‘Er is tegenwoordig meer aandacht voor het spektakel om het voetbal heen dan voor het spel zelf.
Het voetbal is nu eenmaal big business geworden op een schaal die vroeger ondenkbaar was. En de spelers zijn zich bewust van hun marktwaarde.
Wat in mijn ogen ontbreekt is de oprechte verknochtheid aan het shirt dat ze dragen en aan de stad waarin ze spelen.
En dat terwijl ze het tegendeel zo graag willen uitstralen: dat ze enorm gehecht zijn aan de club waarvoor ze uitkomen en aan de fans. En dat doen ze natuurlijk bij voorkeur publiekelijk.
Het kussen van het clubembleem voor de draaiende camera’s is juist een teken dat het allemaal een stuk oppervlakkiger is geworden.
‘Ik vind het moeilijk om ernaar te kijken, naar al die vooraf bedachte dansjes en gebaren van spelers tegenwoordig.
Je ziet gewoon dat ze zijn ingestudeerd, dat het is voorbereid. Dat haalt alle spontaniteit ervan af.
In mijn tijd dacht niemand na over zulke dingen.’
Bron: Roberto Pennino, ’45 ontmoetingen met voetbalhelden van weleer’, 2024, blz. 118-119, 120
Marco Tardelli speelde in de jaren zeventig en tachtig onder meer voor Juventus en kwam eenentachtig keer uit voor de Azzurri.
Zijn bijnaam luidde ‘Schizzo’, wat Italiaans is voor ‘sprint’, vanwege zijn plotselinge versnellingen.
Een van zijn bekendste wapenfeiten als international is zijn treffer in de WK-finale van 1982 tegen West-Duitsland.
Tardelli rende na het doelpunt met armen op borsthoogte en gebalde vuisten richting de spelersbank, wild schuddend met zijn hoofd en met tranen in zijn ogen.
In Italië is dit moment beroemd geworden als ‘l’urlo di Tardelli’, de schreeuw van Tardelli.
Rob Siekmann