111 Legendarische Voetbalhelden sinds 1920. Wie zijn ze, die honderd voetballers, tien keepers en dat uitzonderlijke fenomeen? Maak mee deze wandeling door het voetballandschap van de voorbije eeuw. In aflevering twaalf volgen we Francisco Gento (21 oktober 1933). De Supersonico naast Alfredo di Stéfano. Wie hem wilde volgen, moest trainen met jachthonden. Gento is de enige voetballer die zes keer de ‘Beker met de Grote Oren’ heeft gewonnen.
FRANCISCO GENTO, SUPERSONICO NAAST DI STÉFANO
Real Madrid – AC Milan 3-2, finale Europacup der Landskampioenen, 28 mei 1958
Francisco Gento. Real Madrid – AC Milan 3-2, finale Europacup der Landskampioenen 1957. In de verlengingen scoorde hij het winnende doelpunt met een dermate harde trap dat de bal ervan misvormd raakte.
Vuurbal
Een in de buurt van Madrid geboren linksvoetige wonderboy. Vanwege zijn snelheid kreeg hij de bijnaam ‘vuurbal’. Hij liep de honderd meter in minder dan elf seconden. Hij was de enige Spanjaard die de vergelijking met Ferenc Puskás en Alfredo di Stéfano bij Real kon doorstaan. Ondanks zijn 256 doelpunten bij de Koninklijke beleefde hij evenveel plezier aan het geven van assists. Met veel accuratesse legde hij de laatste pass op de schoen van zijn medespelers. Naast zijn snelheid speelde Gento zijn formidabele dribbel uit.
Hij trok letterlijk de gaten in de defensie. Hij dook als geen ander de ruimte in, vandaar zijn bijnaam ‘Supersonico’. Gento, ‘Paco’ voor de vrienden, was de ster van de linkerflank. Hij dolde met zijn tegenstanders. Wie hem wou inhalen, moest trainen met jachthonden, werd wel eens gezegd. Hij was een ‘winger’ met natuurlijke souplesse die zowel ‘de lijn’ kon doen als zeer onverwacht ‘binnendoor’ trok. Gento was een ouderwetse Spanjaard, die nog meer van stierengevechten hield dan van voetbal. Hij nam er vaak aan deel, tot afgrijzen van de Realdirectie.
Hij argumenteerde dat zijn voetenspel er baat bij had. Na zijn komst bij Real, in de zomer van 1953, kreeg hij een opleiding van Di Stéfano. De Argentijnse grootmeester wijdde hem in de geheimen van de kunst van het voetballen in. Hij stuurde de bal over de vleugel waar Gento de terugwijkende verdediger een kunstje flikte. Hij bezat zowel de versnelling als het tactisch inzicht en de fluwelen techniek.
Nooit in paniek
Gento was de spreekwoordelijke ‘laatste der Mohikanen’. Hij overleefde Di Stéfano en Puskás en gaf op zijn beurt zijn inzichten en visie door aan de nieuwe generatie van Real. Gento stuurde Amancio, zoals Di Stéfano het met hem had gedaan. Uiteindelijk bleef hij het langst van alle spelers. Zijn carrière bracht hem bijna twintig mooie seizoenen in het eerste elftal van Real. Desondanks proefde hij vaak van een depressie en voelde hij zich ongelukkig met zijn positie in het team. Hij moest zich aanvankelijk voortdurend bewijzen als jonge snaak tegen de gelouterde spelers.
Zijn positie stond zelden vast. Hij diende zich aan te passen aan achtereenvolgens Di Stéfano, Rial, Kopa en Puskás. In The Real Madrid Book of Football (1966) vertelde hij onverbloemd: ‘Ik ben ontevreden over mezelf. Ik verkies de positie van linksbinnen boven die van linksbuiten. Dan is je spel veel creatiever en verrassender, nu zit ik al te vaak aan de zijlijn vastgeroest. Ik speel in functie van het elftal, mijn jeugdig individualisme heb ik omgeruild voor het teambelang. Geen absurde bewegingen meer.
Ik begrijp dat het fundament voor artistiek voetbal ligt in langdurige training en zelden afhangt van de inspiratie van het ogenblik. Dat is het geheim achter het grote Real: we raken nooit in paniek. Zelfs als het matchverloop tegen is, blijven we zonder zenuwachtigheid onze ingestudeerde patronen beoefenen. Stap voor stap, steen voor steen. Tot we de zaak weer in handen hebben.’ Hij is de enige voetballer die zes Europacups voor Landskampioenen – tussen 1956 en 1966 – heeft gewonnen. En toch ‘een ontevreden speler’ is gebleven. Francisco Gento.
Het palmares van Francisco Gento