vrijdag, juni 13

Eddy Merckx wordt 80

Pinterest LinkedIn Tumblr +

Iedere koers zag hij als een examen

Eddy Merckx viert op 17 juni zijn 80e verjaardag. Dat zal niet onopgemerkt passeren. Er komt op die dag zelfs een nieuwe biografie uit over de Kannibaal. Terwijl Merckx wel eens moe wordt van al die lofbetuigingen.

Het is een beeld dat ons altijd zal bijblijven. In de herfst van zijn carrière werd Eddy Merckx in 1977 in een Touretappe op de col de Glandon gelost. Hij streed en leed, laveerde op het smalle, bultige asfalt van links naar rechts, vloekte en kermde, met holle ogen achter een gordijn van zweet. Rik Van Looy zat achter het stuur van onze volgwagen, hij moedigde zijn vroegere erfvijand aan, een vreemd beeld van verbondenheid op de verschroeiende Franse wegen. Nooit zagen we een sportman verwikkeld in zo’n meedogenloos gevecht met zichzelf helemaal aan zijn lot overgelaten, als een exponent van de genadeloze rauwheid van de wielersport. Op deze ruige, prehistorische Alpencol stortte zijn rijk in. Maar Merckx dacht niet aan opgeven. Dat aanzag hij als een persoonlijke vernedering, hij ontroerde in zijn verbetenheid.

Acht maanden later, in maart 1978, zette hij na veertien profjaren en gemiddeld 180 wedstrijden per seizoen een punt achter zijn loopbaan. Het gebeurde na de Omloop van het Waasland in Kemzeke. Merckx maakte deel uit van een kopgroep van twaalf, maar kon niet reageren toen er zich daaruit vier renners losscheurden. Hij zette zijn fiets tegen een muur en zei: ‘Het is voorbij.’ Geen mens die hem geloofde.

Al bijna 60 jaar is de grootste wielrenner aller tijden een stuk openbaar bezit. Dat was nooit de bedoeling. Merckx koerste nooit voor de roem. Maar alleen voor zichzelf. Interviews gaf hij niet graag. Maar hij weigerde ze niet, hij wist dat het erbij hoorde. Telkens weer leek hij met de handrem op te spreken, alsof er bij hem een zekere argwaan leefde.  Ontdooien deed de gesloten Brusselaar pas in het gezelschap van enkele vrienden, bij voorkeur onder het genot van een glaasje wijn. Genieten deed hij niettemin toen de start van de Tour in 2019 in Brussel werd georganiseerd, 50 jaar na zijn eerste zege. Hij liet zich in een open wagen door de stad rijden en zwaaide duidelijk blij naar de enthousiaste menigte.

Nooit een straffe uitspraak

Eddy Merckx was een werker die met zijn prestaties het land een collectieve boost van zelfvertrouwen gaf. Hij stortte zich na zijn carrière zonder specifieke opleiding in de zakenwereld en bouwde met zijn (later verkocht) fietsbedrijf een klein imperium uit. Hij hield zich bezig met het uittesten van nieuwe legeringen en stond open voor innovaties. Heel anders dan tijdens zijn loopbaan, waarin Merckx conservatief was en als dusdanig dacht. Toen ingenieurs hem kaders uit aluminium of semiautomatische trappers voorstelden, wilde hij daar niet van weten. Risico’s waren niet aan hem besteed.

Merckx’ prestaties vallen alleen maar te omschrijven als er wordt geput uit het arsenaal van superlatieven. Dat gebeurde dan ook overvloedig. In lyrische volzinnen en met bombastisch taalgebruik. Merckx introduceerde het despotisme in de wielersport en ging door het leven als de Kannibaal. Maar hoe hij het peloton ook terroriseerde, hoe groot zijn mentaal overwicht ook was, Merckx voelde niet de behoefte om sterke uitspraken te plegen.

In een memorabele Parijs-Roubaix in 1970 voerde de Brusselaar ooit een van zijn meest historische nummers op. Er viel ijswater uit de lucht, de wegen lagen er vet en vuil bij, maar Merckx scheurde op 30 kilometer van het einde uit een selecte kopgroep weg, als een tiran op twee wielen, onverzadigbaar en onverwoestbaar, hotsend en botsend over de kasseien. In een apocalyptisch decor bouwde hij in die 30 kilometer een onwaarschijnlijke voorsprong van vijf minuten uit. De journalisten complimenteerden hem, maar Merckx schudde met het hoofd en zei – kuchend en zuchtend – dat het heel zwaar was geweest. Of iedereen zich wel kon voorstellen hoe hard er achter hem was gereden? Vervolgens stapte hij weg.

Eddy Merckx ten voeten uit. Nooit viel er bij hem een zweem van emotie te ontdekken, ook niet na de grootste heldendaden had hij zichzelf ogenblikkelijk onder controle. Soms leek hij zelfs triest op het podium te staan. Na een overwinning dacht de Kannibaal immers meteen aan de volgende wedstrijd. Zijn zegehonger was niet te stillen.  Dat dreef hem voort. Altijd en overal. Ook later, als zakenman. Toen hij zijn fietsenfabriek oprichtte, ontpopte hij zich als een onvoorstelbare controlefreak. Wie bij hem langsging voor een fiets, constateerde tot zijn verbijstering dat Merckx de meter pakte en de binnenmaat nam van de latere eigenaar. Een bijna maniakale zoektocht naar de juiste fietshouding liep ook als een rode draad door zijn loopbaan.

De missers van Driessens

Eddy Merckx was raadselachtig en fascinerend, ondoorgrondelijk en imponerend. Zijn lichamelijke capaciteiten waren onbegrensd, ook al kreeg de kruidenierszoon ooit van een dokter te horen dat er iets aan zijn hart scheelde. Lomme Driessens, de illustere sportdirecteur die zichzelf beschouwde als geestelijke vader van veel successen en ontdekker van jong talent, debiteerde ooit dat er nooit nog een grotere renner dan Rik Van Looy zou komen. Hij werd gecorrigeerd door de toen voor Het Nieuwsblad werkende journalist Joris Jacobs die Merckx in 1964 in het Franse Sallanches wereldkampioen bij de amateurs zag worden. Hij voorspelde dat Merckx Van Looy ruim zou overtreffen. Driessens lachte die opmerking luid weg. Hij zou er Jacobs op tijd en stond aan herinneren, zei hij.

Ook Merckx vroeg zich na die wereldtitel af of hij wel een goeie prof zou worden. Het was de twijfel die toen, als eeuwige metgezel, in hem woedde. Iedere koers zag hij als een examen waarin hij een brevet van bekwaamheid moest halen. Op het podium was hij na een zege zelden uitgelaten. Constant zocht Merckx naar zelfbevestiging. Pas na zijn eerste zege in Milaan-Sanremo, in 1966, veranderde dat enigszins. Hij beschouwde dat als een van de mooiste overwinningen uit zijn carrière. In een kopgroep van twaalf de mythische Poggio beklimmen, de fontein op de Via Roma voorbij en het dan afmaken in de spurt. Milaan-Sanremo zou de klassieker blijven die veruit zijn voorkeur wegdroeg. De zeven overwinningen in de Primavera zijn wat dat betreft geen toeval. Vaak voorspelde de Brusselaar waar hij ging aanvallen. En één enkele keer sloeg hij zelfs een beslissende kloof in de afdaling.

Echt verbazen deed Eddy Merckx zichzelf pas in 1968 voor de eerste keer. In de Ronde van Italië domineerde hij van het begin tot het einde. Hij bleek bovendien goed te klimmen. In de bergrit naar Tre Cime di Lavaredo voerde hij op atletisch gebied zijn strafste nummer op: aan de voet van de slotklim telde hij een achterstand van tien minuten op de kopgroep, maar haalde onder een helse sneeuwvlaag zijn tegenstanders één voor één in om afgescheiden te winnen. Die Girozege was voor hem een mijlpaal, ze bevestigde de indruk dat hij de Ronde van Frankrijk kon winnen. Dat zou uiteindelijk in 1969 gebeuren.

Die zege volgde op een duistere, georkestreerde dopingaffaire die Merckx datzelfde jaar in de Giro in diskrediet had gebracht. Terwijl hij de roze trui droeg en al zes ritten had gewonnen, werd hij op doping betrapt en naar huis gestuurd. Het was de zonderlingste affaire uit zijn carrière, de gevraagde tegenexpertise bleken ze niet te kunnen uitvoeren en er was geen enkele aanleiding om in die rit amfetamines te nemen. Felice Gimondi won die Ronde van Italië. Zijn Salvaraniploeg had Merckx eerder gevraagd of hij die wedstrijd wilde verkopen. Toen er een startverbod in de Tour dreigde, was dit aanleiding voor een oorlogsverklaring vanuit het parlement aan iedereen die aan Merckx’ onschuld twijfelde.

Een gebeeldhouwde schoonheid

De erelijst van Eddy Merckx is een aaneenschakeling van exploten. Telkens weer koerste hij om te winnen, nooit om populair te worden of applaus te oogsten. Om zijn prestaties te omschrijven werd op een gegeven moment het woord ‘merckxiaans’ geïntroduceerd, een adjectief dat later vaak ten onrechte werd bovengehaald als een renner een klassieker met minuten voorsprong won. Zijn supporters gingen dan weer door het leven als merckxisten, een omschrijving die definitief zijn ingang vond toen Merckx in 1969 voor het eerst de Tour won. Die zege bracht het hele land in een zelden gezien delirium. Na een ploegentijdrit in Woluwe veroverde de Kannibaal het geel, de pers danste wild mee op de golven van de euforie. In die Ronde van Frankrijk zorgde Merckx, met zijn 140 kilometer lange vlucht door de Pyreneeën, in een etappe tussen Luchon en Mourenx over de Aspin, Aubisque, voor een van de meest epische nummers uit de geschiedenis van de wielersport.

Als weinig anderen verstond Eddy Merckx de kunst om pijn te verbijten. Hij legde de focus op zichzelf. Meer dan tegen de concurrentie streed de drievoudige wereldkampioen tegen zichzelf. Het bleek nooit beter dan tijdens zijn memorabel uurrecord in 1972 in Mexico toen hij 49 kilometer en 431 meter aflegde. Met een van zweet doordrongen gelaat stapte hij toen de fiets af. Zijn record zou elf jaar standhouden. Er is later vaak gezegd dat dit avontuur zijn carrière inkortte, maar Merckx sprak dat altijd tegen. Hij denkt wel dat hij langer zou hebben gereden indien hij niet zoveel had geleden. Zo won de Brusselaar bijvoorbeeld in 1974 zijn vijfde Tour met een blessure aan het zitvlak en haalde hij nadien het einde met een gebroken kaak. Opgeven stond niet in zijn woordenboek.

Het tekende zijn beroepsernst. Ook in een criterium. Uit respect voor de organisatoren die een heel jaar hadden moeten sparen om hun wedstrijd te kunnen laten plaatsvinden. Altijd maar weer perste Eddy Merckx het uiterste uit zichzelf. Vaak geprikkeld door zijn omgeving. Zo verzaakte Merckx bijvoorbeeld in 1973 aan de Tour omdat de Franse pers, die vreesde dat hij het record van Jacques Anquetil zou evenaren, hem liever niet zag komen. Vervolgens werd die Tour met veel overmacht gewonnen door de Spanjaard Luis Ocaña. Toen Tourdirecteur Jacques Goddet, die dagelijks een stukje maakte voor de organiserende krant L’Equipe en met poëtische volzinnen uitpakte, schreef dat zelfs Merckx deze Ocaña niet had verslagen, was hij tot in het diepste van zijn ziel gekrenkt. Hij trainde vervolgens bij voor het … na-Tour-criterium van Aalst waaraan ook Ocaña zou deelnemen. Merckx ging zo wild tekeer dat de asgrauw geworden Spanjaard opgaf, net voor hij zou worden gedubbeld.

Een helse rugpijn

Of er iets is waarover de vijfvoudige Tourwinnaar spijt heeft na een loopbaan vol bovenmenselijke inspanningen, een carrière waarin hij 420.000 wedstrijdkilometers reed, of ruim tien keer de omtrek van de aardbol? Als je hem die vraag stelde, hoefde Merckx over het antwoord geen seconde na te denken. Hij vertelde dan over de dramatische val die hij in het najaar van 1969 op de wielerbaan van Blois had gemaakt. Het was mentaal een verschrikkelijke opdoffer omdat zijn gangmaker Fernand Wambst op slag dood was. De lichamelijke schade zou hem lang achtervolgen. Na die val, zei Merckx, was hij na het klimmen nooit meer de oude, hij had bij momenten last van een helse rugpijn. De twijfel die hem in het begin van zijn carrière achtervolgde, stak toen bij momenten weer de kop op. Omdat de kracht tijdens het klimmen voor een deel uit je rug komt, kreeg hij het grote verzet niet meer rond. Hij dacht dat zijn carrière er zonder die val heel anders zou uitgezien hebben. Hij zou nóg meer hebben gewonnen.

Niets dat Eddy Merckx meer typeert dan dat. Hij sakkerde vaak over gemiste kansen en had er bijvoorbeeld altijd spijt van dat hij in 1968 aan de Tour had deelgenomen. Omdat hij zich op zijn 23e te jong achtte. Merckx kende maar één woord: ‘winnen’. En het liefst door de tegenstand te verpletteren. Hoe meer koersen hij reed, hoe beter hij zich voelde. In 1975 stonden er op het einde van het jaar eens 195 wedstrijddagen op zijn teller. Een onwezenlijk aantal. En dan te bedenken dat Merckx na het wegseizoen ook nog het zesdaagsencircuit indook.

Het verschil met anderen zat hem niet alleen in zijn klasse, maar vooral in zijn onvoorwaardelijke liefde voor de fiets. Daarvoor moest alles wijken. Al als kleine jongen probeerde Eddy in het park van Woluwe op zijn eerste fietsje een passerende brommer bij te halen. Die eergierigheid, trots en geldingsdrang zaten er toen al in. En zouden hem nooit meer verlaten.

Praten over al die heldendaden doet Merckx liefst niet meer. Hij leeft niet met het verleden. Duizenden interviews en ontelbare boeken, het is welletjes geweest. Het boek dat voormalig Wetstraatjournalist Johny Vansevenant nu over hem maakte – De ultieme biografie – moet echt het laatste zijn geweest. Heel blij zal hij zijn als alle aandacht rond zijn 80e verjaardag voorbij is. En hij zich weer kan wentelen in de luwte waarin hij het liefst toeft.

Share.

About Author

Leave A Reply