Bonjour, Paris. Eindelijk, na acht lange jaren, konden de beste atleten ter wereld nog eens hun olympische kunsten vertonen in een imposant en stimulerend decor. Rio de Janeiro en de Brazilianen liepen niet warm voor topatletiek en in Tokio bleven de tribunes helemaal leeg. Een hele generatie zag zo haar allermooiste dromen verloren gaan. Alsof ze beseften dat de tijd roerig en geluk broos is, spaarden de huidige toppers zich niet tijdens deze tiendaagse in de lichtstad. En met hen het publiek, dat het Stade de France tot de nok vulde, elke ochtend en elke avond weer.
Natuurlijk, de omstandigheden konden nauwelijks beter zijn. Het weer toonde zich mild, de baan was snel en de sfeer opwekkend. Op de 100 meter voor mannen bleven alle acht finalisten onder 10 seconden, een record. Nog een voorbeeld: op de 400 meter doken de eerste vijf onder 44 seconden. Ter vergelijking: tijdens de wereldkampioenschappen in 2022 en 2023 liepen de winnaars 44.29 en 44.23.
BOEIEND
Heel snel, dicht tegen de respectieve wereldrecords aan, ging het ook op de 800 en de 1500 meter. Bovendien was de spanning vaak om te snijden en viel de beslissing pas in de allerlaatste meters. Niemand die aanvankelijk wist wie de 100 meter had gewonnen. Noah Lyles, de Amerikaan die zich geroepen voelt om Usain Bolt op te volgen als opperste showmaster? Of het nieuwe Jamaicaanse supertalent Kishane Thompson? Lyles, zo bleek uit een zorgvuldige studie van de finishfoto, het verschil bedroeg 5 duizendste seconde.
Op de 400 meter liep de Engelsman Mathew Hudson-Smith 399 en een halve meter aan de leiding, de overblijvende 50 centimeter werden hem fataal. ‘Hij heeft zijn wedstrijd slecht ingedeeld’, aldus een cynicus. De heersers op de middenafstand, de Noor Jakob Ingebrigtsen en de Brit Josh Kerr, hadden een jaar lang een psychologische oorlog gevoerd. Zelden werd even halsreikend naar een olympisch duel uitgekeken. Beiden waren er zo op gericht het zwakke punt – als dat er al was – van de ander uit te buiten dat ze het hoofddoel uit het oog verloren. Tot ieders verbijstering was een jonge Amerikaan, Cole Hocker, hen te snel af. De stilte meteen na de finish was verpletterend.
BIJZONDER
De vrouwen bleven niet bij de mannen achter. Met de Amerikaanse sprintster Gabby Thomas (goud op de 200 meter en op beide estafettes), de Keniaanse Beatrice Chebet (dubbelslag op de 5.000 en de 10.000 meter) en de altijd ingetogen Amerikaanse Sydney McLaughlin-Levrone als meest opvallende figuren. Laatstgenoemde zette een bijzondere traditie voort: al voor de zesde keer verbeterde ze het wereldrecord op de 400 meter horden tijdens een Amerikaans of internationaal kampioenschap. Mannelijke tegenhanger is de Zweed Mondo Duplantis. In het Stade de France stelde hij al voor de negende keer het wereldrecord polsstokspringen scherper.
Natuurlijk werden al deze topprestaties in meerdere of mindere mate in de hand gewerkt door de zogenoemde superschoenen, een evolutie die nog in volle gang is. Vooral de duuratleten hebben baat bij deze razendsnelle ontwikkeling.
OPPERMACHTIG
Zoals verwacht waren de Verenigde Staten het succesrijkste land tijdens deze Spelen. Hun overwicht is nog groter geworden nu ze een ferme inhaalbeweging op de midden- en de lange afstand hebben ingezet. Met dank aan onder anderen de al genoemde Cole Hocker. De Amerikaanse suprematie komt het best tot uitdrukking in een rangschikking waarbij de eerste acht in elk onderdeel in aanmerking worden genomen, van 8 punten voor het winnende land tot 1 punt voor de nummer acht. Welnu, de Verenigde Staten verzamelden 315 punten, tweede is Kenia, met 112 punten, Groot-Brittannië telt als derde 100 punten. Nederland is knap zesde, met 65 punten, België is met Japan veertiende, beide landen oogstten 34 punten.
REALISTISCH
Over Nafi Thiam is in al die jaren van heerschappij ongeveer alles gezegd en geschreven, tot in het absurde toe. Natuurlijk heeft ze alweer een schitterende prestatie geleverd: sinds ze in Rio verrassend olympisch kampioene werd, staat ze vrijwel ononderbroken aan de wereldtop. Maar soms is ook bij de grootste triomf, in welke discipline en van wie dan ook, enige relativering geboden. De zevenkamp is niet het sterkst bezette atletiekonderdeel en een puur Westerse specialiteit, zo goed als afwezig in onder meer Afrika, vooral wegens gebrek aan technisch onderlegde trainers, denk ik. Maar dat geheel terzijde. Hoe dan ook, Thiam is niet onovertrefbaar, niet de beste atlete uit de geschiedenis, laat staan onaards. Hoe moeten we anders de Amerikaanse Jackie Joyner-Kersee noemen, die tweemaal olympisch kampioene werd en met haar 7291 punten, bijna 280 meer dan het persoonlijk record van Thiam, al ruim veertig jaar wereldrecordhoudster is?
LAGE LANDEN
België gaat prat op Thiam, en op Bashir Abdi, toonbeeld van zelfdiscipline, volharding en wedstrijddoorzicht, Nederland beroemt zich op Sifan Hassan. In Tokio won ze goud op de 5.000 en de 10.000 meter en brons op de 1.500 meter, in Parijs veroverde ze brons op de 5.000 en de 10.000 meter en goud op de marathon, nota bene amper 37 uur na haar derde plek op de 10.000 meter. Het marathonparcours in Parijs deed denken aan een pittige Alpenrit in de Ronde van Frankrijk, Hassan sleurde zich over de toppen, begaf het niet en versloeg in een spurt op de Esplanade des Invalides (toepasselijker naam kon niet) de beste van haar gewezen vaderland, Ethiopië, en wereldrecordhoudster op de 42,195 kilometer. Prachtig. En ongezien, zij het niet helemaal: op de Spelen in 1952 in Helsinki won Emil Zatopek, bijgenaamd de Tsjecho-Slowaakse locomotief, de 5.000 meter , de 10.000 meter en de marathon. Aan triples geen gebrek dus, vroeger en nu. Waarbij de vraag rijst: wie verdient de hoofdprijs: Zatopek, Hassan, of Thiam. Of misschien Faith Kipyego, uit Kenia, die in Parijs voor de derde opeenvolgende maal olympisch kampioene werd op de 1.500 meter? De evenknie van Thiam, dus.
Eén ding is duidelijk: zowel in België als in Nederland is de sportvrouw van 2024 al bekend. Een verkiezing bij handgeklap, meer hoeft dat deze keer niet om het lijf te hebben.