1984-1985: JUVENTUS TURIJN, DE HEL VAN DANTE, DE AVOND VAN DE SCHANDE
Finale: Juventus Turijn – Liverpool FC 1-0, 29 mei 1985, Heizel Stadion Brussel
De weg naar de finale in Brussel…
(N.v.d.r.: In vijf afleveringen brengen we twee hoofdstukken uit ‘Het Gouden Boek van de Beker met de Grote Oren 1956-1992’ van auteur Raf Willems. Ze brengen de seizoenen 1983-’84 en 1984-’85 in beeld en geven inzicht in hoe het Heizeldrama kon ontstaan…)
La faveli del calcio italiano: de bedrijfskunde van Agnelli
In La faveli del calcio italiano doet historicus Giorgio Tossati de bedrijfskunde van Agnelli uit de doeken: ‘Juve verrichtte de eerste professionele voetbaltransactie en kocht Rosetta in 1923 van Pro Vercelli. Hiermee toonde de club het eerste staaltje van strategische zakelijkheid in de sport.’ Het geslacht Agnelli kreeg de steun van zowel de liberale elite als de oude aristocratie van Noord-Italië. De familieleden stippelden een roerig pad uit voor club en bedrijf en gedroegen zich als ‘kameleons’ van de politiek. Ze probeerden lang uit de klauwen van het fascisme te blijven, maar papten uiteindelijk toch aan met de macht. Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog koos Agnelli partij voor de republikeinen.
Kleinzoon Gianni Agnelli (1921-2003) nam de fakkel in de dynastie over in 1947. Zijn vader Eduardo overleefde in 1935 een vliegtuigongeluk niet en zijn grootvader Giovanni – die tijdens de wereldbrand goede zaakjes had gedaan met de zogenaamde As-mogendheden Duitsland en Japan – stierf in 1945. De voorzittersstoel werd twaalf jaar voor Gianni – die onder meer gevochten had aan het Russische front, maar na de Italiaanse capitulatie overstapte naar het kamp van de Verenigde Staten – warm gehouden. De Engelse Italië-correspondent John Ward schreef hem in Handboek Italië het predicaat ‘nestor van de grote Italiaanse spektakeleconomie’ toe.
Gianni Agnelli, l’Avvocato werd ‘sekssymbool van het kapitalisme
Hij was volgens zijn critici een ‘indrukwekkende, maar cynische estheet die karakteristieke scherpzinnigheid aan charismatisch sexappeal paart.’ Hij controleerde op de beurs van Milaan twintig procent van de bedrijven. Naast de auto-industrie wroette Fiat zich onder zijn leiding een weg tot in de toporganen van de Italiaanse spoorwegen, de chemische industrie en de telecommunicatie. Zijn greep op de media was nog steviger. Naast La Stampa (Turijn) kreeg hij ook de kwaliteitskrant Il Corriere della Sera (Milaan) in handen van de familie, terwijl deze ook de meerderheid van de aandelen bezat in La Repubblica, het derde dagblad van het land.
De liefhebber van ‘la dolce vita’ – mooie vrouwen, snelle wagens en voetbal – leidde Juventus vanuit zijn villa in de heuvels rond Turijn en belde dagelijks in een vast ritueel om zes uur in de ochtend met president Boniperto. Iedereen in Italië kende de man aan het hoofd van de invloedrijkste familie van het land: l’Avvocato, de advocaat.
Hij werd beschouwd als het ultieme voorbeeld van mannelijke elegantie en men riep het ‘sekssymbool van het kapitalisme’ uit tot één der vijf best geklede mannen ter wereld.
Ondanks zijn macht voelde Agnelli zich niet geroepen Italië politiek bij de hand te nemen. Hij speelde wel een belangrijke rol in de nietige Partido Repubblicano waar hij steeds voor verzoening ijverde in het maatschappelijke debat.
Dankzij Juventus deed Fiat gouden zaken
Na de Tweede Wereldoorlog zag de automobielconstructeur de zaken groot. Duizenden migranten uit de boerenstreken van het zuiden van Italië zakten af naar Turijn. De stad breidde tussen 1951 en 1961 fors uit. De zogenaamde Terroni – een beledigende bejegening – werden op misprijzen onthaald, maar bouwden ook aan hun toekomst.
John Foot in Calcio, a history of Italian football: ‘Fiat opende scholen en huizen en gaf de kinderen van de werknemers vakantiemogelijkheden. De migranten namen hun voetbalsympathie mee naar hun families. Ook de dromen en hoop op een beter leven, waar Juve een vast onderdeel van werd. De cultus van de Juventini – het supporterschap in goede en kwade dagen – werd een ware geloofsbelijdenis. Waardoor de Oude Dame meer fans kreeg die over het hele land verspreid zaten, dan in de eigen stad. Het werd een populair gezegde dat Juventus iedereen samenbracht, van intellectuelen tot arbeiders. Tegelijk hadden vele Italianen een hekel aan club en clan. Ook de anti-Juventini stond op. Juventus liet niemand onberoerd: men was voor of tegen. Fiat deed gouden zaken.’
In de economie duldde Agnelli tyconen als De Benedetti en Berlusconi naast zich. In de politiek nam hij vrede met beperkte invloed in de parlementaire wandelgangen. Maar in het voetbal joeg hij de absolute top na. De nederlagen in de finales van de Europa Cup der Landskampioenen tegen Ajax in 1973 en Hamburger SV (1983) ervoer hij wel als dolksteken in de rug.
Tegen Liverpool FC moesten deze vernederingen worden uitgewist en omslaan in de ultieme euforie. Juventus pakte de Cup onder het gesternte van het noodlot.
‘Ik zal het nooit aanvoelen alsof ik met Juventus de Europa Cup heb gewonnen…’ (Paolo Rossi)
Met de eeuwige schandvlek van het Heizeldrama, dat Turijn in diepe rouw onderdompelde.
Coach Trapattoni stapte in 1986 op. Na een onwaarschijnlijk decennium. Hij trainde Juve van 1976 tot 1986, een unicum in de moderne geschiedenis van het calcio. Het werd een triomftocht zonder weerga: zes landtitels, twee bekers, Europa I (1985), II (1984) en III (1977); Europese Super Cup (1984) en Wereldbeker voor Clubs (1985). Zijn aanpak leverde hem een gigantische buit aan prijzen op. Toen hield hij het voor gezien. Zijn sterspeler Michel Platini gooide in 1987, totaal gedemoraliseerd door de gebeurtenissen op de Heizel, de handdoek in de ring. Hij trok zelfs, amper 32, een streep onder zijn loopbaan: ‘Ik was moe, moe, moe. Mijn lichaam, mijn hoofd, over.’
Brussel, woensdag 29 mei 1985. Paolo Rossi liep de ereronde. Zijn lach was irreëel, het erbarmen en het onbegrip verdrongen in zijn binnenste de vreugde. Hij staarde na het hijsen van de beker niet-begrijpend voor zich uit. Juventus versloeg Liverpool, maar de tribunetragedie veroorzaakte de droevigste nacht uit de clubgeschiedenis.
Paolo Rossi is het goudhaantje geweest van Juventus. Het gevallen wonderkind worstelde met de geloofwaardigheid. De turbulente tijden van het omkoopschandaal van 1980 bezoedelden zijn imago. Aan hem kleefde het beeld van Juventus: het talent voor de absolute top, dat onderweg niet aan de verleiding van het verboden snoepgoed – corruptie, en in het geval van anderen, stimulerende middelen – heeft kunnen weerstaan. Van de macabere avond van 29 mei kon hij niet zich ontdoen. Jaren later sprak hij de volgende woorden: ‘Ik zal het nooit aanvoelen alsof ik met Juventus de Europacup der Landskampioenen heb gewonnen Wanneer je geconfronteerd wordt met de dood tijdens een sportevenement, dan verdwijnt het voetbal als vanzelfsprekend naar de achtergrond. Rossi piekerde lang na over de zwarte nacht. Over de avond van de schande, het Heizeldrama als de Hel van Dante.
De Europa Cupzege van 1985 liet emotionele sporen en werd niet als dusdanig beschouwd. Juventus kwam de klap niet te boven. De traditioneel droevig beginnende Commedia kende helaas geen vreugdevol einde. Dantes ‘weerzinwekkende mengeling van schimmen’ haalden de bovenhand op de ‘heerlijk engelachtige gezangen’. Ze hangen als een schaduw van onafwendbare treurnis over Turijn.
Door mij komt gij in de stad der diepbedroefden
Door mij komt gij in het lijden zonder einde
Door mij komt gij in de wereld der verdoemden
(Dante, La Divina Commedia, De Hel, Achtse Zang)