woensdag, november 20

HET EPOS VAN DE BEKER MET DE GROTE OREN 1955 – 2020 De geschiedenis van de Europa Cup/Champions League (3) – RW

Pinterest LinkedIn Tumblr +

Aan de vooravond van jaargang 65 van de Europa Cup der Landskampioenen/Champions League schrijven we graag een beknopte geschiedenis van het belangrijkste voetbaltoernooi ter wereld. Deze week reist Club Brugge af naar Madrid voor het duel met Real. De naam van de Koninklijke blijft verbonden met de Beker met de Grote Oren. Terwijl de discussie over de erfenis van de fascistische dictatuur van Franco in Spanje opnieuw in volle hevigheid woedt, dienen we ons te herinner dat Real Madrid de voetballende vaandeldrager was van het tirannieke regime van de ‘Generalissimo’. In deze aflevering beschrijven we het seizoen 1959-’60 toen Real voor de vijfde opeenvolgende keer de Europa Cup op haar naam schreef.

SEIZOEN 1959-’60: REAL MADRID, FABELACHTIG WIT BALLET MET EEN ZWARTE RAND

DE WEG NAAR DE FINALE

Niet Real Madrid – winnaar van de eerste vier edities van de Europacup der Landskampioenen – maar wel FC Barcelona maakte tot en met de kwartfinale de beste indruk.  Met de komst van Helenio Herrera, en vooral na de bouw van het nieuwe stadion Camp Nou, achtte de Catalaanse hoofdstad zich klaar om de aanval te openen op Madrid In de schaduw van de internationale ‘witte’ (naar de kleur van Real) heerschappij, sloop Barça in 1959 op kousenvoeten naar titel én beker. Herrera deed beroep op het onvoorspelbare  spitsen-spelmakerstrio Czibor-Kubala-Suarez. AC Milan, finalist in 1958 en opnieuw Italiaans kampioen in 1959, schoot tekort en kreeg een opzienbarend pak voor de broek: 0-2 in Milaan en 5-1 in Barcelona. De Engelse vaandeldrager Wolverhampton Wanderers, dat de fakkel overnam van Manchester Uniteds Busby Babes, onderging hetzelfde lot: 4-0 in Catalonië en 2-5 in het eigen Molineux. Met een totaalscore van 8-4 tegen CNDA Sofia meerde Barça aan de in halve finale. Het lot koppelde de Spaanse tenoren aan elkaar. Real laveerde met gemak langs Jeunesse Esch en OGC Nice. Het accent lag op Barcelona bij de bookmakers, vooral omdat het in de competitie een optie had genomen op verlenging van de titel. Real schoot pas dàn furieus uit de startblokken en toonde dat een incidenteel Spaans succes geen garantie vormde voor Europese dominantie. Real overklaste Barça en het combinatiespel van de Argentijn Di Stefano en de Hongaar Puskas betoverde het publiek. Geen club of speler evenaarde ooit de demonstratie van beide toppers op leeftijd in Glasgow tijdens de finale tegen Eintracht Frankfurt. De Duitsers rolden met sprekend gemak de Rangers op in de halve finale, maar kregen geen voet aan de grond tegen de giganten uit Madrid. Na de wedstrijd die eindigde op een onwaarschijnlijke 7-3 vormden ze een erehaag en veroverden voornamelijk Schotse gelegenheidsfans het veld: ze droegen doelpuntenmakers Di Stefano (3) en Puskas (4) op hun schouders langs de feestelijke tribunes. Het ‘koninklijke’ – naar de bijnaam van Real – voetbaldelirium was bereikt.

HET VERHAAL

Het in 1929 tot ‘Koninklijke’ gekroonde Real trok extravagantie aan. Zoals de supportersclub El Hongo. Elf keurig uitverkoren en licht verwaande vooraanstaanden tooiden zich met peperdure bolhoeden. Dit uitgelezen gezelschap van parvenu’s liet zich in peperdure limousines naar de wedstrijden van Real voeren.

Zij symboliseerden het succesverhaal van Real en dat werkte stilaan overal ergernis. De arrogante entourage van president Santiago Bernabeu irriteerde de concurrentie die elke gelegenheid te baat nam om de val voor Real uit te zetten. Volgens de uitmuntende Nederlandse Europacupkroniekschrijver Ed van Opzeeland stuurde Besiktas Istanboel voor de match een elitekorps buikdanseressen naar het Realhotel: ‘Maar Di Stefano en co moesten knarsetandend toezien hoe hun coach de frivole dames stoïcijns doorschoof naar de Bolhoedenclub, die dit wellustige geschenk dankbaar in ontvangst nam.’

De zogenaamde ‘Bolhoedenclub’ liet zich niet paaien en doorstond met glans alle vernederingen. Eén jaar eerder prijkte Atletico-Real op de affiche van de halve Europese eindstrijd. Of een voetbaloorlog tussen de burgerij uit het rijke noorden van de hoofdstad en het proletariaat van de arme zuidflank. In het kolkende Atleticostadion toonde El Hongo zich verheven boven elke stroomstoot onder en boven de gordel. Haar aanwezigheid tartte de Atleticofans dermate dat ze in hun zegeroes  – Atletico versloeg Real met 1-0 – de elf bolhoeden hoog door de tribune keilden. El Hongo’s wraak smaakte zoet. De heren lieten zich in vier Rolls Royces naar het derde beslissingsduel – destijds gold de dubbelregel bij uitdoelpunten nog niet want anders had Atletico zich na de 2-1-nederlaag in Bernabeu geplaatst voor de finale – in Zaragoza brengen, met speciaal uit Engeland overgevlogen nieuwe bolhoeden: Puskas stuurde Real met het enige doelpunt van de match naar Glasgow. In het seizoen 1959-’60 zette de Witte Brigade de kroon op het werk. De status van Alfredo di Stefano reikte naar het zenit. Op zijn 34 ste verbleekte zijn ster geenszins. De intussen kalende Blonde Pijl eiste totale discipline van de spelersgroep, bekwaamde zich in atletiek en keurturnen, maar dwong ook de toestemming tot roken af. Di Stefano was een kettingroker en coach Munoz viel hem bij: ‘Waarom zou ik het roken verbieden als de spelersvorm recht evenredig stijgt met de rook?’ Di Stefano peperde zijn maats het pure professionalisme in. Kameraadschap kende hij niet. Na de training en de wedstrijd stoof iedereen weg in zijn eigen dure sportwagen. De nieuwste modellen van Jaguar, Mercedes, Porsche en Ford pronkten onder de hoofdtribune.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is aReal2-702x459.jpg

Di Stefano drong zijn team zijn voorkeursbehandeling op. Hij stuurde Didi – wereldkampioen 1958 – het bos in en liet blijken van Kopa – derde plaats met Frankrijk 1958 – niet gediend te zijn.

Met Puskas klikte het wonderwel. Real kocht Didi, de briljante Braziliaanse veldheer van het WK 1958. Di Stefano hoonde hem weg: ‘Ik hoor dat jij mijn opvolger bent. Dat zal niet zo zijn, je bent te oud en te slecht.’ Aan de Duitse journalist Fritz Hack vertelde hij in 1963 in het boek ‘Alfredo di Stefano, 20 Jahre Weltklasse’ over zijn voorliefde voor kunst, literatuur en muziek. Hij bezocht geregeld het  Museo del Prado, verslond de boeken van Ernest Hemingway, en Spaanse flamencogitaar en Argentijnse tango ontroerden hem. Op zijn 38 ste kreeg hij in Madrid een straat naar hem genoemd: Calle Alfredo di Stefano, vlakbij het Bernabeustadion. In de volksmond gonsde het gezegde: ‘Na Di Stefano is Franco de machtigste man van Spanje.’

Op het moment dat Real Europees zijn allerhoogste ogen gooide, tijdens de lente van 1960, kniesde Didi in Brazilië. Hij hield het soort intriges van Di Stefano voor bekeken. In de halve finale voerde FC Barcelona een aanval op de Madrileense macht uit. In Catalonië ervoer men de onderdrukking van het Francoregime elke dag aan den lijve zodat de dubbele confrontatie ook in het teken stond van democratie versus dictatuur. Maar Barça haalde zichzelf onderuit omdat de eigenzinnige coach Helenio Herrera overhoop lag met de Hongaarse topspitsen Czibor en Kubala en zelfs van zijn sterspelers geen tegenspraak duldde. Fantastische bevliegingen van Di Stefano in Madrid en Puskas in Barcelona zetten de blaugrana het mes op de keel: 3-1 en 1-3. Heerszuchtiger kon Real zijn absolutisme niet ten toon spreiden. Sinds de Inquisitie van keizer Filips II werd vanaf 1561 alles wat naar ondernemingskracht en intellectuele vrijheid neigde meedogenloos vervolgd. Toch ontkiemde in dit muffe Madrileense culturele klimaat ook kunst van wereldformaat. Francis Goya schilderde er zijn Derde Mei 1808, een universele aanklacht tegen oorlog en dictatuur. De schrijver Gabriel Garcia Lorca zong er met zijn Romance Gitane een lofdicht op de openhartige Andalusische zigeunercultuur, die volgens hem haaks stond op het verkrampte Spanje. Met enige zin voor overdrijving kunnen we Real Madrid – Eintracht Frankfurt 7-3 toevoegen aan deze hoogtepunten van de goede smaak: 130.000 kijkers raakten niet meer los van de bekoring van Puskas en Di Stefano. De paradox van de geschiedenis: de laatste dictatuur van het democratische West-Europa serveerde het artistiekste voetbal. Fabelachtig wit ballet, zij het met een zwarte rand. Volgens de wetten van Alfredo di Stefano.

DE FIGUUR: ALFREDO DI STEFANO

De Argentijn Alfredo di Stefano (1926-2014) ruilde in 1953 het nietige Colombiaanse Millionarios uit Bogota in voor het prestigieuze Real uit Madrid. Hij bezorgde in 1954 het witte keurkorps de eerste Spaanse kampioenstitel sinds 1933. Een fonkelende succesreeks, die een tijdperk van 11 jaar omvatte, volgde. Het indrukwekkende palmares vermeldt: acht titels, één Copa del Rey, vijf Europa Cups der Landskampioenen, één Wereldbeker voor Clubs.

Di Stefano wordt omschreven als dé superieure voetballer van de jaren vijftig van de twintigste eeuw. Hij combineerde een voor die tijd wonderbaarlijke tempoversnelling met een fluwelen techniek, een verschroeiend schot en een zeer doeltreffend kopspel. Hij scoorde liefst acht van Reals achttien finaletreffers en was in elke eindstrijd goed voor telkens één doelpunt. Di Stefano bouwde tevens de reputatie op van balsturige driftkikker met een heel eigenwijze kijk op het leven. Hij schroomde  niet om zijn directe tegenstander ongezouten de waarheid in te peperen met…zijn vuisten! Ook het complot schuwde hij niet. Hij veegde in 1959 de vloer aan met fijnzinnige Braziliaanse spelmaker Didi, dé ster van het WK in 1958, omdat hij vreesde dat zijn invloed in het elftal zou tanen. Hij maakte en kraakte carrières. Di Stefano genoot ruimte ‘vermaardheid’ in de gokwereld. Zelfs tijdens de avonden voor de belangrijke Europese wedstrijden verkoos hij vaak het gezelschap van luxe call-girls in rokerige casino’s boven de rust van zijn hotelkamer. Hij wist precies wat hij wilde: succes op het veld, geld op de bankrekening, whisky en mooie vrouwen in luxebordelen. In 1963 haalde hij de headlines van het politieke wereldnieuws toen hij tijdens een toernooi met Real in de Venezolaanse hoofdstad Caracas door de communistische verzetsgroep FALN werd gekidnapt en na één dag werd vrijgelaten.

In 1964 nam hij afscheid van het Europese bekergebeuren tijdens de door Real met 3-1 verloren finale tegen Inter Milaan. Don Alfredo schitterde tussen 1953 en 1964 en dicteerde Real Madrid volgens de wetten van de macht naar de wereldtop. Zijn bijnaam luidde ‘de blonde pijl’, la saeta rubia. Di Stefano’s grootvader was een Italiaanse immigrant, die in 1888 Capri verruilde voor Buenos Aires. Een kind van rijke ouders, dat, na enkele jaren hard werken in de haven, via een erfenis grootgrondbezit in de pampa vergaarde. De jonge Alfredo kreeg weelde en macht in de schoot geworpen. Hij blonk uit in schermen en dansen en hield van de elegantie der Argentijnse burgerij. Die gratie stopte hij ook in zijn voetbalspel. Di Stefano danste als een meester op floret. Hij maalde zijn meters af, verplichtte ook de anderen tot het opstropen van de mouwen en zorgde met een sublieme efficiëntie voor het slotakkoord. In zijn lange loopbaan tekende hij voor 829 doelpunten. ‘Onder Franco is Madrid een stad van één miljoen lijken,’ noteerde de Spaanse schrijver Damaso Alonso in de jaren vijftig bitter. Behalve dan als Di Stefano speelde, die oogde als een heer van stand en die aan de basis lag van het witte ballet. De beroemde BBC-commentator Jimmy Hill stelde met Brits flegma vast: ‘It’s the finest clubteam of all time.’

Share.

About Author

Raf Willems (1960) noemt zichzelf voetbalschrijver met een boekenkast. Hij is uitgever en auteur van meer dan 40 boeken over ‘voetbal met een knipoog naar geschiedenis & samenleving’ en schreef voor het Nederlandse weekblad Voetbal International (1995-2000), de krant NRC Handelsblad (2001-2006) en de website Stichting meer dan Voetbal (2008-20014). Sinds 2014 Initiatiefnemer van voetbaldenktank & onlineplatform De Witte Duivel.

3 reacties

  1. Pingback: mooie blote borsten

  2. Pingback: รับทำเว็บ WordPress

  3. Pingback: https://stealthex.io

Leave A Reply