Kevin De Bruyne wordt momenteel beschouwd als de beste middenvelder ter wereld. Sommigen zien in hem zelfs de toekomstige winnaar van de Gouden Bal. Om dat waar te maken zal KDB een internationale prijs moeten pakken. Zijn vijfde Engelse ligabeker heeft hij reeds op zak. Weldra komt daar zijn derde Premier Leaguetitel bij. En hij heeft ook één kans op twee om op 29 mei zijn eerste Champions Leaguefinale te winnen. Auteur Raf Willems volgt al enkele jaren het fenomeen en vertelt hierover in zijn ‘Story van KDB’. In twee afleveringen per week te volgen op De Witte Duivel.
‘Ge gaat er toch genen docteur van maken?’
Ik dacht even aan de woorden van Kevin De Bruyne tijdens onze Londense ontmoeting in 2013. Hij vermaakte zich op zijn tiende en zijn elfde levensjaar prima bij AA Gent. Dat was vooral te danken aan het trainersduo, zo had hij gezegd: ‘Ik ontving coaching van Jan Troos en Charly Musonda. Beiden waren bepalend voor mijn toekomst, want ze trokken volop de kaart van de individuele begeleiding. Ze leerden me heel veel bij op het gebied van techniek: basis, passeerbeweging, schieten, dribbelen. Dat vind ik bijzonder belangrijk voor jonge voetballertjes. Leer ze zo vroeg mogelijk het abc van de techniek. Ik ben blij dat ik deze ervaring had bij Musonda. De balbehandeling van de Zambiaanse ex-international en voormalige topper van Anderlecht is bijzonder soepel. Ik was één van zijn favorieten bij AA Gent en kom hem vandaag weer tegen bij Chelsea, waar hij als jeugdtrainer zijn drie zoons is gevolgd.’
Toch bleef Kevin niet lang hangen bij AA Gent. Hij verkoos het aanbod van KRC Genk boven dat van Club Brugge en RSC Anderlecht. Hij trok met zijn voetbalzak naar de andere kant van het land. Geen gemakkelijke opgave voor een veertienjarige jongen, maar hij nam de mindere kanten er toch bij. Hij spreekt over het totaalplaatje van de Limburgers: ‘Dat sprak me aan. Waaronder een goede school, dat was belangrijk voor mijn ouders. En ik verkoos het type voetbal van Genk: meer op zijn Hollands en over de grond. Anderlecht richtte zich zeer op zijn techniek, maar in die dagen kreeg de jeugd er weinig kans. Bij Brugge kreeg het fysieke aspect de bovenhand. Bij Racing kon ik mijn geliefde spel uitvoeren en me er verder in bekwamen: een korte, snelle balcirculatie die afgewisseld werd met een diepe voorzet. Ik hou niet van gespierd voetbal met veel duels. De bal primeert bij mij. Ik dank veel aan Domenico Oliveiri, de jeugdopleider en voormalige aanvoerder van het eerste Genkse kampioenenelftal, die echt in mij geloofde.’
Bij het gezin gaf de keuze van én voor Kevin enig geschommel in de gemoedstoestand. Vader Herwig voerde op een serene wijze debatten met de geïnteresseerden, maar dacht er toch het zijne van: ‘Van zijn twaalfde tot zijn veertiende volgde Kevin de Latijnse in de humaniora. Toen koos hij voor zijn grootste talent: het voetbal. Dat betekende: topsportschool in de buurt van Brugge, Genk of Anderlecht. Want de drie topclubs staken de neus aan het venster. Ik sprak met het jeugdbestuur van Anderlecht. Daar deed men een beetje smalend: Wat volgt uwe kleinen? Latijn? Ge gaat er toch genen docteur van maken?’ Ik antwoordde kordaat: ‘En als hij nu eens docteur wil worden?’ Het is toch niet omdat men voetballer wordt, dat men een dommerik moet zijn? Dat vond ik al vervelend, ik had er een slecht gevoel bij. Kevin hield de boot van Club Brugge een beetje af omdat hij het daar te sterk op kracht gericht vond. Bij KRC Genk werden we toch wat overweldigd door het gevoel aan het stadion. Hij zei meteen ja tegen Genk omdat hij geloof hechtte aan de wijze van voetballen van de Limburgers. Ook al betekende het dat hij in een internaat werd gestopt.’
Wenen in de wagen, want broer is weg
Dat laatste werd even slikken voor moeder Anne, die er niet op voorbereid was dat Kevin op die leeftijd het huis zou verlaten: ‘We hadden veertien jaar intens samengeleefd en ik vond dat een bijzonder zware beslissing. Het eerste jaar dat Kevin op dat internaat verbleef, heb ik serieus afgezien. Want hij had het evenmin gemakkelijk daar. Hij zat immers niet met voetballers op dat internaat, want verschillende scholen brachten er hun leerlingen naartoe. Hij viel overal een beetje buiten. Ik heb hem één keer zien wenen in Genk. Dat was nadat we zijn kamertje hadden ingericht. Toen vroeg ik me af: hebben we de juiste keuze gemaakt voor hem? Hij stapte naar binnen en wij vertrokken voor de lange rit naar Drongen. Enkele minuten later zette Herwig de auto langs de weg en lieten we met zijn drieën onze tranen de vrije loop. Kevin vond moeilijk zijn draai, maar als we vroegen om naar huis terug te keren, beet hij door, want het systeem van KRC Genk lag hem. Hij zegde: ‘Mama, zelfs al moet ik nog een jaar op dat internaat, ook dan zal ik blijven.’ Het was zeker geen aangename situatie. Hij verbleef van zondagavond tot vrijdagmiddag op zijn kamer en mocht bij een medespeler overnachten op de dag voor de match. Op zaterdagavond reed hij met ons mee naar huis. Dat duurde dan precies 24 uur. Al onze weekends zaten geblokkeerd. We hingen de hele zaterdag vast aan zijn wedstrijdverplaatsing: ofwel zaten we in Genk, ofwel volgden we hem door het hele land. Hij zat ook in zijn puberteit, dus hoorden we streng te zijn. Slechte resultaten op school moesten worden bijgestuurd. Tegelijk probeerden we ons leven in te richten in functie van hem.’
Ook voor Kevins drie jaar jongere zus Stephanie was het even aanpassen geblazen: ‘Ik was elf toen broer vertrok. Vroeger ruzieden we vaak, maar dat veranderde toen toch wel. Aanvankelijk vond ik het leuk. Ik kreeg alle aandacht van mama en papa. Volgens mijn moeder was ik toen de koningin van het huis. Met het ouder worden, voel je wel dat je dingen gaat missen. Broer is weg, je ziet hem niet. Op den duur wordt dat een vorm van gewenning: hij is er niet. Later vonden we elkaar terug. Bezitten we dezelfde karakters? Neen. We zijn anders. Moeder kan dat beter duiden.’
Die duiding volgde na even nadenken. Anne: ‘Stephanie zocht vooral het sociale plezier in de sport. Ze bezat voldoende talent om hogerop te geraken, maar dat deerde haar niet. Ze had er behoefte aan om niet altijd onder druk te staan. Ze zocht vooral het contact tussen mensen. Ze was ook veel zelfstandiger dan Kevin en stapte sneller op treinen en bussen dan hij. De interesse van Kevin was volkomen gericht op het voetbal. Familiefeestjes interesseerden hem totaal niet. Hij wilde ook in alles wat hij deed winnen, tot in het pingpongen toe. Daar bleef hij stiekem in zijn eentje in de garage oefenen, met de pingpongtafel in rechtopstand. Met als enige doel: ons verslaan. Kevin was een jongen met een droom: voetballen. Om die droom waar te maken offerde hij vele andere dingen op. Stephanie was realistischer én vrijer.’