woensdag, november 20

Serie O Belgisch Voetbal: KRC Genk – Club Brugge 4-0, bekerfinale 1998

Pinterest LinkedIn Tumblr +

 Oh Belgisch Voetbal. Hoogtepunten en sterke verhalen van 1920 tot 2020.

Elke week op zaterdag! Deze verhalenbundel neemt u mee langs de onvergetelijkste momenten van de Belgische voetbalgeschiedenis tussen 1920 en 2020. Legendarische vertellingen, pure voetbalanekdotes. Zondag 25 april staat KRC Genk voor de zesde keer aan de aftrap van een finale van de Belgische beker. Met Standard als uitdager.

Deze aflevering staat in het teken van de eerste bekerfinale van KRC Genk in 1998. Aanvoerder Domenico Oliveiri haalt herinneringen op aan de ophefmakende zege tegen landskampioen Club Brugge: 4-0 werd het en één jaar later stond Genk opnieuw op zijn kop bij het eerste landskampioenschap.

KRC GENK – CLUB BRUGGE 4-0, BEKERFINALE 1998

Aanvoerder Dominico Oliveiri over de eerste bekerwinst van KRC Genk

Domenico Oliveiri is een echte Genkenaar. Zijn ouders woonden in Zwartberg en verhuisden naar Houthalen toen hij acht jaar was. Zijn grootvader kwam vanuit de buurt van Pescara in de jaren vijftig naar Genk om in de mijnen te werken. De familie volgde een paar jaar later. Hij tekende zijn eerste aansluitingskaart bij Hutte Houthalen, stapte over naar Park Houthalen en op zijn vijftiende werd hij getransfereerd naar Thor Waterschei. Hij organiseerde de defensie tussen 1994 en 2000 en stak als aanvoerder zowel de eerste Beker van België als de kampioenenschaal in de lucht.

Ruim twintig jaar later brengt in het spelershome van KRC Genk met plezier in herinnering hoe hij samen met zijn mede-verdediger Marc Van Gronsveld grapjes stond te maken tijdens het laatste kwartier van de bekerfinale als ‘boerkes van Houthalen’.

Met 2-7 winnen op Zwarte Leeuw en pas vier jaar later terug ‘thuiskomen’ in Genk

‘Trainer Ernst Kunnecke, die met Waterschei in 1982 de beker had gewonnen en in 1983 tot in de halve finale van de Europacup voor Bekerwinnaars was geraakt, geloofde blijkbaar in mij want op mijn zeventiende kreeg ik mijn kans in de het eerste elftal. Dan volgde in 1988 de fusie met Winterslag. KRC Genk degradeerde meteen en keerde onmiddellijk terug na de spectaculaire 2-7 zege in de laatste eindrondematch bij Zwarte Leeuw Rijkevorsel. Ik stond toen in de ploeg maar voelde snel dat de nieuwe coach Theunis mij niet in zijn plannen had opgenomen. Ik koos voor het avontuur bij FC Seraing en maakte de opgang mee van derde naar eerste klasse met de Brazilianen Wamberto en Edmilson.

In de zomer van 1993 arriveerde Lars Olsen, de aanvoerder van Denemarken dat net Europees kampioen was geworden. Hij speelde op mijn positie, dus ik voelde dat het voorbij was bij Seraing. KRC Genk polste voor een terugkeer want was intussen opnieuw gedegradeerd. Ik twijfelde geen seconde, dat voelde in de zomer van 1994 als thuiskomen voor mij. Dan ging het alleen maar beter: Derde plaats in tweede klasse, tweede plaats en promotie, zevende in eerste seizoen op hoogste niveau. Dan tweede én bekerwinst en dan de landstitel.’

Bijna gewipt door een vierdeklasser in de eerste ronde

‘Je hebt geluk nodig om de bekerfinale te halen. We stonden tegen vierdeklasser Rapid Lebbeke op een kwartier voor tijd 0-1 achter en bij een counter missen ze de  0-2. Wat zou er met KRC Genk gebeurd zijn bij 0-2? Want deze details kunnen het soms bepalen voor een club. In de halve finale tegen Germinal Ekeren plaatsten we ons op het nippertje: 2-2 uit en 0-0 thuis. Dan volgde een week vol euforie. Toen organiseerde men de bekerfinale na het seizoen.  Je kon er dus echt naar toeleven. Landskampioen Club Brugge werd de tegenstander. Zij kenden het finalegevoel: voor de vierde keer in zeven jaar. Voor ons was het nieuw. Iedereen wilde naar de Heizel. We eindigden in de competitie op de tweede plaats…op achttien punten van Club Brugge. De buitenwereld geloofde niet in onze kansen. ‘

Babbelende boertjes van Houthalen tijdens bekerfinale

‘We vonden het zelf ook in de eerste plaats een beleving: Aimé Anthuenis gunde iedereen een stukje geluk. We gingen met 25 op de groepsfoto voor de aftrap. Bij Club stonden ze er met 11 op, puur uit gewoonte. En dankzij de kundige aanpak van Anthuenis groeide bij ons toch het geloof in een stunt. Vanaf de eerste training van de week zette hij de focus op de finale. Hij kon op zijn typische ‘ontspannen’ wijze met zijn praatjes op het trainingsveld elke speler in een gezonde spanning naar die match doen toeleven. We reden met onze bus tussen de fans naar het stadion. We hadden echt de sfeer in ons voordeel. Dan dienen de omstandigheden in de match wel mee te zitten. Iedereen ging op in zijn rol en toonde ook de bereidheid om de steekjes van anderen op te rapen.

We pepten elkaar in de kleedkamer op. We respecteerden Club maar tegelijk overtuigden we onszelf dat we niets te verliezen hadden. De speech van Aimé deed de rest. Onze haren gingen naar omhoog bij het betreden van het veld. Dat gevoel was uniek voor ons en dan overtreft men zich. Iedereen ging boven zijn niveau. We zetten meteen druk op Club, gingen veel scherper in de duels. We lieten hen niet in het spel komen, we hadden de ploeg met de meeste drive en drang. En dan moet je geluk hebben dat je kunt scoren en dat geeft dan nog extra vertrouwen.  Oulare trapte op de twintigste minuut prachtig in de ‘winkelhaak.’ Ons tweede doelpunt typeerde de match: we zetten druk op Franky Van der Elst die de bal verloor in het middenveld en daar ontstond dat doelpunt. Oulare rondde opnieuw af: 2-0, minder dan twee minuten na de 1-0.

De kansen bleven voor ons en Gudjohnsen scoorde via de paal nog voor de veertigste minuut. We waanden ons al winnaar tijdens de pauze. Dan is het opletten geblazen voor een vroeg tegendoelpunt. Hele sterke concentratie en uitkijken naar een counter: die volgde nog voor het uur, toen Jacky Peeters alleen op Dany Verlinden mocht afstormen. Omdat zowel Van Geem als Kimoni met blessures sukkelden, stond Marc Van Gronsveld naast mij in de verdediging. We woonden allebei in Houthalen en stonden tien minuten voor het einde al grapjes te maken: ‘Hey, wij boerkes van Houthalen staan hier met 4-0 de Beker van België te winnen.’ Dat tekende de sfeer van die finale.’

Kleine Kimoni kopte koleirige Koller af en andere verhalen

‘Ik was aanvoerder en libero. Het behoorde tot mijn persoonlijkheid dat ik steeds probeerde te praten om probleempjes op een rustige manier op te lossen.  Daardoor kreeg Ik respect terug van de groep. Ik hield mezelf steeds onder controle tijdens de match. Ik kwam steeds op voor mijn spelers, maar ik probeerde altijd op een menselijke manier met scheidsrechters te praten. Dat accepteerden zij ook.

Ik stuurde als libero de groep en alles wat voor mij gebeurde. Met mijn centrale verdedigers Kimoni, Van Geem of Van Gronsveld kon je naar de spreekwoordelijke oorlog. Ik herinner mij hoe Jan Koller – meer dan twee meter – van Lokeren rood kreeg, omdat hij uit frustratie boos reageerde op het feit dat de veel kleinere Kimoni alle kopduels won. Wat had die een fantastische détente zeg!

Ons middenveld werd ingenomen door de verdedigende mentaliteit van Hendrickx en Delbrouck en het aanvallende loopvermogen én het doelgerichte inzicht van Gudjohnsen. Die kon met zijn eindpasses het spitsenduo Strupar-Oulare in stelling brengen. Iedereen kende zijn taken en werkte voor elkaar. Een uitstekend evenwicht tussen de vedetten en de toppers. Delbrouck maakte de meters, maar kwam niet in de schijnwerpers.

Ook onze spitsen Strupar en Oulare gunden elkaar alles. Toen Strupar in tweede klasse zich voor de eerste keer bij ons aanbod, gierden we het uit. ‘Wat hebben ze hier gehaald?’, vroegen we ons af. We noemden hem ‘de houten klaas’. Maar hij groeide door tot Gouden Schoen: geen sierlijke voetballer, door zijn gebrek aan souplesse en snelheid. Wel een neus voor doelpunten, uitstekende traptechniek en bijzonder balvast. Hij was complementair met Souleyman Oulare. Die had een lichaam als een spiermassa en was tegelijk heel snel en zeer explosief.’

Papa Aimé verbond alles met elkaar: van ‘losse kravat’ en ‘hemd uit de broek’ tot ‘vloekend in de bestuurskamer’

‘Aimé Anthuenis verbond het geheel met elkaar. Hij daalde af naar tweede klasse om KRC Genk op te bouwen. Het klikte meteen heel goed. Een zeer dynamische man die ons heel hard liet trainen en ons ook naar het bos stuurde om conditie op te bouwen. Hij hechtte bovendien veel belang aan sfeer in de groep. Als we twee weken niets georganiseerd hadden, tikte hij op mijn schouder: ‘Ga je nog iets doen?’ Hij deed na verloop van tijd mee met onze feestjes. Vanuit zijn bourgondische inborst: dan ging de ‘kravat’ los en het hemd uit de broek en dronk hij een pint mee. De dagen legde hij er duchtig de pees op. Hij verdedigde zijn spelers bij het bestuur. Was er een premie voor de Beker van België niet in orde, dan reageerde hij korzelig en begon te vloeken. Na de training liep hij in zijn vuile schoenen naar boven om in de bestuurskamer op te tafel te kloppen. En hij kreeg het geregeld. We noemden hem ‘papa’. Hij hoorde dat niet graag maar Aimé is goed geweest voor ons. Hij bekommerde zich ook om de wisselspelers. Om die wijze kreeg hij de hele groep mee om het kampioenschap te winnen. Dat deden we uiteindelijk in Harelbeke, op de laatste speeldag. De week voordien beefden we nog na de anticlimax thuis tegen Anderlecht. We verloren met 2-5. Gelukkig beet Club Brugge ook in het zand, zodat er niets veranderde. In Harelbeke vochten en wroetten we ons naar de zege: 1-2. Verdiend, maar op het nippertje. Het was net op tijd gedaan. Ons bobijntje was op. Een week of twee langer en we zouden kopje onder zijn gegaan.’

Europees ongeslagen tegen later finalist

‘Toch presteerden we dat jaar bijzonder goed. Iedereen is intussen vergeten dat we nog twee keer de Heizel gevuld kregen vanuit Genk. We speelden daar onze Europese wedstrijden. Fantastisch tegen MSV Duisburg: 5-0 in de eerste ronde, na 1-1 uit. En ook uitstekend tegen Real Mallorca: 1-1 thuis en 0-0 uit. Na doelgemiddelde gewipt. Maar zonder nederlaag. Mallorca verloor later de finale tegen Lazio. En wij hadden ons de evenknie getoond.’ Al had het dus geen haar gescheeld of een bevorderingsclub had KRC Genk uit de beker gebonjourd. En wat zou er dan zijn gebeurd met dit toch uitstekende elftal?

O Belgisch voetbal | Raf Willems

Share.

About Author

Raf Willems (1960) noemt zichzelf voetbalschrijver met een boekenkast. Hij is uitgever en auteur van meer dan 40 boeken over ‘voetbal met een knipoog naar geschiedenis & samenleving’ en schreef voor het Nederlandse weekblad Voetbal International (1995-2000), de krant NRC Handelsblad (2001-2006) en de website Stichting meer dan Voetbal (2008-20014). Sinds 2014 Initiatiefnemer van voetbaldenktank & onlineplatform De Witte Duivel.

Comments are closed.