Juan Lozano zeventig (30 augustus 1956), de statenloze koning van de korte combinatie
Zaterdag werd Juan Lozano zeventig jaar. De voormalige vedette van Beerschot en Anderlecht was in de jaren zeventig en tachtig een technische straatvoetbalvirtuoos.
Benfica Lissabon – Anderlecht 1-1, terugmatch finale Uefa Cup (totaalscore 1-2), 18 mei 1983
Juan Lozano. Een man zonder nationaliteit. Stateloos, half-Spaans, half Antwerps en daar voelde hij zich het best bij. De voormalige voorzitter van Anderlecht, Constant Vanden Stock, somde hem spontaan op in zijn persoonlijke paarse top vijf. Onder leermeester Rik Coppens genoot hij van zijn vlegeljaren bij Beerschot – met bekerwinst in 1979. Dan volgde een fuifje bij de Washington Diplomats. In de schaduw van Johan Cruijff, die hem de vrije trappen liet nemen en hem ‘lui’ noemde.
Lozano leefde voor de lol en zag het voetbal als puur amusement. Met de bal als onafscheidelijke metgezel. Van de ochtend tot de avond nog het liefst. De ironie van het lot wilde dat de losbol het best rendeerde onder de strenge voetbalwetenschapper Tomislav Ivic. De speelvogel schudde zijn veren af: landstitel in 1981, halve finale Europacup der Landskampioenen in 1982. Ter bewondering van zijn nonchalante schijnbewegingen zakte de achttienjarige Ruud Gullit van Amsterdam naar Brussel af. In de officiële encyclopedie van Aston Villa, dat Anderlecht in 1982 aan het struikelen bracht op weg naar de finale van de Beker met de Grote Oren, zong men de lof van Lozano. En Lozano? Die zong op zijn beurt de lof van zijn strenge trainer Ivic. Eerde het pressievoetbal, de korte combinaties, de hoge snelheid van uitvoering, het één-tijd-voetbal dat stoelde op pure techniek. Het dribbelen om te dribbelen mocht de oerdribbelaar vergeten, maar het stoorde hem niet. Hij, de intuïtiefste onder de intuïtieven, voelde zich thuis in een team met ‘nadenkende’ voetballers die hem begrepen want bij hem ging alles in een flits, hij zag in een fractie van een seconde wat een andere zelfs nooit zou zien. Beschouwde Ivic als een ‘fantastische en diepgevoelige, lieve mens’. Noemde dat diens grote sterkte want ‘als een trainer met zijn bezetenheid onsympathiek zou zijn geweest, had hij er na twee dagen gelegen.’
Botste onmiddellijk met zijn opvolger, de ‘lossere’ Paul Van Himst. Het incidentje met de ‘platte autoband’ te veel. Lozano veinsde veel platte banden om zijn laattijdigheid op training te verontschuldigen maar die keer bleek het echt waar te zijn. De ‘nieuwe’ coach Van Himst wilde een voorbeeld stellen en gaf een hoge boete vanuit de gedachte: ‘Als ik die kan temmen, volgt de rest ook wel.’ Volgens Frank Vercauteren, de linkermiddenvelder van Anderlecht en de Rode Duivels, die met Lozano een soort telepathische band had, was hij de meest getalenteerde van de grote Anderlechtgeneratie 1980-1987. In dat elftal speelden onder meer Morten Olsen, Ludo Coeck, Enzo Scifo en Erwin Vandenbergh. Hij vond met zijn dribbels de oplossingen die niet waren ingestudeerd en schakelde met één briljante beweging die spelers tegelijk uit.
Na een mieterse campagne in de UEFA Cup van 1983 – hij scoorde het doelpunt van de winst in Lissabon, tegen Benfica, toen hij de klassieke ‘bananenbal’ van Vercauteren inkopte – mocht hij het magische wit van Real Madrid dragen. Hij ging tevergeefs de strijd aan met de oud-spelersmaffia van Real waardoor het avontuur in het hautaine en strenge Estadio Bernabéu mislukte. Met uitzondering van één uitzonderlijke prestatie tegen…Anderlecht in de achtste finale van de UEFA Cup van 1984: na 3-0 nederlaag in Brussel, 6-1 pandoering in Madrid.
In de zomer van 1985 keerde hij terug naar Brussel. Zowel hij als Anderlecht fleurden op: de beeldende kunst viel opnieuw te bewonderen in het park. Tot op die tragische dag van 11 april 1987, het verdoemde moment van de verschrikkelijke botsing met Waregemverdediger Ivan Desloover. Met een gecompliceerde beenbreuk tot gevolg. Dan volgde de pijn, de lijdensweg, de eenzaamheid van de beste Belgische balkunstenaar sinds zijn leermeester Rik Coppens. Het abrupte einde van een Uilenspiegelloopbaan. Zo’n afscheid verdiende hij niet. Als eresaluut een vers uit het gedicht dat Paul Rigolle over hem schreef: ‘Achter hem kreunen zijn bewakers als een slavenkoor. Schoonheid is wat hem kwetsbaar maakt. Schoonheid is waar zijn naam voor staat. En lang daarna nog opklinkt. Gegrift in perkament en graffiti.’
Hij had lak aan alles: ruziede met trainers en scheidsrechters, spotte met brutale verdedigers en tartte met zijn tovertrucs het gezag. De stateloze koning van de korte combinatie. Juan Lozano.