Op woensdag 18 december 2019 staat een van de meest ‘gespannen’ edities van de grootste voetbalklassieker ter wereld op de agenda tussen FC Barcelona en Real Madrid in Camp Nou. Voor de zoveelste keer spelen de maatschappelijke, culturele en politieke rivaliteiten een belangrijke rol.
In de jaren vijftig van de twintigste eeuw groeiden Barça en Real uit tot internationale topclubs dankzij hun eerste legendarische vedetten Alfredo di Stefano en Laszlo Kubala.
Een lied van protestzanger Joan Manuel Serrat
Kubala. Het is een mooi lied van de Catalaanse protestzanger Joan Manuel Serrat. Men zegt: hij creëerde Camp Nou van Barcelona in 1957. Het oorspronkelijke stadion Les Corts, de oude thuishaven van Barça met 40.000 plaatsen, barstte tijdens zijn jaren van glorie uit zijn voegen.
Hij was één van de weinige ‘complete’ karakters in het voetbal: klein en toch krachtig; dribbelvaardig en toch traptechniek; snelheid en toch inzicht.
Tussendoor: zeven zware operaties als gevolg van kwaadwillige agressie van brutale en onkundige verdedigers. Hij haatte ze als de pest, hij was opgegroeid met het idee van ‘voetbal als kunst’.
Met 100.000 culés – authentieke blaugranafans – wuifden ze hem uit, een laatste bedroefde glimlach en schommelende emoties bij zijn afscheidsmatch in de zomer van 1961. Het was voorbij voor Ladislao Kubala Stecz (1927-2002). In de volksmond: Kubala. Een statenloze burger in Barcelona, geboren in Boedapest als zoon van een moeder met Poolse, Hongaarse en Slovaakse genen. Vader Kubala was op zijn beurt een gelukszoeker uit Bratislava: metselaar om den brode, speler uit overtuiging bij Ferencvaros. Zijn zoon ontpopte zich tot een voetballend curiosum dat 36 nationale selecties verzamelde. Als enige ter wereld verspreidde hij die over drie nationale landenteams: Hongarije (6), Tsjecho-Slowakije (11), Spanje (19). Tijdens de harde jaren van de Tweede Wereldoorlog vond hij het vertier op straat: hij leek voorbestemd voor de bal, pas achttien en al topschutter bij Ferencvaros. Op een dag in 1946 stond de tijd stil, zijn vader overleed onverwacht en zette het leven van de zoon voor de volgende vijf jaar op zijn kop. Laszli belandde in wat we zullen omschrijven als de ‘rollercaster’ van de geschiedenis. Hij hield niet van verplichte militaire dienst en het kwam hem goed uit dat zijn moeder besloot om naar haar geboortestad Bratislava in Tsjecho-Slowakije terug te keren. Hij tekende een contract voor Slovan en kruiste voor het eerste het pad van coach Ferdinand Daucik. De liefde viel niet te temmen en in de lente van 1947 huwde hij Anna Viola, Dauciks dochter. De eerste zwangerschap volgde snel. De roes van het geluk verblindde hem.
Vasas bood hem aan om terug te keren naar Boedapest. Hij trapte in de val, was het heimwee naar het kwartier van zijn kindertijd? De nieuwe communistische machthebbers vergaven hem zijn vaandelvlucht niet en draaiden hem meteen voor achttien maanden de nor in. Aanklacht: landverraad, een klassiek kameraden-hersenspinsel-verzinsel.
De vlucht uit het vaderland in een vrachtwagenlaadbak
Na zijn vrijlating verkoos hij de vlucht uit ‘het vaderland’. Met een spannende ontsnapping in de laadbak van een vrachtwagen. Van Boedapest naar Wenen, via een Oostenrijkse route belandde hij in een Amerikaanse kamp voor vluchtelingen in het Italiaanse Udine. Het einde van de ellende breek niet meteen in zicht. De FIFA verbood hem – met zijn statuut van politieke vluchteling – te participeren aan officiële wedstrijden. Dus beperkte hij zich noodgedwongen tot oefenpartijtjes met de eersteklasser Pro Patrio uit het vergeten stadje Busto Arsizio. Hij speelde zich in de kijker van zijn landgenoot Ernest Ergi Erbstein, de succescoach van Torino. Il Grande Torino, op dat ogenblik het beste clubelftal van Europa. Hij voelde zich vereerd door de uitnodiging voor de reis naar Lissabon op 3 mei 1949, voor de afscheidsmatch van de aanvoerder van Benfica. Egri geloofde, met het oog op de toekomst, in Kubala als opvolger van zijn te oud geworden genius Valentino Mazolla. Met spijt in het hart zegde Laszli het engagement af. Een telegram van zijn vrouw doorkliefde zijn gemoed: ze was met haar zieke zoontje Branco, haar vader en zijn moeder nog net ontsnapt aan het ook over Tsjecho-Slowakije neergelaten IJzeren Gordijn. Ze wachtten hem vol spanning in Wenen op. Kubala werd gek van vreugde en verkoos, na bijna twee jaar, de hereniging met zijn familie boven een voetbalplezierreisje. Op 4 mei 1949 stortte het vliegtuig van het paarse Torino Calcio te pletter op de Supergaheuvel boven Turijn. Il Grande Granata was niet meer.
Humanistisch voetbal van de Donauschool
Het beklijvende beeld bleef Kubala door het hoofd spoken en hij bracht gedurende jaren bloemen naar het herdenkingsmonument van de overleden spelers. De humanistische Hongaar Egri verlegde psychologische grenzen in het voetbal.
Hij hunkerde naar lichaamskunst en zijn belangrijkste regel luidde: de beweging van de bal. Het is de regel van de zogenaamde ‘Donauschool’ van de jaren dertig: het spel van Wenen, Boedapest en Praag, ook al stroomt daar de Moldau. Ferdinand Daucik was een medestander van Ernest Egri. Snuffelend in de vroegste bronnen van de voetbalgeschiedenis komt men uit bij oude Schots-Ierse voetbalmeesters. Rond 1900 tekende de door Ierse migranten opgerichte Glasgow Celtic Football Club de beginselen uit van the beautiful game. Lees: entertain het publiek met aanvallend en artistiek spel. En, voetbal is meer dan een spel: emancipeer, er is behoefte aan solidariteit – met het behoeftige volk – en vrolijke ambiance in het stadion. Men bestreed het barbarendom, de andere kant der medaille: de brutale voetballer, de agressieve supporter, de autoritaire coach. Tegenover kick-and-rush stond passing game, catenaccio beantwoordde men met individuele brille. Die Schots-Ierse voetbalmeesters volgden de methode van Celtic en strooiden tussen 1915 en 1940 hun inspiratie uit over Austria Wenen, MTK Boedapest en Slavia Praag.
In Zlata Praha – het gouden Praag – beleefde Ferdinand Daucik van 1933 tot 1942 zijn wonderjaren bij Slavia onder de vleugels van coach en ex-Celticspeler John Madden.
Madden selecteerde als bondscoach Daucik ook voor het WK 1934 waar Tsjecho-Slowakije ten onrechte de finale van gastland Italië had verloren. Daucik genoot er van het ‘Ceska Ulicka’, het typische Tsjechische steegjesvoetbal, de korte combinatie, dribbel om de dribbel, snelle passeerkunst: puurheid in stijl, wetenschap en intelligentie. De droom van Daucik, dàt moet het geweest zijn voor hem.
Het goddelijk genie als aanbidder van zijn dochter: het gouden koppel Daucik-Kubala
Het geluk der kleine dingen: hij vond het goddelijke genie bij de aanbidder van zijn dochter. In de nasleep van de Torinotragedie herstelde het koppel Daucik-Kubala zich in ere. Ze formeerden het elftal Hungaria, een knap staaltje verbeeldingskracht van voetballende vluchtelingen. Het team telde Roemenen, Russen, Joegoslaven, Bulgaren en Hongaren in de rangen: balkunstenaars van het zuiverste karaat. Hungaria ontving uitnodigingen voor demonstratiewedstrijden in landen van West- en Zuid-Europa en speelde partijen tegen de Spaanse nationale ploeg. De kunde van Kubala viel in de smaak bij Barcelona’s ex-topspeler en scout Samitier. Die zag geen graten in zijn eis om zijn schoonvader als coach in vertrouwen te nemen. De eerste succestandem van Barcelona in het prille Spaanse profvoetbal was geboren, op 15 juni 1950 tekenden ze hun contract. Kubala kon de duurste voetballer van Barcelona worden maar zowel de Hongaarse voetbalbond als de FIFA hielden nog even het been stijf. De blokkade viel pas weg toen Kubala in de lente van 1951 de Spaanse nationaliteit verkreeg. Hij triomfeerde meteen in de Copa del Rey tegen Real Sociedad (3-0). Het seizoen 1951-’52 leek eeuwigdurende waarde te hebben voor Barça: winnaar van alle competities waaraan werd deelgenomen. De Coppa Eva Duarte (Supercup); La Liga (kampioenschap); Coppa del Generalissimo (beker, Valencia 4-2) en de internationaal vermaarde bekertoernooien Coppa Latina (met landskampioenen van Spanje, Italië, Frankrijk en Portugal) en Coppa Martini (met landskampioenen van Spanje, Argentinië, Uruguay en Chili). Dit is een duidelijk statement: onder Kubala en Daucik prijst men Barça in 1952 aan als het beste clubteam ter wereld. De teringziekte tuberculose velde hem in 1953 maar hij keerde bijtijds terug om opnieuw te stralen in de dubbel Liga-Coppa (Athletic Bilbao). De glans verbleekte, het eeuwige conflict tussen trainer en spelers deed zijn verscheurende intrede. Daucik verdween met slaande deuren in 1954, Kubala scheerde voorlopig geen hoge toppen meer.
De missing link van de Magische Magyaren
Daarnaast is er het onderbelichte fenomeen van de ‘Magic Magyars’. Kubala was voorbestemd om, aan de zijde van Ferenc Puskas, te schitteren in de Hongaarse nationale ploeg. Met wonderbaarlijk voetbal – opnieuw: de Donauschool, volgens Schots-Ierse en joodse ingevingen – verleidde die de mondiale opinie tussen 1950 en 1954: één nederlaag in vijftig wedstrijden, uitgerekend in de finale van de Wereldbeker. Beschouwde hij zichzelf als ‘missing link’ van het elftal, de ontbrekende schakel tussen Puskas, Hidegkuti, Czibor, Kocsis en Boszik? Zijn vrienden van weleer pronkten op het wereldpodium, hij bleef afwezig. Hij keek ook met lede ogen toe hoe de Hongaarse democratiseringsbeweging in de herfst van 1956 mislukte. Het bezorgde hem een déja-vu-moment. Opnieuw zochten – net als hij tien jaar eerder – duizenden Hongaren gastvrijheid in West-Europa, tientallen voetballers belandden in de exodus.
Hala hala Kubala uit 100.000 kelen in Camp Nou
Het Hala Hala Kubala, de strijdkreet van het Kubalismo galmde in 1957 voor het eerst uit bijna 100.000 monden door het nieuwe Camp Nou, the house that Kubala built, de culés kwamen voor hem! Mede door zijn bemiddeling haalde Barcelona de door Europa dolende Sandor Kocsis – midvoor – en Zoltan Czibor – linksbuiten – binnen, daar was weer zijn déjà-vu. Met Kubala en de jonge Spaanse strateeg Suarez vormden ze een uniek kwartet in de formatie van de Argentijnse trainer Helenio Herrera. Successen stapelden zich op met kampioenschappen in 1959 en 1960 en de Beker der Jaarbeurssteden in 1960. Schone schijn kan bedriegen. Hoewel Herrera op latere leeftijd zou declareren dat ‘Kubala de beste speler was die hij ooit had gezien’, hield hij niet van hem. Zijn onmetelijke populariteit stoorde hem maar vooral het trage, fantasierijke, schone spel der Donauschool was de man die later in Italië naam maakte met het starre verdedigingssysteem catenaccio een doorn in het oog. Herrera stelde Kubala steeds minder op en hield hem achter de hand voor Europese avonden. Zoals de finale van de Europacup der Landskampioenen op 31 mei 1961, het werd zijn laatste wedstrijd. Tegen het bescheiden Benfica opende Barcelona als favoriet. Het onverwachte verlies (3-2) achtervolgde hem tot aan zijn dood. Het pijnigde zijn geheugen. Hij noemde het tot net voor zijn dood: ‘De droevigste dag van mijn leven.’ Kon hij die Herrera maar uit zijn geheugen wissen.
De dribbel met Daucik daarentegen, die deed hem deugd. Kubala wàs Barça. Daarom verdient hij een lied, droevig met swing, een lied van Joan Manuel Serrat, over de voetballer die kleur in het leven bracht. Met de simpele naam: Kubala.
8 reacties
Pingback: about us
Pingback: dk7 สล็อต
Pingback: have a peek at this web-site
Pingback: Phim vo thuat
Pingback: คลินิกปลูกผม นครสวรรค์
Pingback: 789 club
Pingback: สล็oต pg เว็บตรงแตกหนัก
Pingback: take a look at the site here