O Belgisch Voetbal. Hoogtepunten en sterke verhalen van 1920 tot 2020.
Elke week op zaterdag! Deze verhalenbundel neemt u mee langs de onvergetelijkste momenten van de Belgische voetbalgeschiedenis tussen 1920 en 2020. Legendarische vertellingen, pure voetbalanekdotes.
In deze aflevering keren we met Eddy Voordeckers terug naar Waterschei – PSG 3-0 op 16 maart 1983. Zijn ‘vergeten hieltje’ leidde het derde doelpunt in. Eddy Voordeckers – ‘de Witte van Diest’ – werd op zestienjarige leeftijd beschouwd als het grootste Belgische voetbaltalent van dat moment.
WATERSCHEI – PARIS SAINT-GERMAIN 3-0, KWARTFINALE EUROPACUP BEKERWINNAARS 1983
Eddy Voordeckers en hoe zijn vergeten hieltje het derde doelpunt inleidde
Ze noemden hem de ‘Witte van Diest’. Op zijn achttiende Rode Duivel vanuit de tweede klasse! Het grootste talent van zijn tijd! Passage bij Standard onder Ernst Happel – bekerwinnaar – en Raymond Goethals, landskampioen tussen zijn negentiende en éénentwintigste. Blessures hielden hem van het EK 1980 en het WK 1982. Door bestuurlijke manipulaties greep hij naast Mexico 1986. Eddy Voordeckers bleef altijd bescheiden. Té bescheiden. Niemand weet dat zijn ‘hieltje’ – een technisch hoogstandje – de tussen verdedigers verdwalende voorzet van Roland Janssen uiteindelijk bij de vrijstaande Pier Janssen deed belanden: 3-0 en PSG uitgeschakeld. Zo staat het geen enkel statistisch verslag van deze klapper, maar Voordeckers legde het me uit. Ontdek het harde feit op YouTube.
Als ‘pisserke’ van Diest naar topclub Standard
‘Standard! Op mijn negentiende vertrok ik naar Luik, na drie jaar tweedeklassevoetbal met FC Diest. Toen ik hoorde dat Ernst Happel er tekende als nieuwe trainer, panikeerde ik: ‘Oei, wat ga ik daar beleven?’ Ik kwam als ‘pisserke van Diest’ naar een topclub met veel internationalen en dan nog Ernst Happel! Intussen had bondscoach Guy Thys me ook al geselecteerd voor de nationale ploeg. Dat was voor mijn lichaam te zwaar. Ik woog ‘hoop en al’ zestig kilogram.
Ik vervulde ook mijn legerdienst en het ‘Militaire Elftal’ nam destijds deel aan belangrijke internationale toernooien. Ik zat dus aan een ritme van drie wedstrijden per week. Mensen begrijpen dat niet: het is niet omdat je profspeler bent, dat je lichaam niet hoeft te recupereren. Ik kreeg last van mijn rug en niemand vond een remedie, zelfs niet in het buitenland. Ik raakte radeloos. Tot iemand me attent maakte op de praktijk van ‘natuurdokter’ Gust uit Berlaar-Heikant.
Natuurdokter Gust van de Hei redde mijn loopbaan
Gust was een bijzonder fijne mens. Hij overleed in 2019 op…98-jarige leeftijd. Zijn handelswijze noemde ik echter…’de pijnbank’. Gust paste de principes van de accupunctuur toe. Zijn visie: ‘Ik kan u niet genezen, maar wel van de pijn afhelpen.’ Hij vroeg me om drie keer per week te komen. Hij stak voortdurend zijn duim tussen de wervels van mijn rug. Dan voelde ik uitstralen langs mijn lies tot aan mijn achillespees. De oorzaak zat in mijn rug. Ik bezocht hem elke donderdagavond en hij behandelde me zodanig dat ik toch nog kon voetballen op zondag. Ik bleef hem bezoeken gedurende de rest van mijn loopbaan zodat mijn rug min of meer pijnvrij werd. Ik hield contact met Gust tot het einde van zijn leven. Uiteindelijk heeft hij mijn carrière gered.
Ernst Happel was mijn beste trainer, met Raymond Goethals klikte het niet
Ernst Happel is de beste trainer die ik heb gekend. Waarom? De magie die om hem hing hé. Vooral zijn methodiek: alles gebeurde bij hem met de bal en hij liet ons via spelvormen onze conditie opbouwen. Hij stond ook tussen zijn spelers en had tegelijk een natuurlijke autoriteit. Hij steunde ons altijd, zowel richting bestuur als media. Daarnaast koos hij onverminderd voor spektakelvoetbal en stelde hij soms drie of vier spitsen op. We scoorden veel goals en ook in Europa lieten we ons gelden.
Uit bij Steaua Boekarest leverde ik mijn beste prestatie voor de Rouches. Nadat de heenmatch in Luik op 1-1 eindigde, keken we ginder bij de pauze tegen een 1-0 achterstand aan. En verloren we onze voorstopper Theo Poel met een rode kaart. Dat deerde Happel niet. Hij liet ons ‘man op man’ spelen achteraan en we bogen de stand om naar 1-2 via mijn doelpunt. We kenden deze spelstijl en wisten hoe we risico’s dienden te nemen. In dat jaar schakelde FC Köln ons pas in de laatste minuut van de UEFA Cup-kwartfinale uit.
Het jaar nadien wonnen we de Belgische beker. Ik trouwde…twee dagen voor de finale. En toch was de hele selectie aanwezig op mijn huwelijksfeest. Ze bleven hangen tot middernacht en dan klapte Happel in de handen en vroeg hij mij om het ‘niet te laat te maken’. Het werden toch de hele vroege uurtjes en ik reed de volgende ochtend meteen door naar ons ‘afzonderingsoord’ in Kasterlee. We versloegen Lokeren met 4-0. Happel stelde me gewoon op. Ik voelde het wel in mijn benen, maar lokte toch een strafschop uit. De grote kunst van Happel? De stress weghalen en ons zelfvertrouwen geven. Hij liet in onze bus vier tafels plaatsen zodat de zestien spelers konden kaarten tijdens de rit en zich volledig ontspanden.
In 1981 vertrok hij tot mijn grote spijt naar Hamburger Sport Verein. Raymond Goethals volgde hem op. Dat was geen goed nieuws voor mij, want hij hield niet van mijn speltype. Bovendien vielen we van het ene uiterste in het andere qua spelvisie: Happel superoffensief, Goethals alles dicht. Standard behaalde de landstitel, maar qua spektakelniveau bracht Goethals nog niet de helft van Happel. Ik mocht 21 keer starten, maar voelde me niet goed. Goethals transfereerde toen Gründel van Waterschei en betrok mij in de ruil. Dat is mijn groot geluk geweest, want ik was het beu bij hem.
Rode Duivels: sterk in de kwalificatie, pech in de eindronde
De Rode Duivels: op mijn negentiende vierde ik mijn eerste selectie. Guy Thys verwelkomde me als tweedeklasser van Diest. De nationale ploeg kampte met problemen en als ‘groot talent’ werd ik al snel ‘de hoop van de natie’. Terwijl ik me op dat ogenblik nog een ‘echt menneke’ voelde. Een oproep van de bondscoach weiger je echter niet. Ik scoorde tegen Schotland in de kwalificatiegroep, mijn rugblessure hield me helaas van het EK 1980. Ik greep ook naast het WK 1982 door een gehavende knie. Op het EK 1984 mocht ik invallen. In 1985 kocht Rennes me bij Waterschei. Ik verkeerde in topconditie en stond in vrijwel alle kwalificatiematchen in de basis, onder meer tegen Griekenland en Polen.
Omdat België tweede eindigde, volgden barrageduels met Nederland. Bij ons lag de competitie stil, maar in Frankrijk vanzelfsprekend niet. Zo miste ik de oefenstage voor de dubbele Derby der Lage Landen. Enkele maanden voor het WK 1986 belde Guy Thys me op met de boodschap: ‘Ik zou u graag selecteren, maar mag u niet oproepen.’ Ik viel van mijn stoel. Bestuursleden van Anderlecht en Club Brugge, die ook in de KBVB zetelden, verkozen spelers van hun eigen ploeg boven mij.
Door deze manipulatie miste ik dus het grote Mexicaanse avontuur van de Rode Duivels. Ik was amper 26 en voelde me opperbest. Een enorme ontgoocheling die me tot vandaag pijn doet. Toch schat ik Guy Thys als mens hoog in. Hij was écht de man van de sigaar en de whisky he. ‘Een waterke Guy?’ ‘Dat is voor de vissen hé mannen.’ Ik haalde uiteindelijk 22 ‘caps’ en zat ook nog eens zeven keer op de bank. Ik stond er steeds, maar greep dus drie keer naast de eindronde. Dat betreur ik nog altijd.
Waterschei – PSG: aanschuiven in de file en het ‘hakje’ voor de 3-0
Waterschei. Een familieclub. Ik voelde me daar goed thuis. De geelzwarten wonnen het seizoen daarvoor de beker van België. We schakelden zonder moeite het Luxemburgse Red Boys Differdange en het Deense BK 1893 Kopenhagen uit. Dan lootten we PSG. Andere koek! In het Prinsenpark van Parijs kregen we geen voet aan de grond. Een zeer teleurstellende avond voor 50.000 Fransen gaf ons weinig hoop voor de terugmatch.
Vooraf gebeurde toch iets eigenaardigs. Tot onze eigen verbazing raakte het stadion na enkele dagen uitverkocht.
Meer dan 22.000 mensen! Een toeschouwersrecord voor Waterschei. We gaven ons niet gewonnen, maar we dachten ook niet aan een stunt. Hoe pakten we dat aan? Even grinniken: vooral heel amateuristisch. De wedstrijd startte om acht uur in de avond. We telden slechts een zestal profspelers in onze kern. De andere jongens werkten halftijds. Onze trainer Künnecke verzamelde ons voor het middagmaal in een restaurant in Zutendaal.
Ik verwachtte me nadien aan een trip naar een hotel om ons in alle rust voor te bereiden op wat toch de grootste match uit de geschiedenis van Thor Waterschei was. Zowel gezien de affiche, als gezien de massale belangstelling. Niet daarvan! Künnecke stuurde ons rond twee uur naar huis met de woorden: ‘Mannen, tegen kwart voor zeven aan het stadion hé!’ Ik keerde terug richting Diest om mijn vrouw op te halen.
Bij ons vertrek belandden we in een politiecontrole op de ring rond de stad. Die agenten kenden mij, maar ik stond natuurlijk niet boven de wet. Wachten dus. Enkele kilometer voor het stadion zat alles muurvast. Geelzwarte supporters herkenden me, draaiden hun raampje open en vroegen me: ‘Hey Eddy, doe je niet mee?’ Ik antwoordde droogjes: ‘Jawel, maar ik kan niet door.’ Het stadion was dus uitverkocht, maar het bestuur had niet in de gaten gekregen dat er een file zou kunnen ontstaan, waar ook de eigen spelers zich in vastreden. Uiteindelijk meldde ik me om kwart over zeven in de kleedkamer. Ik bleek zelfs niet de laatste te zijn. Elk nadeel heeft zijn voordeel: we hadden geen tijd om nerveus te worden. Immers: ons rustig voorbereiden op wat komen zou, dat viel in het water.
Trainer Künnecke schuwde het offensief niet. Libero Lei Clijsters kreeg de opdracht om te infiltreren en hij legde een wereldprestatie op de mat. De Fransen gedroegen zich hautain. Ze konden het woord ‘Waterschei’ niet fatsoenlijk uitspreken, staken er een spottende ondertoon in en dat motiveerde ons wel. Na een half uur legde ik een bal af, die op de doellat eindigde. Uit de daaropvolgende hoekschop scoorde Gudmunsson. De fans maakten er een heksenketel van en dat bezorgde ons een vorm van natuurlijke doping. Ze duwden ons naar voor en twintig minuten voor tijd trapte Ronald Janssens de 2-0 binnen. Doelman Pudelko stond pal bij het slotoffensief van PSG. Verlengingen! De adrenaline had ons in de greep. Er werd niet veel gezegd, maar er klonk wel hier en daar: ‘We pakken ze.’
Vijf minuten voor tijd stuurde Roland Janssens vanop de linkerflank een bal in het pak. Ik bevond me tussen verschillende Franse verdedigers maar devieerde hem met een subtiel hakje tot voor de voet van Pier Janssen. Die knalde keihard in het dak van het doel: 3-0! Het delirium voor de fans! Een tribune vol met geelzwarte vlaggen. We hielden het hoofd koel en wilden niet ons eigen graf delven door ons volledig terug te trekken. Ik herinner me niet veel meer van wat nadien gebeurde. Als ik vandaag de beelden bekijk, dan zwelt de emotie opnieuw in me op. Mijn haar staat recht dan. Niemand achtte ons in staat om de sterren van Paris Saint-Germain uit te schakelen. En door mijn ‘hakje’ viel de bal op de juiste plaats.’