam ‘Stanley Matthews’. Een groter compliment was nauwelijks denkbaar. Ik sprak met hem in de lente van 2020 over het Europese mirakelseizoen 1971-’72 toen hij zijn ‘Lierke Plezierke’ tot in de kwartfinale van de UEFA Cup loodste.

Alles voor de kunst: tekenen of dribbelen. Swat – François – Janssens (1945) schreef zich als kind in bij de tekenacademie. Na zijn loopbaan sloot hij zich aan bij een kunstkring en bekwaamde hij zich in het schilderen van stillevens. In het voetbal bracht hij gedurende vijftien seizoenen de geelzwarte fans van Lierse SK in vervoering met zijn heerlijke dribbels. Men noemde hem zelfs: ‘de Stanley Matthews van het Lisp.’ Meer dan 600 wedstrijden, met een benefietmatch bij nummer 500 tegen Manchester City. De piek van zijn carrière beleefde hij in het ‘Europese mirakelseizoen’ 1971-’72. Kwartfinale in de Uefa Cup na prestaties met internationale weerklank.

Het ‘Lisp’ liep steeds voller: 16.000 tegen Leeds United (Europese top drie, winnaar van Europa Cup III in 1971), 17.000 tegen PSV Eindhoven, 18.000 tegen AC Milan. ‘Lierke Plezierke’ feestte tot diep in de nacht op het Zimmerplein.

Hoe anders is het gesteld vandaag. Vanuit zijn appartement ziet Swat Janssens nog het ‘licht van het Lisp’. Gaan kijken doet hij echter niet meer, ondanks zijn ‘abonnement voor het leven’. De teloorgang van zijn Lierse SK deed hem pijn aan het hart.

 

Ik was een beetje zoals Eden Hazard: dribbelen, niets dan dribbelen…

 

‘Eden Hazard. Ik herken me wel in hem. Hij is natuurlijk beter. Zijn stijl was de mijne. Snel, ongrijpbare dribbels, goede voorzetten. Dribbelen, dat zat in mij. Ik ben daar als het ware mee geboren. Ik kwam naar Lierse in 1966, als rechtsbuiten. Op mijn zestiende haalde ik het eerste elftal van FC Turnhout. Ik leerde mijn dribbels in de straatploegencompetitie van Turnhout in de vroege jaren vijftig. Ik deed niets anders, dat zat helemaal in mij. Van zodra ik de bal kreeg, vertrok ik. Zonder te weten waar ik zou eindigen. Louter op gevoel. Ik kon van in het begin dribbelen en met de bal aan de voet versnellen. Ze konden me niet inhalen, tenzij door een foutieve ingreep. Dat speelde ik later ook uit. Toen tackelde men veel scherper en zagen de scheidsrechters ook veel minder. Over mij sprak men: ‘Die moeten we uit de match houden, met alle middelen.’ Ik lag dus veel op de grond, kreeg veel schoppen, maar liet me nooit intimideren. Ik durfde uitdagen tegen die bikkelharde backs. Stonden ze al geel geboekt, dan deed ik er nog een schepje bovenop. Dan voerde ik nog een dribbel meer uit om hen uit hun tent te lokken. Dan konden ze kiezen: of ze lieten mij voorbij of ze ‘pakten’ me opnieuw. En kregen ze rood. Ik vroeg dus telkens de bal in de voet en ging de uitdaging van ‘man tegen man’ aan.’

Lierke Plezierke: briljant en nonchalant

‘Lierse haalde in mijn tijd de top zes van het Belgisch voetbal, met spelers uit de Kempen. Ze noemden ons terecht ‘Lierke Plezierke’. We voetbalden immers afwisselend briljant tegen toppers en nonchalant tegen staartploegen. Thuis waren we onklopbaar. Club Brugge, Anderlecht, Standard,…we versloegen ze op het Lisp. Dan wilde ik me tonen. De kracht van Lierse? De gezelligheid. Iedereen voetbalde voor elkaar. Al die Kempense jongens hingen goed aan elkaar en de club blonk uit met haar jeugdopleiding. Als we er zin in hadden, dan kregen we iedereen op de knieën. Onze spelmaker Frans Vermeyen stuurde diepe ballen met zijn geweldige traptechniek. Hij zette ook zijn voet, en kon het uitleggen als onze aanvoerder. Ik sprak amper op het veld, maar ‘regelde’ het met mijn acties.’

 

 

 

Leeds United: Remember Lierse…

 

‘Leeds United klaarde de klus al op het Lisp: 0-2. Zonder problemen. Op Elland Road probeerden we toch een gelijkspelletje te halen al vreesden we voor een afstraffing. Hun kern telde twintig internationalen. Ze drukten ons meteen weg, in het eerste halfuur zagen we af. Dan gebeurde iets abnormaals: we counterden ons in acht minuten naar 0-3. Ik scoorde twee keer door de Engelse topverdediger Terry Cooper uit te kappen. Het was voor mij compleet om het even of ik die dribbels op straat deed of voor een tribune met 40.000 toeschouwers. Ik wist immers vooraf wat ik ging doen: uitkappen, wegwezen, scoren. Dit scenario voerde ik op de automatische piloot uit. In Leeds voetbalden we zonder enige spanning, want we hadden niets te verliezen. Zij speelden alsof ze 2-0 achter stonden en namen risico’s. Ze verdedigden ‘man op man’ tegen Peter Ressel en mij. Dan was je gezien, dat straften wij af. Drie keer voor doel, drie keer doelpunt. Ressel spurtte zijn verdediger er echt af. Na de pauze overleefden we de Engelse storm, dankzij onze doelman Carl Engelen. Tien minuten voor tijd trok Ressel nog eens als een schicht over het veld om de sensationele 0-4 op het scorebord te prikken. Vergeet niet: Leeds United speelde tussen 1966 en 1975 talrijke finales en halve finales in de Europa Cup. Het schijnt dat er op een muur van het stadion nadien ‘Remember Lierse’ werd geschilderd. Ik weet niet of dat waar was. Frans Vermeyen opende later wel een café met ‘Elland Road’ als naam.

De kleedkamer ontplofte. We vlogen onmiddellijk na de match terug naar Zaventem en arriveerden rond middernacht in Lier. De bus bracht ons naar het stadioncafé ‘Bij den Door’. Daar troepten meer dan drieduizend fans bij elkaar. Het nieuws ging in Lier van mond tot mond. Mensen belden met elkaar om het te melden, want niemand wist het. De radio stuurde geen verslaggever, want men geloofde er niet meer in. We zakten nadien nog af naar het Zimmerplein, de uitgangsbuurt in het centrum van de stad, en we bleven er hangen tot vroeg in de ochtend. Dat herhaalde zich de volgende dagen. We werden in alle cafés uitgenodigd om te komen feesten. Dat was typisch voor Lier toen. Ik denk dat we ’s zondags verloren hebben.’

Drie doelpunten in acht minuten…

‘Volgende loting: Rosenberg Trondheim. Het hoge noorden van Noorwegen. IJskoud. Ons overkwam daar hetzelfde als Leeds: onderschatting. Bovendien een heel slecht veld.

We verloren met 4-1. Een boze president riep ons op het matje. Hij las ons de levieten: Leeds wippen en dan verliezen van een stelletje amateurs. Hopen op een nieuw mirakel. De fans geloofden er niet echt in, meer dan achtduizend daagden er niet op. We overdonderden de Noren, maar het bleef 0-0 tot in de zeventigste minuut. We behielden onze kalmte want we wisten dat ze het niet zouden volhouden. Van zodra het eerste doelpunt viel, stortten ze in elkaar. Ze konden dat nooit blijven bolwerken, want ze hingen de hele match voor eigen doel, trapten alles in de tribune en stampten tegen onze schenen. Dan ontplofte André Denul. Ik lepelde hem een paar ballen voor: 3-0. Opnieuw feest! Eigenlijk was toen alles goed voor ons om te feesten.’

Scoren tegen Jan van Beveren: mijn beste prestatie ooit!

‘Achtste finale: derby tegen PSV Eindhoven. Meer dan vijfduizend Liersefans overbrugden de afstand van 75 kilometer. Een hele sterke ploeg met een topkeeper: Jan van Beveren. 1-0 verlies in Eindhoven. We dachten dat we ze konden uitschakelen, maar 4-0 tegen een Nederlandse ploeg? Dat verwachtte niemand. Ik speelde die avond de beste wedstrijd uit mijn loopbaan. Het begon al meteen goed: Peter Ressel trok na vijf minuten een spoor door zijn flank en stuurde de voorzet naar de tweede paal. Ik legde hem vanuit de lucht dood op mijn rechtervoet. En schoof hem vervolgens met links binnen. Dat was niet moeilijk. Ik geloofde in mijn balbeheersing, maar mijn sterkste troef was toch: rust in mijn hoofd. Ik voerde dat uit in volledige kalmte. Ik wist vooraf wat ik ging doen. Mislukte het? Volgende keer opnieuw proberen. Zonder te twijfelen. Frans Vermeyen legde de bal perfect in mijn loop, dus ik moest enkel de tegenstander in de luren leggen, op snelheid of techniek. Dan kwam ik alleen voor de keeper en dan kon het mij niet schelen dat die Jan van Beveren heette. Ik joeg ook het tweede doelpunt voorbij hem. En in een dolle slotfase zette Vermeyen een strafschop om en soleerde Denul zich voorbij drie verdedigers. Ik beoordeel dit als onze beste prestatie van deze campagne: in Leeds vier keer voor doel en vier keer binnen, maar PSV tikten we van het kastje naar de muur. Zelfde scenario: feest op het Zimmerplein tot diep in de ochtend. Dat zat toch echt in de genen van onze club. Na een zege tegen Anderlecht, Club Brugge of Standard: hop naar het Zimmerplein!’

Scheidsrechterlijke dwaling nekte ons in Milaan

‘Het avontuur eindigde in Milaan. Kwartfinale tegen AC. In San Siro kregen we het deksel op de neus: 2-0. Bij 1-0 sloeg Rosato de bal met de hand weg in het eigen strafschopgebied. We kregen de penalty niet. In Lier legden ze zich met elf voor doel en deden ze niets anders dan ons op trappen trakteren. Zes minuten voor tijd bracht Vermeyen ons op gelijke hoogte (1-1). Met opgeheven hoofd verlieten we het strijdperk. Staande ovatie van 18.000 fans. Nooit kwamen er meer toeschouwers naar het Lisp. En ook die avond rondden we af op… het Zimmerplein.’

Swat Janssens won in 1969 de finale van de Beker van België tegen Racing White met 2-0. In 1976 ging hij tegen met zijn hele team op de Heizel ten onder tegen Anderlecht (4-0). Hij eindigde derde in 1969, vierde in 1971 en 1978. Onder zijn aanvoerderschap braken de toptalenten Jan Ceulemans en Erwin Vandenberg door. Hij speelde twee interlands. De kunstenaar van het Lisp, de Stanley Matthews van Lierse SK is niet meer.

Share.

About Author

Raf Willems (1960) noemt zichzelf voetbalschrijver met een boekenkast. Hij is uitgever en auteur van meer dan 40 boeken over ‘voetbal met een knipoog naar geschiedenis & samenleving’ en schreef voor het Nederlandse weekblad Voetbal International (1995-2000), de krant NRC Handelsblad (2001-2006) en de website Stichting meer dan Voetbal (2008-20014). Sinds 2014 Initiatiefnemer van voetbaldenktank & onlineplatform De Witte Duivel.

Leave A Reply