maandag, december 23

Straatvoetbal wereldwijd: Jamie Vardy (Engeland)

Pinterest LinkedIn Tumblr +

‘Mijn eerste levensjaren bracht ik door bij mijn opa en oma, waar ik opgroeide in de schaduw van Hillsborough Stadium. De nauwe overdekte steeg die leidde naar de tuin aan de achterzijde van het huis was de perfecte plaats om een balletje te trappen. Ik kon namelijk de bal tegen het hek aan de andere kant schieten en hij stuiterde dan steeds terug naar mijn voeten. 

Ik wilde niemand anders dan David Hirst zijn. Als ik een bal aan mijn voeten had – wat zo ongeveer elk vrij moment van de dag het geval was – veranderde ik in de speler die aanvaller was bij mijn geliefde club. Ik aanbad David Hirst omdat hij precies deed wat ik ook wilde doen: scoren voor Sheffield Wednesday. Met zijn linkerbeen, rechterbeen, kopballen, intikkertjes, volleys, kanonschoten – noem maar op, Hirst maakte ze. En ik ook, wanneer ik zijn goals nabootste – compleet met het bijbehorende voortdurende commentaar. In onze achtertuin of op de betonnen parkeerplaats van de pub aan de overkant van de weg tegenover ons huis, waar een klimrek dienst deed als doel. Daar waren we aan het eind van mijn basisschoolperiode gaan wonen. Ik trapte balletjes op de parkeerplaats tot het donker werd. Waar ik het spelletje “Wembley” speelde en probeerde een doelpunt te maken dat dubbel telde. Dat gebeurde alleen als ik de bal tussen een paar driehoeken schoot, boven in de hoeken van het klimrek. Een schoolvriendje woonde een paar straten verderop. Hij behoorde met twee broers meestal ook tot het groepje jongens dat meedeed. Ik had bijna altijd mijn blauw-wit gestreepte Sheffield Wednesday-shirt aan als ik de wedstrijden opnieuw beleefde die ik had gezien in Hillsborough Stadium. Dat lag op zo’n drieëneenhalve kilometer van ons huis vandaan, waardoor het niet alleen mijn omgeving maar ook mijn jeugd domineerde. Mijn vader nam mij voor het eerst nee naar het stadion toen ik een jaar of vijf oud was.

 Mijn obsessie met David Hirst, Sheffield Wednesday en voetbal heeft mijn schoolprestaties beslist niet bevorderd en zeker ook voor problemen met onze buren gezorgd. Er stonden vier huizen op een rijtje, met een gemeenschappelijke tuin aan de achterkant. En ik wist dat onze buurvrouw er niet van hield dat ik voetbalde op het stukje gras dat we deelden. Ze had er een vreselijke hekel aan en hield nooit op met klagen. Ze is zelfs een keer zover gegaan dat ze persoonlijk al mijn voetballen lek heeft gestoken. Dus toen ik op een dag zag dat er een raam werd afgeleverd aan de achterkant van haar huis, zag ik mijn kans schoon om haar met gelijke munt terug te betalen. Ze ontdekte later dat de ruit al was ingegooid voordat de glaszetter de tijd had gehad hem erin te zetten. Wat niemand heeft geweten is dat ik er een baksteen doorheen heb gegooid, maar in mijn ogen was mij ervan weerhouden om te voetballen een veel groter misdrijf, omdat dat het enige was dat ik wilde vanaf het moment dat ik kon lopen.

Meestal was ik in een achterafstraatje een balletje aan het trappen, met iedereen die maar zin had in een partijtje. Er was een garage met een rode deur die het vaak moest ontgelden. Als een van de bewoners dan naar buiten kwam om ons weg te jagen, speelden we soms ook om de hoek, op een kruising. Er kwam daar bijna geen verkeer langs en een netjes getrimde heg was een prima doel.

Het nadoen van mijn helden op straat leek vruchten af te werpen. Ik ging naar Hillsborough Leisure Centre voor wat eenvoudige trainingslessen voor kinderen en later sloot ik me aan bij een lokale club voor junioren, York Country. De eerste grote transfer in mijn loopbaan vond plaats rond mijn tiende, toen ik York Country verruilde voor Sheffield Rangers. Mijn vader kende de manager van die club. Sheffield Rangers was qua niveau een treetje hoger.  Sommige betrokkenen hadden een band met Sheffield Wednesday, zoals de clubmanager die daar trainingen gaf. Sheffield Wednesday wilde dat ik  een proeftraining deed. Ik moet een goede indruk hebben gemaakt, want ze wilden me een plek aanbieden. Het enige nadeel was dat ik voortaan alleen wedstrijden kon spelen voor Sheffield Wednesday, omdat ik me nu had vastgelegd bij de club.

Maar het voetballen op straat ging gewoon door, of het nu in mijn eigen wijk was of in die waar mijn neefjes woonden. Soms pakten we onze fietsen en reden naar het stadion. Daar voetbalden we dan buiten het stadion, waar we de grote blauwe deur achter de tribunes gebruikten als doel. Op een dag wandelde de directeur van de voetbalacademie langs ons, op weg naar een bespreking in het stadion. Hij moest twee keer kijken toen hij mij met mijn vrienden de bal zag rondtrappen. Ik zei tegen hem dat we nergens anders konden spelen, maar een eerlijker antwoord was geweest dat we geen genoeg konden krijgen van Sheffield Wednesday. We droomden er allemaal van om in de voetsporen van onze helden te treden. Die helden speelden op Hillsborough. Op een middag kwam deze wens kortstondig uit in het verlaten stadion. Tijdens onze partijtjes buiten het stadion ging de bal vaak over de muur en in plaats van een van de bewakers te zoeken klommen we over het hek om zelf te bal op te halen. Die keer besloten we echter om niet alleen over het hek te klimmen maar ook het veld op te gaan. We voetbalden voor veertigduizend lege stoelen, terwijl we om de beurt de rol van David Hirst of Paolo Di Canio aannamen. Totdat er plotseling een bewaker tegen ons begon te schreeuwen en we er allemaal vandoor moesten.

Dat was mijn leven. Voetbal, voetbal, voetbal. Op de basisschool zat ik in de klas alleen maar uit het raam te staren. Ik dacht alleen maar aan de volgende wedstrijd van Sheffield Wednesday of aan de goal die ik zou scoren op het schoolplein. Ik snakte naar de pauze zodat ik naar het schoolplein kon om te voetballen met mijn vriendjes.  

De enige uren dat ik op de middelbare school tot leven kwam was buiten, tijdens de pauze, waar ik meedeed aan een partijtje voetbal met de oudere jongens, en ook tijdens de gymlessen.’

Bron: Jamie Vardy (met Stuart James), Uit het niets – Mijn verhaal, 2016, blz. 13-14, 15-16, 17-18, 21-24, 26

Rob Siekmann

Auteur van ‘Het straatvoetbalboek – Over de huidige betekenis van het straatvoetbal van vroeger’ (met een voorwoord van Richard Witschge), Willems Uitgevers, 2023

Share.

About Author

Regelmatig publiceren we artikels van eenmalige gastschrijvers. Ook zin om een artikeltje te plegen? Neem contact op met info@dewitteduivel.com en bezorg ons jouw tekst.

Leave A Reply