woensdag, november 20

Straffe verhalen (5): Maradona (3): in Napels kent de voetbalgekte geen grenzen

Pinterest LinkedIn Tumblr +

In de bioscopen draait momenteel de documentaire over Diego Maradona. Een film die geen enkele voetballiefhebber mag missen. Om u in de stemming te brengen, brengt de Witte Duivel drie verhalen die François Colin op 25 mei 1990 voor een WK-special van Het Nieuwsblad en De Standaard schreef. Hierbij deel 3: Maradona wordt met Napoli kampioen. ‘Het meest memorabele moment in 42 jaar voetbaljournalistiek’.

NAPELS – Calciomania, de voetbalgekte kent geen grenzen in Italië. ledere zondag wordt de laars door de koorts aangegrepen. Jaariijks bezoeken bijna tien miljoen toeschouwers de wedstrijden van de Serie A. Volgens een marktonderzoek van Auditel zijn 28 miljoen Italianen (40 procent van de bevolking) gepassioneerd door het balspel. De tifosi geven jaarlijks 150 miljoen frank uit aan trein, bus of benzine om hun favoriete team op verplaatsing te volgen.

Nergens stijgt de voetbalkoorts zo hoog als in Napels. Vooral als de Scudetto (de landstitei) wordt gevierd. Een stad  het delirium voorbij. Beelden die je alleen in films van Fellini verwacht. ‘Het is het enige wat die sukkels hebben’, schampert Milan-voorzitter Silvio Berlusconi. ‘Wij hebben alles’, reageren de arme Napolitanen. 

‘Wij hebben de golf, de Vesuvius en vooral Diego Maradona.’

Napels de dag voor de besJissende wedstrijd tegen Lazio Roma. De stad maakt zich op voor een grootse viering. De straten hebben een dak van blauwe linten gekregen. ‘Er hangt tweehonderd kilometer textiel boven onze hoofden’, weet iemand die ons de raad geeft naar de Via Foncella te trekken. ‘Forcella is een historische straat’, vertelt een oudere man. ‘Ik heb hier 45 jaar geleden de Amerlkanen zien binnenmarcheren.Toen was het feest, maar drie jaar geleden 

bij de eerste Scudetto van Napoli was de vreugde veel groter. Het zal morgen niet anders zijn. Het wordt carnaval, vermenigvuldigd met honderd. Een gouden raad: hou je spullen in de gaten.’

Forcella staat bekend als de kasba van de smokkelaars en van de clandestiene handel. De clan van Giuliano, een van de beruchtste van de Camorra, heeft er zijn zetel. De straat ziet er fantastisch uit. Blauwe ballonnen, slingers, vlaggen, haarbandjes, T-shirts. Ja, wat is er eigenlijk niet in het blauw? ‘Zelfs de hemel draagt onze kleuren’, 

joelt de twaalfjarige Costantino. ‘Het is Jezus die er voor gezorgd heeft dat Napels altijd wint.’ Zijn vriendje beaamt dit. ‘Ik bid elke dag tot Jezus’, aldus de negenjarige Salvatore, ‘Hij maakt Maradona beter en beter, omdat hij straks in de hemel moet voetballen.’

Racisme

De oudere man trekt ons aan de mauw en leidt ons naar een groot spandoek. ‘Il diavoli del Milan bruciano nell’ inferno, I Napoletani gioscono in paradiso. (De Duivels van Milan branden in de hel, de Napolitanen vermaken zich in het paradijs). ‘Morgen is het eten en drinken gratis. Cafiero, de banketbakker, werkt aan een laart van tien meter’, verheugt hij zich bij voorbaat, terwijl hij ons naar een pas ingerichte rouwkapel leidt. Onder de foto van Berlusconi branden 

drie kaarsen. Claudio Ciaravolo verkoopt flesjes met tranen van de Milan-voorzitter. Voor 10.000 lire (300 frank) krijg je er een garantiebewijs van authenticiteit bij. De 39-jarige opportunist verkoopt in drie uur zeventig liter water. Geen groter vermaak dan leedvermaak.

Het arme zuiden heeft gewonnen van het rijke noorden. ‘Dat de mensen het zo op Milan gemunt hebben, is niet onbegrijpelijk’ vertelt Carlo Juliano, de perschef van het team van Maradona, ons later. ‘Er bestaat in het noorden een vorm van racisme tegen de Mezzogiorno. het zuiden. Toen we eind februari in San Siro tegen Inter speelden, hing er een spandoek: ‘Hitler, niet alleen de

joden, ook de Napolitanen. Het is een emstig en dramatisch verschijnsel.’

Drug

Voetbal is de hoeksteen van de Napolitaanse samenleving. ‘Het is meer dan eten en drinken’, verzekert een barman. ‘Wij mannen kopen eerst een toegangskaartje voor San Paulo en dan eten voor onze kinderen. Nee, wij zijn geen slechte vaders, maar leven zonder voetbal is geen leven. Het spel is een drug waar je niet van kunt genezen.’

Om half een ‘s nachts zit het verkeer nog steeds in een knoop. Een vuilniswagen zorgt voor extra problemen. Een jongetje van tien zeult de file af met doodsbrieven van Milan en Berlusconi. Twaalf uur later, op de dag van de titelviering, is het vrij rustig in de binnenstad. Het vuilnis ligt al opnieuw te stinken in de nauwe straatjes en wordt bij het feest betrokken. Een pop, die Berlusconi voorstelt, zit boven op een vuilnisbelt. Om de hoek, in de Via Rafaele del Cesare, zijn er vuilniszakken opgehangen. Ze dragen de namen van de spelers en trainers van Milan.

De kater van zaterdagnacht is lang nog niet verwerkt, maar vier uur voor de aftrap zit het stadion al vol. De vernieuwde tribunes van San Paolo schokken letterlijk negentig minuten lang. Mensen omhelzen elkaar. Hier en daar is er een traan te zien. In de catacomben van het stadion is de sfeer achteraf oververhit. Suppoosten meppen naar journaiisten, die even later de spelers op de wang zoenen.

Koortsaanval

Buiten de stadionpoorten treedt de stad buiten haar oevers. Napels beleeft een zware koortsaanval. De auto’s staan bumper aan bumper. Veel wagens zijn blauw geschilderd en versierd. Een WC-pot in rood-zwart op het dak, bijvoorbeeld. Van andere wagens is het dak weggehaald. De blikken dingen puilen uit met jonge mensen. Er wordt wild geclaxonneerd. Een orkaan van lawaai. De vreugdekreten 

moeten tot op het eiland Capri te horen zijn: ‘Maradona, Maradona.’

ledereen viert mee. Kinderen, vrouwen, oude moedertjes. Napels is in extase.

Er moet plaats worden geruimd voor een lijkwagen, uiteraard van Berlusconi, die getrokken wordt door tien paarden. ‘Kost me zeven miljoen lire’, roept de man op de bok. ‘Maar wat kan geld me vandaag  schelen.’ 

Napels moet het grootste pretpark ter wereld zijn met bijna een miljoen klanten. Boven de Ponte San Severino lezen we: ‘Una domenica Dio creo il pallone e disse: Napoli vai e insegnado a lutti’’. Vrij vertaald: ’Op een zondag schiep God de bal en zei: leer iedereen het spel.’ Een stenen Dante draagt tot zijn eigen verbazing een blauw shirt met rugnummer 10.

AIs om drie uur ‘s morgens het verkeer opklaart, begint een echte autorodeo. Stoplichten worden als straatversiering beschouwd. ‘We stoppen alleen voor blauwe lichten’, juicht een chauffeur. Toeters worden hees, maar het feest gaat verder. Het voetbalmaffe Napels zingt en danst onder de sterren. Woningnood, slecht drinkwater, smog en werkloosheid worden heel even vergeten. Morgen 

Is Napels opnieuw een probleemstad. Overmorgen moet Maradona dat weer doen vergeten.

Share.

About Author

François Colin (1948) was achtereenvolgens rubriekleider voetbal en chef-sport van Het Nieuwsblad en senior writer van De Standaard. Na zijn pensioen in 2014 was hij tot 2021 columnist van SportVoetbalmagazine. Hij bracht verslag uit van twee Olympische Spelen, tien EK's en negen WK's voetbal en was aanwezig bij ruim driehonderd interlands van de Rode Duivels. Hij is auteur of co-auteur van een vijftiental boeken over de mooiste sport op aarde.