‘Ik was buiten aan het rennen of aan het voetballen. Niet dat ik erg atletisch was of een groot talent. Ik was gewoon zo’n snotneus die tegen een balletje trapte, of nog erger eigenlijk. Ik kon waanzinnige uitbarstingen hebben. Dan gaf ik anderen een kopstoot of ik schold mijn teamgenoten uit. Maar ik voetbalde. Dat was mijn ding. Ik speelde de hele tijd op straat, op het veld en op het schoolplein.
In Rosengard had je allerlei binnenpleinen tussen de huizenblokken. Je bleef op het plein van je eigen woonblok en dat bij mijn moeder heette Törnrosen. Er waren een schommel, een speelplek, een vlaggenmast en dan nog een voetbalveldje waar we elke dag speelden. Soms mocht ik niet meedoen, omdat ik te klein was. Dan was ik meteen kwaad. Ik had er de pest in om aan de kant te staan. Ik had de pest aan verliezen. Toch was winnen niet het belangrijkste. Het ging om de schijnbewegingen en de mooie acties. Je hoorde vaak: “Hé, wow! Kijk die!” Je moest je vriendjes imponeren met trucs en acties, en je moest oefenen tot je er de beste van allemaal in was.
Vaak riepen de moeders uit de ramen: “Het is al laat. Het eten staat klaar. Binnen komen!” “Ik kom zo”, riepen we dan terug, maar we speelden gewoon door. Of het nou laat was of regende of er een hoop kabaal om ons heen was, we speelden gewoon door. We waren onvermoeibaar. De ruimte was maar klein, dus je moest snel zijn met je hoofd en je voeten, zeker ik, want als klein, mager ventje liep ik tegen zware tackles op. Ik leerde er de hele tijd foefjes bij. Dat moest ik wel. Anders kreeg ik geen “wows” meer en daar kickte ik op. Vaak sliep ik met de bal of lag ik te bedenken welke trucs ik de volgende dag zou doen.
Mijn eerste club heette MBI, Malmö Boll och Idrotsförening. Ik was pas zes jaar toen ik daar begon te voetballen. We speelden op een verhard veld achter een paar groene barakken. Ik reed naar de training op gestolen fietsen. Ik was niet altijd even braaf. De trainers stuurden me een paar keer naar huis en dan schreeuwde en vloekte ik terug. Ik hoorde steeds maar: “Zlatan, bal afgeven!” Dat irriteerde me. Bij MBI zaten Zweden en buitenlanders. Autochtone Zweden waren nieuw voor mij. De ouders van die jongens konden al mijn straatvoetbaltrucjes niet uitstaan. Van mij mochten ze naar de hel lopen.’
Bron: Zlatan Ibrahimovic met David Lagercrantz, ‘Ik, Zlatan’, 2012, blz. 26, 39-40
Rob Siekmann
Auteur van ‘Het straatvoetbalboek – Over de huidige betekenis van het straatvoetbal van vroeger’ (met een voorwoord van Richard Witschge), Willems Uitgevers, 2023