zaterdag, december 21

Gouden Schoen 70: Top 11 van Rik Coppens tot Toby Alderweireld. 11. Franky Van der Elst – RW

Pinterest LinkedIn Tumblr +

 

De Gouden Schoen viert dit jaar zijn zeventigste editie. De eerste werd in 1954 uitgereikt aan Rik Coppens van Beerschot. In 2024 is er slechts één kandidaat-winnaar: Toby Alderweireld van Antwerp. François Colin & Raf Willems brengen de volgende dagen elf portretten van de ‘beste Gouden Schoenen’ aller tijden. De portretten verschenen eerder in hun boek ‘Top 1000 van het Belgisch voetbal’. Nog steeds te koop! Aflevering 11: Franky Van der Elst

Franky Van der Elst: sobere, intelligente bepaler van het evenwicht

 Franky Van der Elst. Speelde liefst twee decennia besloeg van 1979 tot 1999 op topniveau. Bij slechts twee clubs: RWDM en Club Brugge. Als een van de verstandigste middenvelders van zijn tijd. Steeds de eerste om zichzelf te relativeren. Ook in het spel toonde hij zich slim. Zijn positie neigde naar de perfectie: altijd aanspeelbaar, maar vooral nét iets sneller bij de bal om de vijandelijke aanval te ontregelen.

Bakkeleien met Boskamp bij RWDM

Hij startte op zijn achttiende bij RWDM en viel in voor Johan Boskamp, de grote vedette, op de laatste speeldag van 1978-’79. Boskamp had het wel voor hem en dat betekende in dat geval dat hij hem begon uit te dagen om zich te verbeteren, in zijn typische stijl. Dat leidde zelfs met de timide Franky al eens tot een verbale botsing en uiteindelijk tot een kleine knokpartij tijdens de training. Even leek de loopbaan te stagneren omdat coach Borremans niets van hem moest weten. Het was pas met de komst van…trainer Boskamp in 1981 dat hij de volgende drie seizoenen niet meer uit het raamwerk verdween. Hij ontving ook zijn eerste ‘cap’ van bondscoach Guy Thys.

Libero bij de Duivels en bij Club tot aan ‘mislukte zomer van 1986’

In 1984 werd hij door Henk Houwaart naar het verjongde Club Brugge gelokt. Aanvankelijk als libero, maar daar deed hij al eens een minder gelukkige dribbel. Houwaart ging op zijn beurt met hem in de clinch, zei het eerder als ‘zijn vrolijke zelf’, maar hield toch de zachte dwang om hem naar zijn beste plaats over het te hevelen: die van verdedigende middenvelder. Ondanks het feit dat bondscoach Guy Thys hem na sterke optredens bij de Rode Duivels tegen Polen en in Nederland – waar op 20 november 1985 de kwalificatie werd afgedwongen – al tot zijn ‘nieuwe libero’ had gepromoveerd. En zo begon hij ook aan de Mundial 1986 in Mexico in de eerste twee matchen tegen Mexico en Irak. Omdat het elftal niet draaide, wijzigde Thys op verschillende plaatsen en viel Franky uit de boot. Hij reageerde ontgoocheld in de media met uitspraak over ‘de bondscoach is een oude man geworden’ en bleef tijdens de ‘grote momenten’ tegen de Sovjet-Unie (4-3), Spanje (1-1, 5-4 na penalty’s) en Argentinië (0-2, verlies tegen Maradona) op de bank. Hij viel in het duel om de derde plaats tegen Frankrijk. Zo was zijn ‘zomer van 1986’ toch enigszins mislukt. Het begon uitstekend met een bekerzege tegen Cercle (3-0) en leek op euforie af te stevenen met een 2-0 voorsprong in de testmatch om het kampioenschap tegen Anderlecht. Een foutje van hem leidde echter de gelijkmaker voor de Brusselaars in, die op die wijze de titel wonnen na de 1-1 in de heenmatch.

Achtentachtig was prachtig: Europese mirakels én landskampioen

 Het seizoen 1987-1988 blijft zijn mooiste – én dat van zijn grote doorbraak bij zowel Club als de Rode Duivels – omdat hij toen écht zijn plaats vond in het bij vlagen adembenemende aanvalsspel van Club. Dat vertrók bij hem, beter gezegd: hij deed op het juiste ogenblik het stapje links of rechts dat bepaalde dat Clubs offensieve veldbezetting in de juiste plooi viel. Hij opende vaak de rechtstreekse weg naar doel met de eerste touch. Zoals op 20 maart 1988 tegen KV Mechelen. In deze aangename topper stond de eerste plaats op het spel. Op zeven wedstrijden van het slot leek KV Mechelen – dat twee maanden later de Europacup der Bekerhouders zou winnen – een onverdiend punt uit de brand te slepen. Vier minuten voor het einde stokte de blauw-zwarte storm en de geel-rode organisatie bediende zich van haar sterkste punt: het uitverdedigen in een driehoekje, vanuit balbezit. Dat lukte in fase één en twee, maar bij de derde beurt liep de ogenschijnlijk trage maar immer snel onderscheppende Fox in de weg. Met een slimme interceptie veroverde hij de bal en legde hem meteen in de diepte. Luc Beyens tikte hem door de benen van Lei Clijsters en raasde op volle snelheid tot voorbij Michel Preud’homme: 2-1. Met deze zege beslechtte blauw-zwart het titeldebat in het eigen voordeel. Het seizoen 1987-1988 – titel en halve finale Uefacup – mag na de drie ‘wonderjaren onder Happel’ tussen 1975 en 1978 als het spectaculairste en beste uit de geschiedenis van Club Brugge worden beschouwd. Dankzij de driehoek Jan Ceulemans – Franky Van der Elst – Marc Degryse.

One touch voetbal en bepaler van het evenwicht in Brugse aanvalsmachine

Van der Elst bepaalde daarbij het evenwicht. Als controlerende middenvelder met overzicht, zonder het brutale geweld van zijn illustere voorgangers. Correct de bal onderscheppen, sober inleveren. Geen elleboog à la Jan Wouters, geen snijdende slidings van het genre Johan Neeskens, geen kopstoten van het slag Nobby Stiles, geen gebikkel als Billy Bremner, niet de gemene grijns van René Vandereycken na een harde tackle. Precies dát alles heeft Franky Van der Elst, te clean en te ernstig, misschien wel gemist om door te stoten naar de absolute Europese top.

Hoewel hij daarvoor de kwaliteiten in zich droeg, dat herkende zelfs Pelé in hem. Bleef hij niet te lang de jongen van het café in het Pajottenland? Opgegroeid op een boogscheut van het stadion van Anderlecht, maar vijftien seizoenen lang een van de blauw-zwarte boegbeelden. Een volksheld van hetzelfde soort als Ceulemans en Lambert: hij liet de euforie overwaaien. Van 1983 tot 1999 smeedde hij het Brugse gebinte tot een soliede as, met vijf landstitels en vier bekers op het conto.

Aanvoerder én Clubgezicht van de jaren negentig

Na het verdwijnen van zijn vriend en mentor Jan Ceulemans in 1991 nam hij de aanvoerdersband over. Hij bleef de ‘kapitein’ tot bij zijn afscheid in 1999. De ‘nineties’ waren voor hem echt succesvol. Een overvolle prijzenkast: vier landstitels, drie bekers, zes supercups. Halve finale en kwartfinale in de Europacup der Bekerwinnaars en deelname aan de eerste Champions League. Daarnaast aanwezig op de Wereldbekers van 1990, 1994. Hij vond het welletjes na de slechte EK-campagne van 1996 maar de nieuwe bondscoach Georges Leekens bewoog hemel en aarde voor zijn terugkeer. Op zijn 36 ste werd hij de architect van de onverwachte kwalificatie voor het WK 1998 in Parijs. Zo belandde hij in de selecte ‘club van vier’. Voetballers, met name die aanwezig waren op vier Wereldbekers. Bovendien Gouden Schoen in 1990 en 1996.

Man van de controle, dramatisch laatste seconde concentratieverlies tegen Engeland

Hij bood zich aan als de man van de controle. Op die positie verdeelde en heerste hij, in de rug van Ceulemans bij Club en van Scifo bij de Duivels. Goed voor meer dan 600 matchen bij Club en 86 interlands, met onder meer vier wereldbekers, bij de Rode Duivels. Als de sobere spelmaker, de té sobere spelmaker. Franky Van der Elst, bepaler van het evenwicht. Met dat ene dramatische moment van concentratieverlies in die vermaledijde laatste seconden tijdens de achtste finale van de Mondiale 1990 tegen England.

 

Share.

About Author

Raf Willems (1960) noemt zichzelf voetbalschrijver met een boekenkast. Hij is uitgever en auteur van meer dan 40 boeken over ‘voetbal met een knipoog naar geschiedenis & samenleving’ en schreef voor het Nederlandse weekblad Voetbal International (1995-2000), de krant NRC Handelsblad (2001-2006) en de website Stichting meer dan Voetbal (2008-20014). Sinds 2014 Initiatiefnemer van voetbaldenktank & onlineplatform De Witte Duivel.

Leave A Reply