zaterdag, januari 25

Rik De Saedeleer en de strafschop

Pinterest LinkedIn Tumblr +

‘Wat is de eerste voorwaarde om een strafschop om te zetten? Zelfvertrouwen, zeker zijn dat je die erin gaat stampen. Als je twijfelt, vergeet het dan maar.

Er was nog geen televisie en ik kon dus meestal op dezelfde manier een strafschop nemen. Ik nam een aanloop, deed alsof ik naar de rechterhoek (vanuit mijn standpunt) zou trappen en gaf hem dan met mijn rechter naar de linkerhoek. Redelijk hard, dicht tegen de paal en vooral over de grond. Als je zo een penalty trapt heeft de doelman geen kans, ook niet als hij niet in de schijnbeweging trapt. Een keeper heeft bij een goed gerichte en hard getrapte penalty alleen een kans als hij te vroeg naar de goede hoek gaat, of eventueel blijft staan als hij verwacht dat de bal door het midden getrapt wordt.
 
Nu kunnen alle doelmannen beelden zien van hoe iemand een strafschop trapt, en alle spelers kunnen zien hoe een doelman reageert. Als ik er eentje zou moeten geven tegen een doelman tegenover wie ik al meer dan één keer had gestaan, dacht ik vóór de wedstrijd al na over wat ik ging doen. Dan worstelde ik niet meer met dat dilemma vlak voor ik moest shotten. 
 
Wat niet veranderd is, is dat een keeper die te vroeg vertrekt en naar de goede hoek gaat, kan redden. Als hij bijvoorbeeld een volle seconde te vroeg vertrekt, kan hij makkelijk bij een paal staan wachten op de bal. Een doel is 7,32 meter breed, de helft daarvan is 3 meter en 66 centimeter. Een doelman die zich een beetje haast kan makkelijk 4 meter overbruggen in 1 seconde. Dat zou natuurlijk opvallen. Maar stel dat hij maar één kwart seconde te vroeg vertrekt, dan is hij al één meter onderweg op het moment van de trap. Als hij dan nog eens duikend zijn armen strekt, dan raakt hij al bijna de paal voor de bal er is. Wie daar niks van kent, zegt of schrijft dan: die speler mist een strafschop. Dat is niet waar, de keeper pakt hem  dat is iets anders.*
 
Mocht ik trainer zijn, zou ik mijn doelmannen aanraden een grotere ruimte te laten aan één kant. Dan veroorzaak je al een reactie in het hoofd van de man die moet trappen. Dan verplaats je jezelf, terwijl de ander aanloopt en laat wat meer ruimte aan de andere kant en dus creëer je nog meer twijfel.
 
 Er is één ding dat vergeten wordt: er komt sowieso een moment dat de strafschopnemer zijn ogen op de bal moet richten, niemand kan blind tegen een bal trappen. Dat is het beslissende moment, het moment waarop een keeper naar een hoek kan vertrekken zonder dat de tegenstander dat gezien heeft, en dan kan die onmogelijk nog een andere oplossing bedenken omdat hij al aan het trappen is. Dus hoe dan ook, je moet hard schieten en zuiver in de hoek plaatsen, dan heb je het meeste kans. En over de grond. Je kan een bal niet onder de doellijn geven, maar wel over de lat, dus een hoge trap houdt veel meer risico in.**
 
Ik kan je verzekeren dat als ik trainer zou zijn, er weinig penalty’s tegen mijn ploeg zouden binnengaan. Want al staat er een vijfde scheidsrechter of lijnrechter naast het doel, zeer zelden wordt een strafschop opnieuw genomen omdat een doelman te vroeg weg is. En mijn doelman zou dan ook nog eens een stap of twee naar voren moeten zetten en ondertussen naar een hoek gaan. Dan krijg je de bal er al helemaal niet meer tussen. Het voornaamste als je moet trappen is de doelman op het verkeerde been te krijgen. Hij moet niet eens naar de verkeerde hoek vertrokken zijn, het is voldoende dat hij aanzet, al was het maar tien centimeter, dan hoeft de bal zelfs niet precies in de hoek te zijn, hij kan er nooit meer bijkomen. Je kunt daar echter niet op rekenen, hij kan ook naar de goede hoek gaan. ***
 
De mentale instelling van een doelman en zijn redenering ontwikkelen zich heel anders bij een strafschoppenreeks dan wanneer hij er eentje tegen krijgt in een wedstrijd. Als hij er twee of drie langs zijn oren heeft gehad, denkt hij niet meer “ik ga nu wachten tot hij getrapt is voor ik iets doe”,  hij wordt opgejaagd door de situatie. Dat is dus heel normaal dat die een hoek kiest en weg is.’ ****
 
Bron: Carl Huybrechts, ‘Rik De Saedeleer – De stem van ons voetbal: Memoires’, 2011, blz. 220-221, 222-223, 224225-226
 
Het is mij niet duidelijk wat De Saedeleer bedoelt met zijn opmerking dat de doelman makkelijk bij een paal kan staan wachten op de bal, als hij bijvoorbeeld een volle seconde te vroeg vertrekt. Dan komt hij toch nooit meer bij de andere paal?! Start hij vanuit het midden van zijn doel, dan kan hij de halve afstand wel makkelijk overbruggen (4 meter tegenover 3 meter 66 centimeter in één seconde, volgens De Saedeleer). 
 
** De strafschopnemer weet niet naar welke hoek de keeper duikt, want hij kijkt op dat moment naar de bal die hij trapt. Maar de keeper weet niet  in welke hoek de strafschopnemer gaat schieten.
 
*** Je zet de doelman alleen door een schijnbeweging op het verkeerde been, dat doe je door te kijken, dus voordat je trapt, want dan kijk je dus naar de bal. Trapt de doelman in de schijnbeweging, dan kan hij niet meer naar de goede hoek.
 
**** Carl Huybrechts: ‘Een reeks strafschoppen, het is de dood of de gladiolen.’
Een treffende observatie over het karakter van de strafschoppenserie. Je zou eerder verwachten dat een enkele penalty het effect van alles of niets heeft. Maar dat is niet zo, want enkele strafschoppen worden tijdens de wedstrijd genomen en dan is er nog gelegenheid voor de tegenpartij om een en ander recht te zetten, afhankelijk van het scoreverloop (al kun je een in de laatste minuut benutte penalty natuurlijk niet meer repareren, tenzij er bij gelijke stand een verlenging volgt die dan weer bij gelijke stand met een penaltyreeks kan worden besloten). 
Rob Siekmann
Share.

About Author

Regelmatig publiceren we artikels van eenmalige gastschrijvers. Ook zin om een artikeltje te plegen? Neem contact op met info@dewitteduivel.com en bezorg ons jouw tekst.

Leave A Reply