woensdag, november 20

Lynchpartij in, door en van de media

Pinterest LinkedIn Tumblr +

Propere handen, het leeft meer dan ooit. Dat zien we aan het aantal bezoekers van De Witte Duivel de voorbije week en de verscheidene gastschrijvers. Alle records worden gebroken.

Wat er moet gebeuren, kan u lezen in mijn column van deze week in Sport/Voetbalmagazine: complete transparantie. Maar wie maakt zich begoochelingen als de Pro League een commissie vol oude krokodillen samenstelt om de boel op te kuisen?

Ik wil het hier vooral hebben over de rol van de pers in dit dossier en tegelijk reageren op onze gastschrijvers. Ik behoor tot de vorige generatie voetbaljournalisten en daar kan ik alleen maar blij mee zijn ( op mijn leeftijd na). Tot het Bosman-arrest van 1995 waren makelaars onbelangrijk voor de voetbaljournalisten. Ik heb Mogi Bayat dus nooit een hand moeten geven en toen op tv de foto van Dejan Veljkovic verscheen, was dat een totaal onbekende voor mij.

De clubs beslisten over alles en voor informatie moest je bij Michel Verschueren of Antoine Van Hove zijn. Nadien was ik zo gelukkig om achtereenvolgens als chef-sport van Het Nieuwsblad, senior writer van De Standaard en later ook Het Nieuwsblad mij niet te moeten bezighouden met de pijnlijke teen van speler X of de transfer van voetballer Y. Vaak iemand uit de Balkan waarvan zelfs wij de naam nog nooit hadden gehoord. Ik noemde het ‘primairs’ in plaats van ‘primeurs’.

In de loop der jaren zag ik echter dat mijn jonge collega’s steeds meer in de armen van de makelaars gedreven werden. Ik heb op de redactie meer dan eens gezegd dat we op het verkeerde pad zaten, maar de lezer wilde dit. Dat zal wel kloppen, anders zouden voetbalsites die zich alleen met geruchten en roddels bezighouden ( meestal overgenomen uit de kranten) niet zo’n succes hebben.

Niet alleen hun bazen maar ook de clubs duwden de journalisten in de armen van de makelaars. Vooral sinds er in Vlaanderen maar twee sportredacties meer bestaan, is het belang van de jacht op ‘primairs’ alleen toegenomen. Ik mag er niet aan denken dat ik nu nog op een krant zou moeten werken. Alle dagen bellen naar makelaar A, B en C in de hoop dat ze je een kruimel nieuws willen bezorgen. En als je een roddel mist, de ochtend nadien op het matje geroepen worden bij de chef. En dat alles ten koste van serieuze verhalen, want ‘die interesseren de mensen niet’.

De clubs maakten het alleen maar erger. Trainingen zijn tegenwoordig altijd gesloten, telefoonnummers van spelers worden niet meer vrij gegeven, bestuursleden zijn zo goed als onbereikbaar, elke week zijn er maar één of twee spelers per club beschikbaar en meestal niet voor een one-on-one. Alle interviews moeten nagelezen worden en wie een verkeerd woord schrijft, krijgt geen interview. Lees het verhaal in Sport/Voetbalmagazine over de gang bij zaken bij KV Mechelen en gisteren nog hoorde ik dat één van onze kranten deze week van één van onze topclubs een interviewverbod heeft gekregen omdat ze week na week de juiste opstelling in de krant hadden. Je moet foute informatie geven om je werk te mogen doen!

Waar moeten journalisten dus zijn voor informatie, achtergrondnieuws en soms zelfs interviews? De makelaars. Zij weten dat ze de macht in handen hebben en proberen daar misbruik van te maken. Als je nieuws wil hebben, moet je heel vriendelijk zijn tegen hen en hen al eens een ‘faveurke’ doen.

In het tweede jaar dat ik les gaf aan de Arteveldeschool bleek dat ik dezelfde groep studenten had als het eerste jaar. Dat was een complete verrassing en ik had dus geen lessen voor hen voorbereid. Ik heb dan maar geïmproviseerd over de relatie tussen de pers en de makelaar.

Ik begon met mijn studenten ( sommigen zoals Niels Poissonier, Sander Degraeve en Brecht Schelstraete zijn intussen gewaardeerde collega’s) te vragen wat ze zouden doen als een makelaar hen zou vragen een dubieus transferbericht te publiceren, waarmee hij mogelijk valse interesse voor één van zijn spelers in de krant wilde zetten om een transfer af te dwingen of zijn huidige club de wenk te geven dat ze het salaris moesten optrekken.

De hele klas wist het meteen: niet doen! Toen zei ik hen, wat als die makelaar zegt dat als je dit niet doet hij de volgende keer als hij een transfer heeft die geen fake news is meteen je concurrent belt? De eensgezindheid was snel verdwenen.

Dit is nochtans het dagelijkse dilemma van veel jonge voetbaljournalisten. Blijkbaar wordt hen soms gevraagd om de beoordeling van één van hun spelers te verhogen. Een zes in plaats van een vijf. Mag ik daar, zonder het goed te keuren, enig begrip voor hebben?

Ik begrijp niet dat iemand, laat staan iemand die volop in het voetbal zit, ook maar het minste belang hecht aan die punten. Vergelijk de punten van de verschillende kranten en je breekt in het lachen uit.

Drie decennia terug maakten een aantal trainers hun beklag bij mijn toenmalige chef Joris Jacobs over de verschillen tussen de kranten. Ze vonden die punten niet ernstig. Bij een of andere wedstrijd werden vijf coaches van eerste klasse uitgenodigd om punten te geven. De verschillen waren nog groter dan tussen de journalisten.

Hoe zou het ook anders kunnen. Wie kan 22 spelers, plus de invallers en de scheidsrechter op een serieuze manier evalueren. Vooral bij avondwedstrijden, waarbij de man die het verslag maakt meer zit te tikken dan naar de match te kijken. Ik heb veertig jaar punten gegeven en weet dus hoe relatief die zijn. Vijf of zes, zes of zeven? Soms hing het onbewust ook van mijn humeur af. Niet één keer heeft iemand mij gevraagd meer punten te geven.

Wat niet kan/mag is geschenken aanvaarden van die heren en met hen gaan eten vind ik niet alleen discutabel, maar ook een alles behalve leuk idee. Een paar uren met dichtgeknepen neus aan tafel zitten, vind ik geen prettig vooruitzicht.

Wat helemaal niet kan, is dat wanneer een makelaar vraagt om de punten van de scheidsrechter op te trekken je je daar geen vragen bij stelt. Waar is de journalistieke reflex? Waarom zou een makelaar er belang bij hebben dat een ref meer punten krijgt? Maar of je daarvoor een nacht in de cel moet doorbrengen, is weer wat anders.

Voetbaljournalisten ( en het is in het wielrennen niet anders) werken in een grijze zone ( zoals in meerdere sectoren van de journalistiek). Het zou mij niet verbazen als sommigen de grens van het toelaatbare overschrijden. Ik steek al lang voor niemand nog mijn hand in het vuur. Ik heb als lid van het bestuur van de sportpersbond gisteren dan ook aan mijn collega’s voorgesteld een ethische code op te stellen en een commissie op te richten om in eerste instantie advies te geven over wat wel en niet kan en in bepaalde gevallen ook zaken die niet door de beugel kunnen publiekelijk zou veroordelen.

Een corporatistische reflex is het laatste wat we nodig hebben, maar dat geldt ook voor het verdacht maken van collega’s. De voorbije dagen leek het toch een beetje op een lynchpartij in, door en van de media.

Karel Michiels schreef op deze site over het schrijnende voorval in Lommel, maar liet tot mijn verbazing niet de naam vallen van de ( zeer) vermoedelijke dader. Hij had het wel over straffe verhalen die hij gehoord had tijdens de WK’s van 1990 en 1994. Het zou best kunnen dat ik daar bij was. Maar ik kan me niet voorstellen dat ik of iemand anders aan zijn concurrenten een geweldige affaire zou cadeau doen. Primeurs waren in die tijd geen kwestie van leven of dood, maar toch ook weer niet onbelangrijk. Ik vrees toch dat het vooral stoere verhalen, letterlijk tussen pot en pint, waren. Ik zou hem ook de wenk willen geven om zich beter te informeren over zijn helden.

Gisteravond zag ik Jan Hauspie in De Afspraak. Er zijn weinig sportjournalisten die ik hoger inschat dan Jan, maar de voorbije dagen had ik toch mijn bedenkingen. Ik viel niet achterover van het verhaal in Humo, dat toch vooral een herkauwen was van de zaak-Yé.

Ik stoorde me vooral aan de laatste zin, waarin alle journalisten werden verdacht gemaakt. Ik zit nog wekelijks op de perstribune, maar heb nog nooit iemand met een buitenissige horloge opgemerkt. Die van mij heb ik van mijn vrouw gekregen voor mijn vijftigste verjaardag en dat is helaas nog net geen twintig jaar geleden.

Ook bij het tafereel met Ariël Jacobs heb ik bedenkingen. Als de toenmalige coach van Anderlecht zich in de val gelokt voelde, was dat hoegenaamd niet netjes. Maar in zijn plaats was ik meteen weer vertrokken. Twee betrokkenen hebben intussen gezegd dat ze kunnen bewijzen dat het allemaal niet klopt. Ik wacht op de bewijzen.

Heel wat erger was dat Hauspie in De Afspraak het ook had over een vakantie op de boot van een makelaar. Pure dwaasheid en totaal onaanvaardbaar, maar toen Bart Schols hem vroeg of hij dit zeker wist antwoordde hij dat hij alles wat hij geschreven had klopte. Twijfelde hij dan toch een beetje aan wat hij op tv had verteld?

Ik weet hoe hij aan dat nieuws kwam en het deed me denken aan wat Karel Michiels schreef. Ik stond er vrijdag na de interland tegen Zwitserland bij toen iemand die bootreis aankaartte. Maar ik weet zeker dat dit niet verteld werd om te gebruiken in de media ( je moet in dit land gelukkig kunnen bewijzen wat je schrijft) en ik mag hopen dat Jan andere bronnen heeft dan een gesprekje aan de toog van de perszaal van het Heizelstadion vooraleer hij dit soort berichten lanceert. Misschien ben ik ondanks mijn leeftijd naïef, maar voorlopig krijgen al mijn collega’s het voordeel van de twijfel. Ik vind het al te gemakkelijk voor luxe-journalisten ( zoals ik er een was) om een vermanend vingertje op te stekken naar collega’s die alle dagen in de loopgrachten werken.

 

Share.

About Author

François Colin (1948) was achtereenvolgens rubriekleider voetbal en chef-sport van Het Nieuwsblad en senior writer van De Standaard. Na zijn pensioen in 2014 was hij tot 2021 columnist van SportVoetbalmagazine. Hij bracht verslag uit van twee Olympische Spelen, tien EK's en negen WK's voetbal en was aanwezig bij ruim driehonderd interlands van de Rode Duivels. Hij is auteur of co-auteur van een vijftiental boeken over de mooiste sport op aarde.