Franz Beckenbauer werd geboren op 11 september 1945 en overleed op 7 januari 2024. Hij staat geboekstaafd als beste (West-)Duitse voetballer uit de geschiedenis en met zijn Nederlandse rivaal Johan Cruijff als de beste Europese. In wezen was er geen invloedrijkere centrale verdediger dan ‘der Franz’. Hij won zowel met Bayern München als met de Mannschaft alle denkbare prijzen: van kampioen van de tweede in 1965 tot Weltmeister in 1974. In 1990 leidde hij als coach zijn land naar de wereldtitel op de Mondiale in Italië. West-Duitsland versloeg Maradona’s Argentinië. In zes jaar bondscoachschap won hij goud en zilver (1986) op het WK. In eigen land verloor hij op EK 1988 onverwacht de halve finale van Nederland.
Vrouwen vergeleken zijn bewegingen met die van Cassius Clay
Franz Beckenbauer. Der Freie Mann. Rond 1960 diende ‘de laatste centrale verdediger’ om gaten te dichten, de bal een wilde hengst te geven of om met een vervaarlijke tackle het doelgevaar te bezweren. De morfologie van het lichaam liet aan duidelijkheid niets te wensen over: fors, geblokt, potig. Toen kwam…Franz Beckenbauer. Vrouwen vergeleken zijn bewegingen met die van de jonge bokser Cassius Clay, die later als Muhammad Ali de wereld zou veroveren: lichtvoetig dansen. Beckenbauer presenteerde zich als ‘de overtreffende trap’, het prototype van de nieuwe stijl. Een beweeglijk brein, het voetbal als schaakpartij. Hij dacht na over de opbouw vanuit de achterhoede met de stukken van het bord voor hem. Zet ik zus, dan loopt hij zo. Zowel Bayern als de Mannschaft pasten hun spel aan hem aan. Het was zo en niet anders. Hij brak het ritme van de tegenpartij met zijn typerende interceptie – sierlijk en simpel – en verraste de opponent met uitbraken volgens de regels van de perfecte tweevoetigheid. Beckenbauer belichaamde de breuk in het Duitse denken: minder rennen, meer hersenen.
Hij construeerde ‘il libero’ tot ‘der Freie Mann’…
Hij cultiveerde het begrip ‘libero’, het Italiaanse woord voor vrij. In het cynische systeem van het catenaccio van de jaren zestig – verdedigend, negatief voetbal – kreeg de libero een beperkte vrijheid om de tegenaanval te lanceren. Beckenbauer construeerde il libero tot der Freie Mann. Hij ruilde de beperking in voor het risico. Hij plaatste het ‘balbezit’ op het bord: wetenschappelijk onderzoek wees uit dat hij meer de bal monopoliseerde dan bij voorbeeld middenvelder Netzer of midvoor Pelé. Hij wenste het spel voor zich. De aanval begon bij het eigen doel, met de langzame opbouw die resulteerde in vele dubbelpassen met Gerd Müller, zijn alter ego in de spits. Der Bomber und der Kaiser, zelden lagen voetbalstijlen verder uit elkaar. Een aanvaller die scoorde met elk lichaamsdeel, versus een verdediger die de kunst van de fijne baltoets tentoonstelde.
Wat anderen met hun handen konden, deed hij met zijn voeten…
Het beeld paste volledig in de omschrijving van de legendarische bondscoach Sepp Herberger: ‘Wass andere nicht met den Händen konnen, mach er am Ball mit den Füssen.’ Herberger wees op het feit dat Beckenbauer opbouw en afweer verenigde in zijn aanbod: ‘Zijn overzicht, zijn opstelling, zijn haarfijne voorzetten en zijn versnelling op het middenveld enthousiasmeerden zowel de liefhebber als de vakman.’ Glans, creativiteit, het speelse element versus het ‘Pfanzer’ en de ‘Blitzkrieg’. Vanaf het midden van de jaren zestig kreeg het Duitse voetbal een nieuwe dimensie. De voormalige bondskanselier Helmut Kohl puntte het uit in het Woord Vooraf van het geïllustreerde overzichtsboek Schau’n mer mal. Franz Beckenbauer: Geschichten und Bilder einen aussergewöhnlichen Karriere: ‘Franz Beckenbauer overweldigde ons altijd met zijn elegantie, zwierigheid, gemillimeterde voorzetten en technische perfectie. Hij heeft nooit eenvoudig voetbal gespeeld of simpelweg de bal een trap gegeven. Zijn kunst van het spel was een esthetisch genot.’
Operadiva’s en filmvedetten wilden met hem op de foto…
Der Kaiser maakte van München een klassieke voetbalmetropool. Tussen 1966 en 1976 vier keer landskampioen, vier keer bekerwinnaar, drie Europacups voor Landskampioenen, één Europacup voor Bekerwinnaars, één Europese Super Cup en één Intercontinentale Cup. Het was nochtans bescheiden begonnen. In de zomer van 1965 steeg hij met Bayern uit de Regionalliga Süd. In de winter van 1975 hield Bayern met Beckenbauer de nul in het Braziliaanse Belo Horizonte en won de Intercontinentale Cup, de wereldbeker voor clubs. Een gouden decennium, met schier eindeloze successen. Lachende gezichten, mondiale vermaardheid: Maier, Schwarzenbeck, Müller, Breitner, Hoeness, Beckenbauer. Die laatste wentelde zich ook met plezier in de opgedirkte scene van glitter en glamour. Hij ging graag op de foto met vedetten uit de wereld van de showbizz: van operdiva’s tot filmvedetten. Al was het op den duur toch vooral omgekeerd. Tegelijk schuwde hij de zotskap niet: met carnavalshoed of Lederhose tijdens de Bierfeesten in beeld? Geen enkele pose was hem vreemd! Een Beiers bal zonder einde. Of bedroog de schijn?
Afrekening met de romantiek van ‘elf voetbalvrienden’…
In zijn biografie ‘Einer wie ich’ kwam hij in 1975 met ferme uitspraken voor de pinnen. Volgens hem telden de gemeenschappelijke belangen enkel tijdens de wedstrijd. Daarna verkoos hij de persoonlijke interessesfeer. Naar zijn oordeel was er in het professioneel voetbal geen tijd voor vriendschappen. Hij schreef letterlijk: ‘Keine Zeit, kein Platz für Freundschaften!’ Hij rekende daarmee zonder complexen af met het oude sportideaal. Het in zijn ogen vermolmde en wereldvreemde heldendom van fair play, kameraadschap en eerzucht. Hij was de eerste voetballer met koopmansgeest. Onder zijn aanvoerderschap evolueerde het gezapige Bayern naar een zakelijke bedrijfscultuur met Hollywoodallures. Met volop intriges en kwaadsprekerij. Dat kenmerkte het optreden van de ‘libido-libero’ evengoed als zijn stijlvolle rushes naar mooie vrouwen. De Süddeutsche Zeitung doopte hem om tot ‘Casanova van de Bundesliga’. In zijn eigen spelersgroep gedroeg hij zich als Caesar, een Romeinse keizer die verdeelde en heerste in zijn Colosseum, der Kaiser van de Olympusberg.
De conflicten sijpelden de groep binnen met de komst van Paul Breitner en Uli Hoeness. De twee jonge wolven stonden op hun achttiende in het eerste elftal van Bayern, in 1970. Ze pakten op hun twintigste hun eerste nationale selectie en blonken met wereldgoud op hun 22 ste. Desondanks velde Beckenbauer in het openbaar een vernietigend oordeel over hen. Daarmee scherpte hij wel het gemeenschappelijk doel van 1974 aan: met Bayern de Europacup der Landskampioenen winnen en met de Mannschaft de wereldtitel. Dat realiseerde men in een tijdspanne van amper acht weken. Daarna openbaarde zich de neergang, als een kroniek van het aangekondigde verval. In zijn autobiografisch verhaal Ich, wie is wirklich war beschrijft hij hoe de vetes Bayern naar de ondergang leidde: ‘Coach Lattek, Hoeness en Breitner leden aan een soort minderwaardigheidscomplex. Ze ergerden zich aan de zogenaamde macht van doelman Maier, spits Müller en mezelf. Er was geklets, nijd en afgunst. Het verspreidde zich als een aanstekelijke ziekte. Iedereen geloofde plots belangrijker te zijn dan het elftal. En dacht dat we onklopbaar geworden waren als ‘Weltmeister’. Zo werkt het niet. Bayern begon het siezoen met zes wereldkampioenen en verloor meteen met 6-0. Lattek, Hoeness en Breitner bleven de spot met mij drijven. Ze wilden mij buiten.’ En zo zou het ook gaan. Franz Beckenbauer werd het slachtoffer van zijn eigen houding. Het publiek in de Bundesliga begon te schelden: ‘Nieder mit dem Bayern-pack.’ Men gierde het uit over ‘de voetballers van het grote geld, de macht, de arrogantie, de rijken en de bazen.’ Superefficiëntie, emotieloze zakelijkheid. Het deed hem uiteindelijk de das om.
Uit de gratie van het grote publiek ondanks de wereldbekerzege van 1974…
In Die Besten Fussballstars somde societyschrijver Roderich Menzel drie redenen op waarom Beckenbauer uit de gratie viel van het grote publiek: afstandelijkheid, openlijke kritiek op spelers en coaches en geld als zijn belangrijkste drijfveer. Op die wijze had hij nochtans het wereldkampioenschap van 1974 in eigen land naar zich toe getrokken.
De wereldbeker, die fascineerde hem. Uitblinken, de credits van de mondiale media ontvangen en dan toch het deksel op de neus krijgen zoals in 1966 (tweede) en in 1970 (derde): dat was hij beu. In eigen land en stad in 1974, daar moest het gebeuren: Kaiser der Welt!
Van een leien dakje liep het niet: de West-Duitse internationals ruzieden met de bondstop over geld en voetbalden in de groepsfase zo ondermaats dat het thuispubliek haar favorieten uitfloot. Intussen was het totaalvoetbal van Nederland het gespreksonderwerp van het toernooi: 14-1 doelpuntenverhouding en superieure klasse. Het Oranje van Johan Cruijff trok als grote favoriet de finale in, maar de Mannschaft groeide, na zeges tegen Zweden, Joegoslavië en Polen, naar het moment van de waarheid. Hij zette de selectie naar zijn hand, deed een geslaagde greep naar de macht en nam die over van bondscoach Helmut Schön.
Hij won de ‘mind games’ van Johan Cruijff in de WK-finale 1974
Hij koos voor een ‘realistische’ spelstijl en dicteerde tegenover het Hollandse balbezit: wachten, organiseren, zien. En strijden! Hij was voorbereid op een tegendoelpunt, maar verwachtte het niet na zeventien baltoetsen in de eerste minuut. Nadat Hoeness Cruijff omver keilde, blafte Neeskens de penalty ijskoud binnen. Psychologisch vakmanschap vereist, hij hield zijn elftal in het gelid. Hij probeerde de eigen verdedigingsruimte te vullen met overzichtelijke opbouw, zonder harde trappen. En de boodschap mee te geven dat die vroege tegengoal hen niet deerde. Hij stuurde Hoeness een paar keer de diepte in met steile voorzetten en scheurde zo de flank open. Men herkende overal zijn krullen, zijn rechtstaande rug, zijn gegesticuleer, zijn bij vlagen ‘keizerlijke’ optreden. Hij kreeg de reorganisatie onder controle: 1-1 penalty Breitner. Hij bespeurde enige aarzeling bij Cruijff. Het laatste kwartier van de eerste helft moest een kolfje naar de hand van Müller worden. Dit soort situaties wisten ze wel uit de buiten : enige verontrusting in de rivaliserende rangen en uit het niets een bal buiten bereik van de keeper duwen. Der Bomber kweet zich prima van zijn taak. In de tweede helft bleef Oranje de druk opvoerden. In zijn dagboek Franz Beckenbauer WM 1974 liet hij volgende zin opnemen: ‘Als sie in der 2. Halbzeit kommen mussten, war ihr Druck auf unser Tor zeitweise zo stark, das der liebe Gott und der liebe Sepp, ich meine den Maier, uns schon ein bisschen helfen mussten.’ West-Duitsland ontsnapte volgens hem met de ‘hulp van God en van doelman Sepp Maier’. Hij bewees zijn autoriteit door in de finale de betere te zijn van Johan Cruijff. Diep in de tweede helft kwam hij steeds meer in zijn geliefde spel: hij wachtte zijn tegenstanders uitdagend op, draaide zich om in het eigen strafschopgebied en legde de bal met finesse terug op Maier.
Bij het eindsignaal voelde hij zich eindelijk Weltmeister. Der Weltmeister, der Chef! Het was zijn zege, die van de libero, der Freie Mann. Franz Beckenbauer.