dinsdag, oktober 7

Straatvoetbal: ‘Amerikanen’

Pinterest LinkedIn Tumblr +

In Alle ballen op Heintje – Jeugdherinneringen (2004, 2009) door Hugo Borst treffen we allerlei bekende straatvoetbalelementen aan – op één uitzondering na, die mij onbekend was.

Het begint met strafregels schrijven, maar dan niet op het politiebureau zoals bijvoorbeeld Sjaak Swart dat moest doen in zijn jonge jaren: ‘Ik mag niet meer op de stoep voetballen. Ik mag niet meer op de stoep voetballen.’ Maar op school: ‘Ik mag niet met mijn vriendjes voetballen op het schoolplein. Ik mag niet met mijn vriendjes voetballen op het schoolplein.’ Op last van de voetbal-hatende bovenmeester. Die neemt ook elke bal in beslag, zoals de politie-agent dat in zijn tijd gedaan moet hebben. Daarom spelen ze nooit met een plastic, laat staan met een leren voetbal, maar met een tennisballetje. Ook gebruiken ze weleens blikjes of andere waardeloze gebruiksvoorwerpen die het weinig zin heeft om in beslag te nemen.

Dan is er de ‘blinde muur’. Om het hoekje, aan de kant van de Lombardkade, is een kantoortje, waar zich haaks op de blinde muur negen kleine ruitjes bevinden. Voor de zekerheid wijken Borst en zijn vriendje daarom meestal uit naar de kant van de Meent, waar ook een blind muurtje staat. Maar direct daarnaast zit een café. Henk Bijl, oud-doelman van Feyenoord uit vervlogen tijden, is daar de baas. Hij jaagt de jongens weg als één van hen per ongeluk het caféraam raakt. Borst: ‘Het komt mij vreemd voor dat iemand die zelf profvoetballer is geweest, kinderen die een balletje trappen wegjaagt.’ Dat de bal van plastic is, vindt hij geen geldig tegenargument. De jongens schuiven tien meter op richting Lombardkade, naar het andere muurtje. Maar een klein groen electriciteitshuisje, ter grootte van een deur, ontbreekt daar. Ze kunnen dus niet één tegen één spelen; voortaan kunnen ze alleen maar goaltje schieten op dat muurtje.

Er wordt toch weer met een tennisballetje op het schoolplein gevoetbald, wat dus strikt verboden is. Borst: ‘We zijn met een stuk of dertien man, te weinig om aan strafregels te ontkomen als we worden gepakt, maar we wagen het erop.’ Er wordt eerst gepoot. ‘Nemen jullie maar een mannetje meer’, zegt een van de jongens, ‘maar dan zijn wij bij elkaar’. Hij wil per se met zijn vriendjes in één team spelen. Daarmee doorbreekt hij de vrije keuze van het poten.

De enkele, mij onbekende uitzondering is amerikanen, een werkwoord. Uit de context wordt alleen duidelijk dat het een soort spelvorm moet zijn geweest. Maar hoe? Hugo Borst: ´Tot mijn negende ben ik nooit een jongetje tegengekomen, op straat, op school of op het veldje bij de bosjesschool, dat beter kon voetballen dan ik. Heintje is van een andere orde, zie ik na vijf minuten ¨amerikanen¨. Hij voetbalt in de hoogste versnelling. Het is alsof hij een andere sport beoefent dan ik en alle anderen. Dat is een schok voor een jongen van negen jaar, die hoopt om op een dag het Nederlands elftal te halen. Na het zien van Heintje heb ik eigenlijk nooit meer geloofd in een loopbaan als profvoetballer. Bewondering wint het van jaloezie.´

Onlangs kocht ik in een tweedehands boekwinkel in Leiden´Pingels & Pegels en andere verhalen´ (2013) door Willem Vissers. Daarin zegt Robin van Persie: ´We gingen met ons groepje naar het Bospolderplein, waar Nourdin Boukhari stond met zijn fietsje. Ik liep een beetje stoer in mijn Feyenoord-trainingspakje en vroeg wie hij was. Ze zeiden: Boukhari is hier de beste, de koning. Toen zei ik: laat maar komen joh, wat kan mij het schelen. Gingen we ¨Amerikaantje¨ spelen.´

Van Persie legt Amerikaantje uit. Met zijn achten op het plein, ieder voor zich. Anarchie op cement, oog om oog. Een doelman schiet de bal de lucht in. Degene die de bal krijgt, voetbalt tegen zeven anderen. ´Als je scoort, moet je wachten tot de ronde is afgelopen. De laatste die scoort valt telkens af.´ Slotacte: Van Persie en Boukhari blijven over. ´Toen gaf hij mij een onverwachte poort. ´ De bal verdween tussen zijn benen door, de ultieme vernedering voor de straatvoetballer. ´Uit frustratie schopte ik de bal weg.´ 

Er is bij deze spelvorm kennelijk maar één keeper en dus een enkel doel. Hij brengt de bal in het spel als een soort onpartijdige´ bal die tussen de spelers wordt gedropt. Merkwaardig is dat als je scoort, je niet wordt beloond met méér speeltijd, maar juist meteen afvalt. Over bleven de twee allerbesten, Boukhari en Van Persie. Merkwaardig, want je zou hebben kunnen verwachten dat juist zij als eersten zouden scoren! Hielden zij zich erbuiten om maar niet eerder te hoeven scoren en dan te moeten afvallen? Zeven tegen één? In een duel konden er maar twee tegelijk ´aan de bal´ zijn; wachtte de rest dan op de afvallende bal?

Robin van Persie (oorspronkelijk spelend bij Excelsior) is net als Hugo Borst (niet-spelend Sparta-icoon) een rasechte Rotterdammer. Nourdin Boukhari speelde voor Sparta en daarna Ajax. ´Amerikanen´ is blijkbaar een typisch Rotterdamse straatvoetbalterm. In het jargon van de straat bestaan nu eenmaal lokale en regionale verschillen in den lande. In Den Haag riepen ze bijvoorbeeld ´freediekeetje´ (friendly game) als ze een partijtje-tegen wilden spelen en in Rotterdam was het een kwestie van ´metsen´ – als verbastering van ´match´. Ik kom uit het Haagse. Amerikanen? Nooit van gehoord!

Rest toch nog één extra vraag: waarom heet ´amerikanen´ eigenlijk zo? Wat is het verband met Amerika? Omdat het ieder voor zich is?

Rob Siekmann

Share.

About Author

Rob Siekmann is van jongs af aan een groot voetballiefhebber. Hij speelde vijftig jaar amateurvoetbal. Tegenwoordig doet hij als veteraan met veel enthousiasme aan road running. Hij is supporter van 'good old' Sparta Rotterdam. Van hem verscheen in 1978 het eerste Nederlandse Voetbalwoordenboek (met een Voorwoord van Jan Mulder), twee jaar later gevolgd door Moderne voetbaltheorie. Recentelijk publiceerde hij boeken over de Voetbalspelregels (met een Voorwoord van Marco van Basten), totaalvoetbal en het monumentale CRUIJFFIAANS, dat genomineerd werd voor de Taalboekenprijs 2020. Willems Uitgevers deed in 2023 Het straatvoetbalboek het licht zien. Met Chris Willemsen verscheen laatstelijk ´Louis & Johan: een dubbelportret in citaten´. Rob Siekmann studeerde Slavische talen en rechten in Leiden. Hij is gepromoveerd op een proefschrift over de vredesoperaties van de Verenigde Naties. Siekmann was hoogleraar internationaal en Europees sportrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij is de oprichter en eerste directeur van het ASSER International Sports Law Centre in Den Haag.

Leave A Reply