Kevin De Bruyne speelt deze week – als alles goed gaat – in Brugge zijn vijfhonderdste wedstrijd als clubvoetballer. Auteur Raf Willems volgt al enkele jaren het fenomeen en vertelt hierover in zijn ‘Story van KDB’. Deze week te volgen op De Witte Duivel.
Slijkpoel in Drongen
In de woonkamer van Kevin De Bruyne hing een voetbaltruitje van de Rode Duivels, met het rugnummer zeven. Het was van de zoon die dé man was van de succescampagne op de route naar Istanbul. Die zoon makte voor het eerst kennis met het voetbal in ‘het slijk van Drongen’. Het gezin had zich op wandelafstand gevestigd in deze zowel pittoreske als historische deelgemeente van Gent. Bomen op het dorpsplein, de Oude Abdij en de Pontbrug over een zijtak van de Leie: dat was het rustieke kader van de Koninklijke Voetbal Vereniging. Vader Herwig De Bruyne grinnikt bij de anekdote: ‘We lieten Kevin op zijn zesde aansluiten bij KVV Drongen. Dat speelde in vierde provinciale en het veld lag er bijzonder schilderachtig bij. Aan de achterkant van de Sint-Gerolfkerk en in de bocht van de rivier. Daarmee was alles gezegd, want de kwaliteit van de grasmat – nu ja, grasmat…moddermat als omschrijving benaderde dichter de waarheid. De malse, zompige Leiegrond veranderde bij de minste regenbui in een vettige slijkpoel. Als Kevin de akker verliet, zag je alleen nog zijn vlaskop. De rest van zijn lijf zat helemaal onder de smurrie. Maar dat was uiteindelijk nog gemakkelijker dan toen we hier kwamen wonen.’
Rond 1993 ruilde het gezin van Herwig en zijn vrouw Anne Callant het te krappe appartement in Wondelgem in voor een huis in een nieuwe verkaveling in Drongen. Uit pure noodzaak volgens Herwig: ‘In ons appartement schopte de tweeënhalfjarige Kevin werkelijk naar alles waarnaar hij kon schoppen. Ook tijdens het aanleggen van onze tuin moesten we hem flink in het oog houden. Hij liep hier altijd met zijn bal rond en hij verdween vliegensvlug in de velden. We waren hem geregeld kwijt, want tijdens het omspitten van de grond dienden we onze aandacht toch op hem te richten. Daarom bonden we een meterslange elastiek rond een paaltje én om zijn middel. Zo kon hij rondcrossen met zijn balletje op onze bouwgrond en vorderde het omploegwerk toch langzaam maar zeker.’ Die bouwgrond is intussen een mooie tuin geworden in een rustige wijk waar het gezin De Bruyne tamelijk anoniem woont.
800 frank drinkgeld
Vader Herwig werd geboren in 1964 en groeide op in het Oost-Vlaamse dorp Melle als zoon van zelfstandigen: vertegenwoordiger en kapster. Zijn moeder baatte in het ouderlijk huis haar kapsalon uit. Herwig draaide er zijn uren mee: ‘Het was een dameskapsalon waar veel oudere en ook gevestigde dames over de vloer kwamen. Als jongen van zestien sprong ik bij tijdens de drukke zaterdag. Die begon al om zes uur in de ochtend, want dan kwamen de vrouwen met een eigen zaak op afspraak. Exact twaalf uur later sloot mijn moeder de deur. Ik klopte dus zaterdagen van twaalf werkuren: wassen van haar, indraaien van krullen, mét de ouderwetse sigarettenblaadjes en die nadien goed poetsen want ze werden hergebruikt. Toen gooiden we niets weg. Permanent, mise-en-plis, noem maar op. Mijn ma leerde me de handleiding en ik deed het graag. Dat leverde me vaak 800 frank drinkgeld op, want de dames waren gul met fooien.
Ik speelde ook voetbal op zondagochtend. Ik rolde er echt onbewust in op mijn elfde. We woonden in de omgeving van de jeugdvelden van AA Gent. We zaten daar te ravotten en de ploeg van – alleszins in de volksmond toen nog – La Gantoise telde geen elf spelers. Ze vroegen ons: ‘Wilde gulder ni meedoen?’ We waagden onze kans en dat beviel hen. Tot mijn zeventiende speelde ik als rechtsbuiten in de provinciale reeksen. Ik passeerde op snelheid mijn tegenstrever en trok op een bepaald moment zelfs de aandacht van…Club Brugge. Het voetballen nam ik nooit echt ernstig. Ik beschouwde het enkel als een ‘partie plezier’. Ik studeerde toen af aan de opleiding metaal en koos van dan af voor mijn werkzaamheid in de metaalnijverheid. Ik ben er nog steeds bezig. Ik werk altijd in het ploegensysteem. Ik ben een vroege vogel en sta om vier uur in de ochtend op. Dat kwam me destijds van pas toen Kevin als jonge speler van en naar allerlei trainingen gebracht moest worden en ik ben het tot vandaag blijven doen. Het is mijn levensritme geworden.’
Moeder Anne Callant kwam ter wereld in 1965…in Bujumbura, de hoofdstad van Burundi. Ze bracht het eerste deel van haar kindertijd door in Abidjan, de metropool van Ivoorkust. Op haar zevende, in 1972, keerde haar familie terug naar West-Europa, maar haar ouders verkozen Londen boven Gent. Daar bleef ze tot ze Herwig leerde kennen.
Francofoon en anglofiel
Anne Callant: ‘Mijn vader werkte voor British Petroleum en kreeg in 1958 een invitatie voor een job in Afrika. Ons gezin telt vier kinderen, de oudste twee werden onderwezen in het Frans. Ze emigreerden later naar Parijs. Mijn broer woont nog steeds naast mijn vader in dezelfde Londense buitenwijk waar ik mijn jeugd beleefde. De familie van mijn ouders verbleef wel in en rondom Gent, dus bezochten we op geregelde tijdstippen de Arteveldestad. En toen leerde ik dus een jongen kennen met lange, blonde haren en jeansbroeken met brede pijpen. We pendelden vier jaar tussen Gent en Londen en belden elke zaterdagavond om 18 uur stipt met elkaar. In 1983 studeerde ik af aan de humaniora en volgde daarna een opleiding aromatherapie. Ik bezocht in mijn vrije tijd van mijn achtste tot mijn negentiende de balletschool.
Drie keer twee uur per week danste ik letterlijk op de toppen van mijn tenen. Ik hield ook van klassieke muziek en opera. Vooral Verdi spreekt me aan. Mijn ouders wijdden ons in Londen in de traditie van de musicals in en dat is in mij blijven zitten. Die keuze voor ballet verklaarde ook mijn interesse voor het goed functioneren van het lichaam. Aromatherapie verwijst naar een vorm van lichaamsmassage in functie van wellness. In België kende men deze studie niet en dacht men aan een beroep in de erotische sector. Ik werkte enkele jaren deeltijds in de horeca, maar na de geboorte van onze dochter Stephanie in 1994 besloot ik om thuis te blijven en voor de kinderen te zorgen.’ De zowel francofone als anglofiele invloeden in het leven van de Vlaamse familie De Bruyne weerspiegelden zich in de naamgeving van de kinderen Kevin en Stephanie.
Doorzetters
Moeder Anne Callant: ‘In Engeland struikelde men over de uitspraak van de H. Dat speelt hen parten om Herwig een goede klank te geven. Dat krijgen ze gewoon niet goed over de lippen. Dus zochten we naar iets anders: Kevin klonk goed, vond ik. Mogelijkerwijs speelde mee dat mijn vader supporterde voor Kevin Keegan van Liverpool. Die factor was dus onbewust aanwezig in onze familie. Stephanie heeft een mooie klankkleur die eigen kan zijn aan het Frans. Onze beide kinderen waren sportief, levendig en actief. Ze sportten sinds ze tweeënhalf waren, want dan brachten we ze naar de turnles voor kleuters. Ze mochten doen wat ze verkozen van ons, op één voorwaarde: je maakt het seizoen af. Dus er werd niet gestopt na enkele maanden omdat ze het om een of andere reden beu waren. Op de tanden bijten, zeiden we dan. Zo kweekten we doorzettingsvermogen. We zijn er nog steeds van overtuigd dat het heeft bijgedragen tot de karaktervorming van Kevin en Stephanie.’
Na anderhalf jaar bij KVV Drongen nodigde AA Gent Kevin uit voor een test. De trainer was echter niet overtuigd van zijn kwaliteiten en drong aan om hem een jaartje op proef te nemen om te zien hoe hij evolueerde. Herwig De Bruyne: ‘Hij startte met de gewestelijke duiveltjes, maar na drie weken riep men hem al op voor de provinciale selectie en hij eindigde dat seizoen nog in de nationale reeks. Intussen was ik zelf trainer geworden van de duiveltjes van Drongen en voerde ook mijn vrouw enkele taken uit. Na een wedstrijdje tussen de preminiemen van beide clubs kwam de trainer van AA Gent me vertellen dat Kevin zijn keuze voor de Buffalo’s al had gemaakt. Ik vernam het dus van iemand anders. Hij wist instinctief dat hij bij AA Gent meer kon leren dan van zijn vader als trainer. Op dat gebied stond hij vlug sterk in zijn schoenen. Zo zag hij het niet zitten om een vriendje mee naar Gent te nemen, zogezegd om zich beter in zijn vel te doen voelen. Zoiets deed men om hem te paaien en dat beviel hem niet. Hij bleef op het einde van het seizoen wel naar KVV komen om de vakantietoernooitjes met zijn kameraadjes te spelen.’