woensdag, november 20

STRAATVOETBAL WERELDWIJD: JAIRZINHO EN ANDERE BRAZILIANEN

Pinterest LinkedIn Tumblr +

In Zona Sul liggen, behalve Botafogo, woongebieden als Copacabana en Ipanema. Geen wonder dus datJairzinho al van kleins af aan voetbalt op het strandje in Botafogo of bij de Copacabana. Hij denkt zelfs dat de beperkte ruimte op het strandje in Botafogo hem hielp om zijn dribbelvaardigheid te ontwikkelen. ‘Hoe kleiner de ruimte, des te sneller en beter je techniek wordt ontwikkeld,’ stelt hij.

‘Veel is veranderd sinds ik opgroeide, in mijn tijd konden kinderen overal voetballen: op straat, in de steegjes, in het park, op het strand. Auto’s waren er nog nauwelijks en daardoor kon je altijd wel een plekje vinden om tegen een bal te trappen. Schoenen droeg ik meestal niet. We speelden met een tennisbal of anders met een opgerolde sok. Bij gebrek aan beter werd soms zelfs een in elkaar gepropte krant als bal gebruikt. En als we op straat voetbalden, was dat niet op een mooie asfaltweg. De bestrating bestond uit van die kleine klinkers, een en al hobbel. Maar dat was juist goed voor het ontwikkelen van je lichaamsbalans en je balbehandeling. Natuurlijk, voor je enkels was het allemaal minder goed, maar zo was het nu eenmaal. Tegenwoordig gaat het er anders aan toe. De jeugdopleidingen hebben prachtige velden, waarop de spelers vooral leren de bal naar elkaar te passen, een-tweetjes en zo. Dribbelen of een mannetje passeren lijken uit den boze. Het probleem is dat de trainers meestal zelf geen goede voetballers waren. Dus als zo’n opleider zelf niet kan dribbelen, hoe gaat hij dat dan  een kind leren?

Jairzinho speelde voor een buurt- en een strandteam,  ‘Estrela Botafogo’ (een verwijzing naar de bijnaam van de voetbalclub: Estrela solitária, Eenzame ster) en ‘Radar’. Met Radar voetbalde hij op de Copacabana in de jeugdcompetities voor Onder-13 en later voor Onder-15. Niet iedereen kon zomaar lid worden van zijn straatteam, want daarin was hij streng. Een nieuwe speler moest wel iets toevoegen. Met spelers met gebrek aan talent had hij weinig geduld. Op een keer speelt Jairzinho met een team op het strand nabij de Copacabana. Bij de tegenpartij doet een speler van Botafogo mee die oppert dat hij bij Botafogo langs moet komen voor een proeftraining. ‘Ik zal erover nadenken,’ antwoordt Jairzinho tot diens stomme verbazing. Hij vond dat jongetjes uit de Copacabana meer kans hadden bij Botafogo te worden toegelaten dan die uit zijn eigen buurt Botafogo. Dat zinde hem niet. Hoe het ook zij, op vijftienjarige leeftijd gaat hij spelen voor het jeugdteam van Botafogo.

De bal is al vroeg een belangrijk attribuut in het leven van Falcao. Als zijn eerste bal lek gaat, biggelen de tranen over zijn wangen. Gelukkig komt hij erachter dat een bal kan worden gerepareerd. Vaak slaapt hij met de bal naast zijn kussen. Op jonge leeftijd gaat Falcao spelen voor Juventus, een club in Niteról, de wijk waar de familie toen woonde. Op zijn elfde neemt zijn oudere broer hem mee naar een proeftraining van de voetbalschool van Internacional, samen met Grêmio de toonaangevende club van Porto Alegre.

Als hij vijf jaar oud is, verhuist de familie naar Rio de Janeiro en gaat wonen op de Copacabana. Dat komt goed uit, want waar is het fijner om dagelijks te voetballen dan op het strand?

Júnior is er niet weg te slaan. Hij trekt veel op met de broer van zijn grootmoeder. ‘Aloísio stond ook regelmatig langs de kant als ik met mijn vriendjes aan het strandvoetballen was.’ Regelmatig werden er op het strand toernooien georganiseerd.

Op dertienjarige leeftijd gaat Júnior zaalvoetballen bij Síria Libanés en later bij Flamengo. Maar oom Aloísio heeft andere plannen met hem dan hooguit een loopbaan als strand- of zaalvoetballer. Hij benadert een relatie die goed bevriend is met een oud-speler van Flamengo, die een keer naar het strand komt om Júnior aan het werk te zien. Hij organiseert een test voor de dan negentienjarige speler bij Flamengo. Júnior wordt aangenomen. ‘Ik vond het eerst maar niks,’ herinnert hij zich. ‘Ineens moest ik voetbalschoenen gaan dragen. Ik vond dat niet erg comfortabel. Ik wilde blootsvoets spelen. In die tijd was de kwaliteit van voetbalschoenen natuurlijk lang niet zo goed als tegenwoordig.

Jarenlang voetbalde Alemao alleen maar  op straat, want hij was geen lid van een voetbalclub. Maar als tiener gaat hij spelen bij Fabril Esporte Clube, een kleine lokale club die in een lagere divisie van het provinciale voetbal in Minas Gerais uitkomt.

‘Elke zaterdag en zondag nam mijn vader me mee om te voetballen,’ vertelt Careco.’Voortdurend gaf hij me aanwijzingen. Uiteraard leerde hij me ook hoe de bal perfect te spelen. Ik had later dat geweldige schot niet zo maar!’ Aanvankelijk speelde hij voor twee lokale clubs in Araquara, te weten Colorado (van zijn zevende tot zijn dertiende) en daarna Benfica.

Een vraag aan Dunga: komen de meeste voetballers die bij Internacional doorbreken uit de favela’s (krottenwijken) rond Porto Alegre? ‘Voetballers worden niet goed omdat ze armoede hebben geleden. Jullie romantiseren in Europa de armoede in landen als Brazilië. Brazilië heeft niet zoveel goede voetballers voortgebracht omdat er zoveel armoede is. Wij produceren fantastische spelers dankzij onze uitstekende jeugdopleidingen.’

Zodra hij kan lopen wil Zé Roberto tegen een bal trappen. Later, tijdens het voetballen op straat, verandert spoedig zijn eigenlijke roepnaam José in Zé, dat makkelijker in de mond ligt. Het zal echter nog jaren duren voordat hij zijn eerste voetbalschoenen krijgt. Dat gebeurt pas wanneer hij gaat spelen bij de lokale vereniging Pequeninos do Jockey, die regelmatig meedoet aan toernooien in het buitenland. Zijn moeder besluit daarom toch maar voetbalschoenen te kopen, want het staat nogal raar als tussen al die spelers overzee ineens een klein zwart ventje op blote voeten rondloopt.

Als jochie van vier jaar is Roque Júnior al balverliefd. Continu tegen een bal aan trappend rende hij door het huis. Santa Rita do Sapucaí is een kleine stad met circa 35.000 inwoners. Opvallend genoeg heeft de plaats een voetbalschool. Dat is in die tijd gebruikelijk in steden met de omvang van Roque Juniors geboorteplaats. Het gaat om door de staat gerunde voetbalscholen die los staan van het normale onderwijssysteem. Als hij tien jaar oud is mag hij komen trainen en spelen bij deze voetbalschool.

Gilberto Silva trapt al van jongs af aan tegen een bal. ’s Avonds gaat hij zelfs met zijn bal naar bed, die hij dan stevig vasthoudt. ‘We hadden het thuis niet breed. Zo voetbalde ik aanvankelijk op blote voeten, want mijn eerste voetbalschoenen kreeg ik pas toen ik elf jaar oud was. Ik kreeg ze cadeau van een vriend van mijn vader.’

Bron: Ernest Landheer, God is een Braziliaan – Hoe een voetbaldroom elk WK beheerst, 2014, blz. 66-67, 67-68, 68-69, 215, 224, 249, 278, 292, 312, 325, 339-340

Rob Siekmann

 

Share.

About Author

Regelmatig publiceren we artikels van eenmalige gastschrijvers. Ook zin om een artikeltje te plegen? Neem contact op met info@dewitteduivel.com en bezorg ons jouw tekst.

Leave A Reply