‘Alles draaide bij mij om zelf voetballen. Als de school uit was, werd de boekentas in een hoek gegooid. Dan gingen alle kinderen spelen op de pleintjes, die vlak voor onze deur lagen. Als je de vraag stelt hoe goede voetballers goede voetballers zijn geworden, krijg je vaak hetzelfde verhaal: door van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat bezig te zijn met voetballen. Dat zie je nu nog: pleintjesvoetballers hebben iets aparts. In onze tijd was dat ook zo.
Als je in de vakanties om acht uur ‘s morgens niet op die pleintjes was, dan mocht je niet meer meedoen. Want daar en dan werd alles geregeld. Er waren basketbaltoernooitjes, voetbaltoernooitjes en er werd ook elke dag een wielerwedstrijd georganiseerd, waarbij een parcours van een kilometer of zes tot zeven werd uitgestippeld. ‘s Morgens werden de ploegen voor die toernooien vastgelegd, daarna werd er de hele dag gespeeld. En ‘s avonds was ik daar nog steeds, want dan mocht ik als enige met de oudere mannen meedoen.
Tot mijn vijftiende, zestiende jaar heb ik dagelijks op die pleintjes gespeeld. Dat was een manier van leven en dat maakte het volgens mij iets makkelijker om een goede voetballer te worden. Dat was niet van: “We moeten vier keer per week gaan trainen.” We stonden elke dag op die pleintjes, omdat we dat ongelooflijk graag deden. We waren daar allemaal heel graag, daarom waren we er ook iedere dag. Dat maakt toch een heel groot verschil. En ook: alle jongens die meespeelden, kwamen uit “het Looks”, de wijk waarin het Sionspleintje gelegen was. Ik was pas een jaar of acht, maar doordat we aan dat pleintje woonden, moest ik maar een meter of tien lopen om op het pleintje te staan, de anderen ook niet meer dan vijftig of honderd meter. Tegenwoordig moeten jongens vaak vijftien kilometer met de auto vervoerd worden om te gaan trainen.
Op het Sionspleintje lagen twee basketbalveldjes. Op het ene werd competitie gespeeld, het andere werd ‘s avonds gebruikt om te voetballen. Nu bestaat een basketbaldoel uit één paal met een bord en een ring, maar toen waren dat nog twee palen onder het bord en de ring. Zo hadden we onder die basketringen voetbaldoeltjes.’
Bron: Rudy Nuyens, ‘Jan Ceulemans – Recht in de ogen’, 2017, blz. 18-19
Rob Siekmann