Als Klaus vroeger thuiskwam vanuit zijn werk. stond zijn tweejarige zoon al met een bal onder zijn arm bij de voordeur te wachten. De kleine Veerman had er geen boodschap aan dat zijn vader als bouwvakker al de hele dag in de weer was geweest. ‘Ik mocht nog snel even douchen, maar daarna moest ik mee naar het kunstgrasveld naast het Volendam-stadion’, zegt hij. ‘Ook in de winter, als de thermometer min tien aangaf.’
Al snel was duidelijk dat Joey Veerman een extreme voorliefde voor voetbal koesterde. Overal waar hij was, had hij een bal bij zich. De woonkamer lag er mee bezaaid. Moeder Ingrid: ‘De woonkamer was een voetbalveld. Hij trapte die ballen hier keihard door het huis heen. Er sneuvelde regelmatig een vaas. Ik moest het maar accepteren, want Klaus deed vrolijk mee.’
Op zulke momenten was Joey als kind het vrolijkst. Maar het gemoed sloeg om als hij voor even werd gescheiden van zijn bal. “Als hij wist dat hij met school een dag naar de Efteling of Artis ging, vroeg hij al twee dagen van tevoren of hij zijn bal mocht meenemen’, zegt Ingrid. ‘Ik probeerde hem duidelijk te maken dat dat niet kon en dat hij gezellig moest doen met de kinderen uit zijn klas. Dan stapte hij chagrijnig de bus in en als ik hem aan het eind van de dag kwam ophalen , zei hij dat hij een stomme dag had gehad.’
Zijn zus Charmaine handbalde als kind, maar brak haar been bij een ongelukkige botsing met haar broer, die in de woonkamer aan het voetballen was.
Bron: Guus Peters, Willem Vissers en Bart Vlietstra, ‘PSV – De beste van de eeuw’, 2024, blz. 146-147, 149
Rob Siekmann