Ferenc Puskás groeide op met de klanken uit het stadion van Kispest. Hij voetbalde op straat en op braakliggende terreinen, vaak met een van vodden gemaakte bal, met een groep jongens waartoe ook zijn beste vriend en buurjongen Jozséf Bozsik behoorde. Beiden werden lid van Kispest, ook al was Ferenc met zijn elf jaar eigenlijk nog een jaar te jong. Hij loog over zijn werkelijke leeftijd en gaf een valse naam op om de regels van de voetbalbond te ontduiken.
Vele jaren later herinnerde Pelé zich dat zijn vader hem niet alleen had geleerd om met beide benen te trappen, maar ook om met open ogen te koppen. Hij moest ook leren hoe hij de bal met de borst onder controle kon brengen. Als je inademt wanneer de bal in de lucht is en vlak voordat je de bal raakt weer uitademt, zal de zacht geworden borstkas een beter kussen vormen en zal de bal voor je voeten vallen in plaats van weg te stuiten.
Michel Platini leerde op straat voetballen en kreeg de nodige instructies van zijn vader, waaronder dit opmerkelijke staaltje wijsheid: je moet de bal leren afspelen als je hem terug wilt krijgen.
Het was de gambeta die de specialiteit vormde van de Argentijnse voetballers. Het was deze dribbelvorm – half slalom, half ballet – die kleine kereltjes ertoe aanzette om zich door een woud van tackelaars te wurmen, met de bal dichtbij aan de voet, zelfs op hobbelige terreinen waarop geen grassprietje te bekennen viel, zodat ze ermee het hele veld konden oversteken en hem tussen de stokken, flessen of stapels truien konden plaatsen die het doel van de tegenpartij vormden. Dit waren de vaardigheden die werden ontwikkeld door jongens die voetbalden in stegen en op braakliggende terreinen, die kaatsten met muren, en de bal in de meest lastige omstandigheden leerden controleren. Het waren ook de vaardigheden van Diego Maradona. al vanaf zijn jongste kindertijd in Villa Fiorito, een arme wijk van Avellaneda, een voorstad van Buenos Aires. Op zijn derde verjaardag had hij van een neef een ouderwetse leren voetbal gekregen en hij ontdekte waar die voor diende en wat je er allemaal mee kon doen op de landjes rond Villa Fiorito.
Roberto Baggio toonde van jongs af aan een grote belangstelling voor de bal. Vaak moest zijn vader tegen zonsondergang op de fiets stappen om zijn zoontje te gaan zoeken, omdat die weer ergens aan het voetballen was.
De kunst van de roulette en zijn technische vaardigheid had Zinedine Zidane ontwikkeld in de straten van La Castellane, een wijk met sociale woningbouw waar hij werd grootgebracht. Hij was de jongen die zichzelf leerde goochelen met een bal op de Place Tartare, een open terrein in La Castellane. Hij was inmiddels al langer dan zijn meeste leeftijdsgenoten, en dankzij zijn door eindeloze herhaling aangeleerde trucs stak hij er in de partijtjes met zijn vrienden niet alleen letterlijk bovenuit. Hij was op zijn zesde met judo begonnen en zijn aanleg voor die sport bleek uit de toekenning van de bruine band. Maar onderweg naar school en terug had hij altijd een bal aan zijn voeten.
Bron: Richard Williams, Nr. 10, 2006, blz. 35, 58, 119, 160, 161, 189, 234, 235
Rob Siekmann