De financiële gezondheid van de Formule 1 is te danken aan de duizelingwekkende kijkcijfers wereldwijd, met in totaal anderhalf miljard mensen die in één seizoen voor de televisie kruipen. De grote kijkdichtheid heeft drie voordelen. Ten eerste: sponsors stromen toe en bieden steeds hogere bedragen om de vleugels en flanken van de auto’s te bestickeren. Ten tweede: de Formule 1-organisatie kan steeds meer geld eisen van circuits die een Grand Prix in huis willen halen of behouden. En ten derde: televisiezenders bieden tegen elkaar op voor de uitzendrechten.
Vanwaar die explosie in populariteit? Vriend en vijand zijn het erover eens dat de Netflixserie Drive to Survive, met al het lief en leed achter de schermen, een enorme impuls aan de sport heeft gegeven. Met name in de Verenigde Staten, waar het eigen motorisch geweld van NASCAR en IndyCar altijd veel geliefder was. Formule 1? Europese interessantdoenerij, veel te ingewikkeld en altijd maar dezelfde winnaar. Saai als soccer, dat toevalligerwijs ook net aan een opmars in de VS bezig is. Grand Prixs van Amerika kwamen en gingen, maar als teken hoezeer het tij is gekeerd, prijken er in 2023 maar liefst drie op de kalender: in Miami, Austin en Las Vegas. En met Logan Sergeant is er eindelijk ook weer een Amerikaanse Formule 1-coureur.
De Netflixserie, die vanaf 2019 een kijkje achter de schermen biedt bij de Formule 1, geeft de sport een enorme duw in de rug, met name in de Verenigde Staten, waar de Formule 1 maar moeilijk voet aan de grond krijgt. Het publiek is meer gecharmeerd van oval racing, laagvliegen op een ovale baan, met als hoogtepunten de 500 mijl van Indianapolis in mei –het kroonjuweel van de IndyCar Series, een klasse vergelijkbaar met de Formule 1 – en de Daytona 500 in februari, het summum van de NASCAR Cup Series. Het grote voordeel van ovals: de circuits bevinden zich in een stadion. Je kunt dus het hele spektakel overzien.
Bron: Noël Ummels, ‘Daniel Ricciardo – Racen met een lach’, 2024, blz. 9, 238-239
Het Europese voetbal werd nooit populair in de Verenigde Staten. De Amerikanen waren gewend aan hun ‘football’, een rugbyvariant, met dus veel meer directe strijd en confrontaties, het gestaag veroveren van terrein. De verfijnde techniek, laat staan tactiek van soccer bleef voor hen te veel een ontoegankelijk boek, onleesbaar. Ze voerden de shoot-out in, in hun ogen veel spannender dan de strafschoppenserie. Bij de shoot-out heeft de keeper een reële kans om de bal te stoppen; bij een goed genomen penalty is hij in principe kansloos. De shoot-out diende om gelijkspel te doorbreken. Gelijkspel is typisch Europees: geen winnaar. In de VS geldt: ‘Winner takes it all’, dus moet er altijd een winnaar zijn.
Rob Siekmann