Serie vijftig jaar Belgisch profvoetbal. Van Maurice Martens (RWDM 1974) tot Domenico Oliveiri (KRC Genk 1999), aflevering 4: Julien Cools scoort uit blauwzwarte tikitaka-aanval op Anfield Road in finale Uefa Cup tegen Liverpool.
Het Belgisch profvoetbal viert dit seizoen zijn vijftigste verjaardag. Auteur Raf Willems brengt wekelijks een serie van 25 portretten uit de eerste 25 seizoenen toen ons clubvoetbal zijn beste – met talrijke Europese successen – tijdperk beleefde. Hij voerde deze gesprekken de voorbije decennia en in functie van in 2020 verschenen boek O Belgisch Voetbal. Hoogtepunten en sterke verhalen van 1920 tot 2020. Vanuit het motto: de verhalen zijn belangrijker dan de resultaten. Op 28 april 1976 speelde Club Brugge de heenmatch van de finale van de Uefa Cup op Anfield Road tegen Liverpool FC. Julien Cools scoorde uit een tikitaka-aanval met elf baltoetsen het misschien wel mooiste doelpunt uit de blauwzwarte geschiedenis. Dertig jaar later, in 2006, zocht ik hem in Kasterlee op om met hem over het Happeltijdperk en over die onvergetelijke aanval van Club Brugge te praten.
Elf baltoetsen waarbij het hele veld werd overbrugd. Julien Cools scoorde uit de halve draai: 0-2 na minder dan een kwartier spel. Blauwzwarte tikitaka-aanval op Anfield Road. Drie titels op rij in 1976, 1977, 1978; één Belgische beker (1977, 4-3 tegen Anderlecht); twee verloren Europese finales tegen FC Liverpool (1976, 1978) en één kansrijke uitschakeling in de kwartfinales (1977). Getekend: Ernst Happel.
De beste aanval uit de geschiedenis van Club Brugge werd opgevoerd tegen het decor van Anfield Road, tegenover de mythische Spion Kop van de Liverpool Reds.
Julien Cools noemde de Oostenrijkse Weltmeister de beste coach die hij heeft gekend: ‘Ernst Happel dwong respect af door zijn norsheid. Altijd van ‘scheisse’ en ‘kein geloel’. Zeer speciale man. We durfden hem amper benaderen en toch maakte hij deel uit van ons collectief. Na de training stonden we met veel lawaai onder de douche, tot hij daar kwam aanwaggelen met zijn papperig lijf. Dan werd het muisstil maar tegelijk proestten we het uit. Zijn trainingsmethoden baarden opzien: zeer intensief én gevarieerd, op conditie én techniek gericht, bijna steeds met de bal: snelheid, wedstrijdvorm, sprintoefening. Ongezien in België. Zijn eerste voorbereidingskamp van het seizoen? Keihard. Men kon me nadien door een sleutelgat trekken. Ik woog nog zestig kilo! We mochten van Happel even op zwier gaan, maar ik bleef in de kamer wegens te ziek.
Zijn devies: nooit aanpassen aan de tegenstander. Altijd vertrekken van de eigen kracht: aanvallen, zelfvertrouwen, bluf! Offensieve veldbezetting, positie overnemen en snel voetballen in één tijd: maximum twee tot drie keer de bal raken. Voorheen liep ik met de bal, dat moest ik afleren. De tegenstander speelde tegen ons, niet omgekeerd. Alle ploegen pasten zich aan ons aan, wij ons nooit aan hen. Zelfs niet in Europa. Zonder schroom trokken we ten strijde tegen internationale topclubs: Real Madrid, FC Liverpool, AS Roma, Hamburger Sportverein, AC Milan, Juventus, Atletico Madrid…
We stonden in die grote sporttempels en deden ons ding. Op Olympia: 11 zeges, 1 draw, 1 nederlaag en negen matchen zonder tegengoal. Nooit gingen we voor eigen doel liggen.
In het middenveld formeerde ik een twee-eenheid met René Vandereycken. Zijn lange bal op mij was een automatisme: de directe, strakke bal van René en ik ging diep. Voor elke training oefenden we, zowel over links als over rechts. Hij ontpopte zich tot de defensieve middenvelder die ook vaak scoorde: van op afstand of met het hoofd. Intimideren, controleren, temporiseren. Via zijn lange bal op mij schakelden we onmiddellijk over op de aanval. René stalde zich uit als Happels verlengstuk op het veld. Soms stuurde hij met opzet een bal richting doelman Jensen. Als de mensen begonnen te fluiten, herhaalde hij dat nog een keer of twee. Puur om het publiek te jennen. Op training hadden we vaak akkefietjes met hem. Kortsluiting in duels omdat hij zelf uitdeelde maar niet kon incasseren. Ik was de juiste schakel tussen verdediging en aanval. Door mijn loopvermogen, ze noemden mij Zatopek naar de fameuze Tsjechische lange afstandsloper uit de jaren vijftig. Ik legde de bal op de voet van onze spits Raoul Lambert: hij kaatste terug, controle, bots binnen! De Uefa Cup ontsnapte ons dus op het nippertje. Op Olympia walsten we Liverpool tijdens de tweede helft van de mat. Tien minuten voor tijd trapte Lambert tegen de binnenkant van de paal. Het bleef 1-1. Op Anfield Road tikten we hen voor de pauze weg, met veel balcirculaties: 0-2 na een kwartier, we missen drie doelrijpe kansen op een haar na en in vijf dolle minuten verzette Liverpool – dankzij een gestolen strafschop, want de fout van Fons Bastijns was duidelijk buiten het strafschopgebied – toch nog de bakens: 3-2. Ik blijf erover sakkeren.’
De herinnering aan de elf baltoetsen waarmee het hele veld werd overbrugd en Julien Cools scoorde uit de halve draai heelt vele wonden. Zij het net niet alle. Blauwzwart tikitaka op Anfield Road! De mooiste aanval uit de geschiedenis van Club Brugge? De mooiste!