zondag, december 29

OP ZOEK NAAR EDEN HAZARD: VAN BRAINE TOT BERNABEU IN TIEN PASSAGES (2) – RW

Pinterest LinkedIn Tumblr +

Eden Hazard (1991) begon te voetballen in zijn tuin op de leeftijd van pakweg drie jaar, we schrijven de winter van 1994. Dat was eigenlijk het stokoude stadionnetje van de Royal Stade Brainois, gelegen naast het ouderlijke huis. Vijfentwintig jaar later, op donderdag 13 juni in de zomer van 2019, werd hij ingehaald als de ‘nieuwe held’ van Real Madrid, tot nader order de succesrijkste club ter wereld. Tussen de hof van Eden en de grootste voetbaltempel, van Braine tot Bernabeu: een vakantiereeks in tien passages.

Het huisje naast het voetbalveld van Royal Stade de Brainois

‘Francis Hazard, kijk eens hier: dat is hij.’ De voorzitter wijst met zijn vinger op een vergeelde foto naar een man met een ‘veloursen vest’. Duidelijk een archiefbeeld uit de tweede helft van de jaren zestig, toen de délégué zich in een hoekje zette, naast de rij van de jonge voetballers. ‘De grootvader van Eden begeleidde een jeugdelftal als ploegafgevaardigde. Later werd hij gedurende twee decennia Directeur Administratie en lid van de Raad van Bestuur.’ Aan het woord is Alain Pauly, sinds 1995 president van de Royal Stade de Brainois, de fusieclub van het stadje ’s Gravenbrakel, in het Frans Braine-le-Compte, waarvan Ronquières met zijn hellend vlak deel uitmaakt. We zitten in de Club 343, een verwijzing naar het stamnummer. Het is een soort loge achter glas voor genodigden. In de afgezonderde, raamloze bestuurskamer geurt het volgens nostalgisch gebruik naar koffie en taart. Alain Pauly haalt nog een andere foto van de muur en attendeert me op een jonge kerel met wat halfwas baardgroei: voici Thierry.

De vader vàn behaalde mee de titel in eerste provinciale van 1986. Tussen 1997 en 2009 zagen we hier ook de vier zonen over het veld dartelen. Dat betekent dat de voorbije halve eeuw drie generaties Hazard zich met onze club verbonden.’

Voorzitter Pauly is een aimabele man die het allemaal gezien heeft in het leven. Zijn uiterlijk verraadt iets van de modieuze modernist met een jeugd in de vroege jaren zeventig: halflang haar, sjaaltje. Pauly vestigde zich als zelfstandige ondernemer met een bedrijf van twintig werknemers waar tekst en symboliek op glas werd gedrukt. Hij verkocht enkele jaren terug alle aandelen en nam achter de schermen belangen op in de plaatselijke horeca. Hij hanteert met mildheid de voorzittershamer, het voetbal dient om de mensen te amuseren en de jeugd van de straat te houden. Alain Pauly: ‘Vandaag telt onze vereniging ongeveer 150 jongeren. We speelden sinds 1971 liefst zeventien seizoenen in bevordering en ontvingen daar gemiddeld zo’n 750 mensen. Dat is momenteel ondenkbaar geworden, meer dan honderd zijn het er nog zelden, tenzij zoals vandaag met de derby tegen Soignies.’

Ik tel voor het Stade Au Sans Fond – een verwijzing naar een riviertje – inderdaad een dikke honderd auto’s. Er zitten zelf supporters met een toetert op de pakweg veertig stoeltjes van de staantribune en op de drie gradinen aan de overkant. Het stadionnetje ligt tegen een metershoge in onbruik zijnde spoorwegbrug.

Het verhaal gaat dat de terreinverzorger een klein jongetje al koppend van het ene doel naar het andere zag lopen, op het moment dat hij het veld net had bij gezaaid. Daar legde hij de bal op de stip. De man zag naar verluidt zijn boosheid verdwijnen, want hij geloofde zijn eigen niet: een zesjarige knaap schilderde de strafschoppen met een krulletje onder de deklat. En hij trapte ze blootvoets! Toen de terreinverzorger hem naderde en hem wilde aanspreken, verdween hij vliegensvlug tussen de struiken van de tuin. Zonder één woord. Ongrijpbaar, toen al.

Alain Pauly geeft toe dat hij op zaterdagochtend speciaal naar de jeugdwedstrijden kwam kijken voor Eden Hazard: ‘Hij was onze trots. Met onze kleine Stade stuntten we op het toernooi van Standard. We legden in de finale de duimen tegen de thuisclub maar men gaf Eden de trofee van de beste speler. Hij was wars van enige pretentie. Net zoals zijn ouders: charmante mensen, een modelfamilie. Zowel vader Thierry als moeder Carine gaf les in lichamelijke opvoeding. Dat heeft ze zeker vooruitgeholpen bij de opvoeding van de vier kinderen, de broers Eden, Thorgan, Kylian en Ethian. De bal was het centrale element van het gezin. De ouders van Eden stimuleerden hem en zijn twee broers om bij Stade te blijven. Overigens, ook moeder Carine verdedigde als spits de kleuren van onze vrouwenploeg. Haar zwangerschap van Eden duurde al drie maanden voor ze besloot om te stoppen met voetballen. De hele familie is dus kind aan huis geweest bij Royal Stade de Brainois.’

’s Gravenbrakel is een wat ingedommeld stadje van 10.000 inwoners, net over de taalgrens en voorbij Tubeke. Het landschap glooit er: weilanden zonder bossen maar wel kanalen en kastelen. Weinig of geen industrie, veel landbouwgebied. De streek zat destijds geklemd tussen de staalfabrieken van Forges de Clabecq in de richting van Brussel en het steenkoolbekken van Le Centre rondom La Louvière. In de sport heerste er de cultuur van het kaatsen, la pelota – met elementen van honkbal en tennis – die er een hogere populariteit kende dan het voetbal. Niet bij de bewoners van de twee huizen die écht aan Au Sans Fond grenzen: die van Hazard senior en junior.

Ik verplaats me door de modder langs het stromende beekje tot aan het onooglijke houten bruggetje waarlangs les frères Hazard stiekem het veld betraden. Het beekje verdwijnt via een riool onder de tuin van Thierry en Carine. Naast het gazon stapelen zich enkele gezaagde boomblokken op voor de houtkachel. Voor de bungalow rijst een hoge dennenboom op. In het midden van het terras staat een oude waterpomp. Tegen een muurtje schilderde vader Hazard met enige mislukte improvisatie twee doelpalen en een dwarsbalk. Een witte versleten voetbal ligt in het midden  van het gazonnetje. Het winderige weilandschap aan de overkant is heuvelachtig.

Ik denk aan de woorden van José Authom. Deze zestiger probeerde meer dan 25 jaar de jeugd van de Royal Stade in goede banen te leiden, na een lange carrière in het eerste elftal. Hij trok onlangs een streep onder zijn engagement vanwege problemen met de gezondheid, maar hij herinnert zich Eden alsof het gisteren was: ‘Ik zag hem in het shirt van Suker op zijn tiende zijn twee jongere broers instructies geven voor het nemen van de strafschop. Hij trapte ze een na een in de bovenhoek. Hij was in zekere zin een talent dat niet te coachen viel, want hij kon meer dan ik. Bij een van de eerste keren dat hij zich aanbood op het trainingsveld jongleerde hij zo’n zeshonderd keer met het balletje. Het spektakel duurde dik twintig minuten. Hij had toen de leeftijd van een préminiem. Vader Hazard reageerde zeer rechtlijnig: hij moeide zich nooit en weigerde alle aanbiedingen. Het spelplezier van zijn zoon stond op de eerste plaats. En spelen deed hij. Want aan oefendiscipline had hij aanvankelijk een broertje dood. Il joue avec tout le monde. Toujours, avec ses gamins là. Dat doen er niet veel, want spelers die beter zijn dan de rest denken meestal alleen aan zichzelf. Als de training hem verveelde, trapte hij het wel eens af. Hij zat meteen in zijn tuin. Hij was te goed voor de anderen, maar hij bleef bescheiden en zette zich nooit boven de groep. Integendeel, spelen om te spelen. Zo kenden we hier een kleine jongen die luisterde naar de naam Eden Hazard.’

Share.

About Author

Raf Willems (1960) noemt zichzelf voetbalschrijver met een boekenkast. Hij is uitgever en auteur van meer dan 40 boeken over ‘voetbal met een knipoog naar geschiedenis & samenleving’ en schreef voor het Nederlandse weekblad Voetbal International (1995-2000), de krant NRC Handelsblad (2001-2006) en de website Stichting meer dan Voetbal (2008-20014). Sinds 2014 Initiatiefnemer van voetbaldenktank & onlineplatform De Witte Duivel.