zaterdag, november 23

DE STORY VAN KEVIN DE BRUYNE (1)

Pinterest LinkedIn Tumblr +

Kevin De Bruyne en Thibaut Courtois zijn samen met Karim Benzema genomineerd voor de trofee van Uefa Speler van het Jaar. Reden genoeg om het levensverhaal van beide Rode Duivels breed uit te smeren.

 

In de woonkamer van Kevin De Bruyne hing een voetbaltruitje van de Rode Duivels, met het rugnummer zeven. Het was van de zoon die dé man was van de succescampagne op de route naar Rio. Die zoon makte voor het eerst kennis met het voetbal in ‘het slijk van Drongen’. Het gezin had zich op wandelafstand gevestigd in deze zowel pittoreske als historische deelgemeente van Gent. Bomen op het dorpsplein, de Oude Abdij en de Pontbrug over een zijtak van de Leie: dat was het rustieke kader van de Koninklijke Voetbal Vereniging. Vader Herwig De Bruyne grinnikt bij de anekdote: ‘We lieten Kevin op zijn zesde aansluiten bij KVV Drongen. Dat speelde in vierde provinciale en het veld lag er bijzonder schilderachtig bij. Aan de achterkant van de Sint-Gerolfkerk en in de bocht van de rivier. Daarmee was alles gezegd, want de kwaliteit van de grasmat – nu ja, grasmat…moddermat als omschrijving benaderde dichter de waarheid. De malse, zompige Leiegrond veranderde bij de minste regenbui in een vettige slijkpoel. Als Kevin de akker verliet, zag je alleen nog zijn vlaskop. De rest van zijn lijf zat helemaal onder de smurrie. Maar dat was uiteindelijk nog gemakkelijker dan toen we hier kwamen wonen.’

 

Rond 1993 ruilde het gezin van Herwig en zijn vrouw Anne Callant het te krappe appartement in Wondelgem in voor een huis in een nieuwe verkaveling in Drongen. Uit pure noodzaak volgens Herwig: ‘In ons appartement schopte de tweeënhalfjarige Keving werkelijk naar alles waarnaar hij kon schoppen. Ook tijdens het aanleggen van onze tuin moesten we hem flink in het oog houden. Hij liep hier altijd met zijn bal rond en hij verdween vliegensvlug in de velden. We waren hem geregeld kwijt, want tijdens het omspitten van de grond dienden we onze aandacht toch op hem te richten. Daarom bonden we een meterslange elastiek rond een paaltje én om zijn middel. Zo kon hij rondcrossen met zijn balletje op onze bouwgrond en vorderde het omploegwerk toch langzaam maar zeker.’

Die bouwgrond is intussen een mooie tuin geworden in een rustige wijk waar het gezin De Bruyne tamelijk anoniem woont.

Vader Herwig werd geboren in 1964 en groeide op in het Oost-Vlaamse dorp Melle als zoon van zelfstandigen: vertegenwoordiger en kapster. Zijn moeder baatte in het ouderlijk huis haar kapsalon uit. Herwig draaide er zijn uren mee: ‘Het was een dameskapsalon waar veel oudere en ook gevestigde dames over de vloer kwamen. Als jongen van zestien sprong ik bij tijdens de drukke zaterdag. Die begon al om zes uur in de ochtend, want dan kwamen de vrouwen met een eigen zaak op afspraak. Exact twaalf uur later sloot mijn moeder de deur. Ik klopte dus zaterdagen van twaalf werkuren: wassen van haar, indraaien van krullen, mét de ouderwetse sigarettenblaadjes en die nadien goed poetsen want ze werden hergebruikt. Toen gooiden we niets weg. Permanent, mise-en-plis, noem maar op. Mijn ma leerde me de handleiding en ik deed het graag. Dat leverde me vaak 800 frank drinkgeld op, want de dames waren gul met fooien. Ik speelde ook voetbal op zondagochtend. Ik rolde er echt onbewust in op mijn elfde. We woonden in de omgeving van de jeugdvelden van AA Gent. We zaten daar te ravotten en de ploeg van – alleszins in de volksmond toen nog – La Gantoise  telde geen elf spelers. Ze vroegen ons: ‘Wilde gulder ni meedoen?’ We waagden onze kans en dat beviel hen. Tot mijn zeventiende speelde ik als rechtsbuiten in de provinciale reeksen. Ik passeerde op snelheid mijn tegenstrever en trok op een bepaald moment zelfs de aandacht van…Club Brugge. Het voetballen nam ik nooit echt ernstig. Ik beschouwde het enkel als een ‘partie plezier’. Ik studeerde toen af aan de opleiding metaal en koos van dan af voor mijn werkzaamheid in de metaalnijverheid. Ik ben er nog steeds bezig. Ik werk altijd in het ploegensysteem. Ik ben een vroege vogel en sta om vier uur in de ochtend op. Dat kwam me destijds van pas toen Kevin als jonge speler van en naar allerlei trainingen gebracht moest worden en ik ben het tot vandaag blijven doen. Het is mijn levensritme geworden.’

Moeder Anne Callant kwam ter wereld in 1965…in Bujumbura, de hoofdstad van Burundi. Ze bracht het eerste deel van haar kindertijd door in Abidjan, de metropool van Ivoorkust. Op haar zevende, in 1972, keerde haar familie terug naar West-Europa, maar haar ouders verkozen Londen boven Gent. Daar bleef ze tot ze Herwig leerde kennen.

Anne Callant: ‘Mijn vader werkte voor British Petroleum en kreeg in 1958 een invitatie voor een job in Afrika. Ons gezin telt vier kinderen, de oudste twee werden onderwezen in het Frans. Ze emigreerden later naar Parijs. Mijn broer woont nog steeds naast mijn vader in dezelfde Londense buitenwijk waar ik mijn jeugd beleefde. De familie van mijn ouders verbleef wel in en rondom Gent, dus bezochten we op geregelde tijdstippen de Arteveldestad. En toen leerde ik dus een jongen kennen met lange, blonde haren en jeansbroeken met brede pijpen. We pendelden vier jaar tussen Gent en Londen en belden elke zaterdagavond om 18 uur stipt met elkaar. In 1983 studeerde ik af aan de humaniora en volgde daarna een opleiding aromatherapie. Ik beoefende in mijn vrije tijd van mijn achtste tot mijn negentiende balletschool. Drie keer twee uur per week danste ik letterlijk op de toppen van mijn tenen. Ik hield ook van klassieke muziek en opera. Vooral Verdi spreekt me aan.  Mijn ouders wijdden ons in Londen in de traditie van de musicals in en dat is in mij blijven zitten. Die keuze voor ballet verklaarde ook mijn interesse voor het goed functioneren van het lichaam. Aromatherapie verwijst naar een vorm van lichaamsmassage in functie van wellness. In België kende men deze studie niet en dacht men aan een beroep in de erotische sector. Ik werkte enkele jaren deeltijds in de horeca, maar na de geboorte van onze dochter Stephanie in 1994 besloot ik om thuis te blijven en voor de kinderen te zorgen.’ De zowel francofone als anglofiele invloeden in het leven van de Vlaamse familie De Bruyne weerspiegelden zich in de naamgeving van de kinderen Kevin en Stephanie.

Moeder Anne Callant: ‘In Engeland struikelde men over de uitspraak van de H. Dat speelt hen parten om Herwig een goede klank te geven. Dat krijgen ze gewoon niet goed over de lippen. Dus zochten we naar iets anders: Kevin klonk goed, vond ik. Mogelijkerwijs speelde mee dat mijn vader supporterde voor Kevin Keegan van FC Liverpool. Die factor was dus onbewust aanwezig in onze familie. Stephanie heeft een mooie klankkleur die eigen kan zijn aan het Frans. Onze beide kinderen waren sportief, levendig en actief. Ze sportten sinds ze tweeënhalf waren, want dan brachten we ze naar de turnles voor kleuters. Ze mochten doen wat ze verkozen van ons, op één voorwaarde: je maakt het seizoen af. Dus er werd niet gestopt na enkele maanden omdat ze het om een of andere reden beu waren. Op de tanden bijten, zeiden we dan. Zo kweekten we doorzettingsvermogen. We zijn er nog steeds van overtuigd dat het heeft bijgedragen tot de karaktervorming. We zijn er nog steeds van overtuigd dat het heeft bijgedragen tot de karaktervorming van Kevin en Stephanie.’

 

Na anderhalf jaar bij KVV Drongen nodigde AA Gent Kevin uit voor een test. De trainer was echter niet overtuigd van zijn kwaliteiten en drong aan om hem een jaartje op proef te nemen om te zien hoe hij evolueerde. Herwig De Bruyne: ‘Hij startte met de gewestelijke duiveltjes, maar na drie weken riep men hem al op voor de provinciale selectie en hij eindigde dat seizoen nog in de nationale reeks. Intussen was ik zelf trainer geworden van de duiveltjes van Drongen en voerde ook mijn vrouw enkele taken uit. Na een wedstrijdje tussen de preminiemen van beide clubs kwam de trainer van AA Gent me vertellen dat Kevin zijn keuze voor de Buffalo’s al had gemaakt. Ik vernam het dus van iemand anders. Hij wist instinctief dat hij bij AA Gent meer kon leren dan van zijn vader als trainer. Op dat gebied stond hij vlug sterk in zijn schoenen. Zo zag hij het niet zitten om een vriendje mee naar Gent te nemen, zogezegd om zich beter in zijn vel te doen voelen. Zoiets deed men om hem te paaien en dat beviel hem niet. Hij bleef op het einde van het seizoen wel naar KVV komen om de vakantietoernooitjes met zijn kameraadjes te spelen.’

‘Ge gaat er toch genen docteur van maken?’

 

Ik dacht even aan de woorden van Kevin De Bruyne tijdens onze Londense ontmoeting in 2013. Hij vermaakte zich op zijn tiende en zijn elfde levensjaar prima bij AA Gent. Dat was vooral te danken aan het trainersduo, zo had hij gezegd: ‘Ik ontving coaching van Jan Troos en Charly Musondda. Beiden waren bepalend voor mijn toekomst, want ze trokken volop de kaart van de individuele begeleiding. Ze leerden me heel veel bij op het gebied van techniek: basis, passeerbeweging, schieten, dribbelen. Dat vind ik bijzonder belangrijk voor jonge voetballertjes.  Leer ze zo vroeg mogelijk het abc van de techniek. Ik ben blij dat ik deze ervaring had bij Musonda. De balbehandeling van de Zambiaanse ex-international en voormalige topper van Anderlecht is bijzonder soepel. Ik was één van zijn favorieten bij AA Gent en kom hem vandaag weer tegen bij Chelsea, waar hij als jeugdtrainer zijn drie zoons is gevolgd.’

Toch bleef Kevin niet lang hangen bij AA Gent. Hij verkoos het aanbod van KRC Genk boven dat van Club Brugge en RSC Anderlecht. Hij trok met zijn voetbalzak naar de andere kant van het land. Geen gemakkelijke opgave voor een veertienjarige jongen, maar hij nam de mindere kanten er toch bij. Hij spreekt over het totaalplaatje van de Limburgers: ‘Dat sprak me aan. Waaronder een goede school, dat was belangrijk voor mijn ouders. En ik verkoos het type voetbal van Genk: meer op zijn Hollands en over de grond. Anderlecht richtte zich zeer op zijn techniek, maar in die dagen kreeg de jeugd er weinig kans. Bij Brugge kreeg het fysieke aspect de bovenhand. Bij Racing kon ik mijn geliefde spel uitvoeren en me er verder in bekwamen: een korte, snelle balcirculatie die afgewisseld werd met een diepe voorzet. Ik hou nietvan gespierd voetbal met veel duels. De bal primeert bij mij. Ik dank veel aan Domenico Oliveiri, de jeugdopleider en voormalige aanvoerder van het eerste Genkse kampioenenelftal, die echt in mij geloofde.’

Bij het gezin gaf de keuze van én voor Kevin enig geschommel in de gemoedstoestand. Vader Herwig voerde op een serene wijze debatten met de geïnteresseerden, maar dacht er toch het zijne van: ‘Van zijn twaalfde tot zijn veertiende volgde Kevin de Latijnse in de humaniora. Toen koos hij voor zijn grootste talent: het voetbal. Dat betekende: topsportschool in de buurt van Brugge, Genk of Anderlecht. Want de drie topclubs staken de neus aan het venster. Ik sprak met het jeugdbestuur van Anderlecht. Daar deed men een beetje smalend:  Wat volgt uwe kleinen? Latijn? Ge gaat er toch genen docteur van maken?’ Ik antwoordde kordaat: ‘En als hij nu eens docteur wil worden?’ Het is toch niet omdat men voetballer wordt, dat men een dommerik moet zijn? Dat vond ik al vervelend, ik had er een slecht gevoel bij. Kevin hield de boot van Club Brugge een beetje af omdat hij het daar te sterk op kracht gericht vond. Bij KRC Genk werden we toch wat overweldigd door het gevoel aan het stadion. Hij zegde meteen ja tegen Genk omdat hij geloof hechtte aan de wijze van voetballen van de Limburgers. Ook al betekende het dat hij in een internaat werd gestopt.’

Wenen in de wagen, want broer is weg

 

Dat laatste werd even slikken voor moeder Anne, die er niet op voorbereid was dat Kevin op die leeftijd het huis zou verlaten: ‘We hadden veertien jaar intens samengeleefd en ik vond dat een bijzonder zware beslissing. Het eerste jaar dat Kevin op dat internaat verbleef, heb ik serieus afgezien. Want hij had het evenmin gemakkelijk daar. Hij zat immers niet met voetballers op dat internaat, want verschillende scholen brachten er hun leerlingen naartoe. Hij viel overal een beetje buiten. Ik heb hem één keer zien wenen in Genk. Dat was nadat we zijn kamertje hadden ingericht. Toen vroeg ik me af: hebben we de juiste keuze gemaakt voor hem? Hij stapte naar binnen en wij vertrokken voor de lange rit naar Drongen. Enkele minuten later zette Herwig de auto langs de weg en lieten we met zijn drieën onze tranen de vrije loop. Kevin vond moeilijk zijn draai, maar als we vroegen om naar huis terug te keren, beet hij door, want het systeem van KRC Genk lag hem. Hij zegde: ‘Mama, zelfs al moet ik nog een jaar op dat internaat, ook dan zal ik blijven.’ Het was zeker geen aangename situatie. Hij verbleef van zondagavond tot vrijdagmiddag op zijn kamer en mocht bij een medespeler overnachten op de dag voor de match. Op zaterdagavond reed hij met ons mee naar huis. Dat duurde dan precies 24 uur. Al onze weekends zaten geblokkeerd. We hingen de hele zaterdag vast aan zijn wedstrijdverplaatsing: ofwel zaten we in Genk, ofwel volgden we hem door het hele land. Hij zat ook in zijn puberteit, dus hoorden we streng te zijn. Slechte resultaten op school moesten worden bijgestuurd. Tegelijk probeerden we ons leven in te richten in functie van hem.’

Ook voor Kevins drie jaar jongere zus Stephanie was het even aanpassen geblazen: ‘Ik was elf toen broer vertrok. Vroeger ruzieden we vaak, maar dat veranderde toen toch wel. Aanvankelijk vond ik het leuk. Ik kreeg alle aandacht van mama en papa. Volgens mijn moeder was ik toen de koningin van het huis. Met het ouder worden, voel je wel dat je dingen gaat missen. Broer is weg, je ziet hem niet. Op den duur wordt dat een vorm van gewenning: hij is er niet. Later vonden we elkaar terug. Bezitten we dezelfde karakters? Neen. We zijn anders. Moeder kan dat beter duiden.’

Die duiding volgde na even nadenken. Anne: ‘Stephanie zocht vooral het sociale plezier in de sport. Ze bezat voldoende talent om hogerop te geraken, maar dat deerde haar niet. Ze had er behoefte aan om niet altijd onder druk te staan. Ze zocht vooral het contact tussen mensen. Ze was ook veel zelfstandiger dan Kevin en stapte sneller op treinen en bussen dan hij. De interesse van Kevin was volkomen gericht op het voetbal. Familiefeestjes interesseerden hem totaal niet. Hij wilde ook in alles wat hij deed winnen, tot in het pingpongen toe. Daar bleef hij stiekem in zijn eentje in de garage oefenen, met de pingpongtafel in rechtopstand. Met als enige doel: ons verslaan. Kevin was een jongen met een droom: voetballen. Om die droom waar te maken offerde hij vele andere dingen op. Stephanie was realistischer én vrijer.’

Tweespraakintermezzo in Londen: liefde voor muziek, voor de zin van het leven en voor het voetbal

 

Er klinkt een klassieke melodie op de achtergrond. ‘Ha, daar is de kleine.’ ‘Dag papi.’ Ze geven elkaar een knuffel. Zo verloopt de begroeting tussen grootvader en kleinzoon.

Bruno Callant (1930) is de vader van Kevins (1991) moeder Anne. Net voor de duisternis inviel, toonde hij me ‘de putten en de plekken’, in wat nochtans een English garden hoorde te zijn: ‘Een souvenir van de kleine Kevin en een blijvende herinnering aan zijn aanwezigheid en zijn balspel.’

Bruno leeft sinds 1972 in Ealing Common, een voorstad van Londen met 400.000 inwoners in de natuurlijke biotoop van Chelsea Football Club. Zijn straat met klassieke middenklassehuizen grenst aan de All Saints Church en een parkje – enkel voor ouderen, blinden en de zeldzame grijze eekhoorn – dat aan de steenrijke Rothschild Family toebehoorde. De geboren Evergemnaar zocht met zijn Lovendegemse Nelly in 1958 het Afrikaanse avontuur op – als boekhouder van een oliemaatschappij – in Burundi en Ivoorkust. In 1972 accepteerde hij een ‘Engels aanbod’ van zijn firma voor een ‘boekhouder die het Frans onder de knie had’ en verhuisde met zijn gezin van twee zonen en twee dochters naar Londen. Aanvankelijk voor enkele jaren, intussen voor de eeuwigheid. De woonkamer ademde nog altijd ‘Afrika’ uit, met twee prachtige muurfoto’s van eigen makelij: de onmetelijke sterrenhemel van de Sahara en de veehouders die met een kudde koeien een afstand van achthonderd kilometer overbruggen. Het zegt onrechtstreeks iets over de zucht naar onafhankelijkheid van Bruno. Die ontkiemde ook in kleinzoon Kevin. Hij bepaalde op zijn zevende dat hij naar KAA Gent trok, koos op zijn veertiende met KRC Genk voor de andere kant van het land en zat op zijn 21 ste in Bremen, het diepste noorden van Duitsland. Ik voerde die avond een gedachtewisseling over muziek, levensbeschouwing en voetbal tussen twee mensen die ogenschijnlijk grondig van elkaar verschilden en toch zo erg op elkaar leken.

Muziek: hiphoppende Kevin, Beethoveniaanse Bruno

 

De liefde voor muziek is bij ‘de kleine’ en ‘papi’ intens aanwezig. Zij delen een waarlijk passionele gedrevenheid met elkaar voor ‘arte musica’. Het is zelfs meer dan dat: ‘a way of life’. Zij het dat hun geliefkoosde genres niet verder uit elkaar zouden kunnen liggen.

Kevin: ‘Muziek is mijn tweede leven. Ik ben wild van hiphop en rap. Ik heb het voorbije jaar zeker honderd albums gedownload De Canadese rapper Drake en de Amerikaanse hiphopper Big Sean: ik zeg wow! Ik probeer soms hun concerten bij te wonen, maar ben vooral benieuwd naar wat ze te zeggen hebben. Ik beluister daarom liever het hele album, in mijn eentje en dagen na elkaar. Er staat àltijd muziek bij mij op: zowel thuis als in de wagen. De teksten spreken me aan. Soms hoor ik zinnen waarvan ik zeg: die zijn mij op het lijf geschreven. Elke zanger bezingt situaties vanuit de eigen ervaring. Niet steeds prettig, vaak zwaarmoedig: over hoe het leven de verkeerde kant kan opgaan. Het inspireert mij, ik ben een gedreven luisteraar en wil écht weten waarover ze het hebben. Muziek bepaalt mijn stemming niet, want ik luister om te ontdekken. Ik kies mijn albums zorgvuldig uit en ben er soms een hele maand mee bezig om te doorgronden wat de artiest vertelt. Ik verzamel alles via iTunes op mijn computer. Het liefst verdiep ik mij in mijn eentje in de muziek.’

Bruno: ‘Muziek geeft zin aan mijn zijn. Ik ben er voortdurend naar op zoek. Ik abonneerde mij op de London Philharmonic en kijk en luister daar soms naar drie concerten per maand. Mijn favoriete componisten zijn Beethoven, Mahler en Verdi. Klassiek biedt me levenslust en voedt mijn emotie. Ik ga om te genieten en zoek naar hartstocht en ontroering. Ik verkies een liveconcert boven de radio. Ik zit gewoonlijk achter de dirigent, maar bij een pianoconcert kruip ik in de buurt van de pianist, want ik wil de vingers zien bewegen. Mijn kippenvelmoment? Het Grieg Piano Concerto, in een uitvoering van een jonge pianiste met Duitse vader en Japanse moeder Ze voerde haar recital op blote voeten uit. Ik bezoek geregeld de bioscoop waar men op zaterdagavond de New York Metropolitan Matinee rechtstreeks uitzendt. Ik stelde zelf een operadiscotheek samen met meer dan honderd platen en dvd’s. Ik verkies echter in gezelschap van vrienden de belevenis van een optreden te smaken.’

Zin van het leven: geëngageerde, gelovige Bruno; dagplukkende, vrijdenkende Kevin

‘Papi’ en ‘de Kleine’ kijken op een eigenzinnige wijze naar de dagelijkse dingen. De ene gelooft in het leven na de dood, de andere plukt de dag. De ene kent de wetten van de realiteit, de andere gedraagt zich als een rasoptimist. De ene zet zich in voor de kwetsbare mens, de andere amuseert zich met vrienden. Toch is het oprechte respect wederzijds.

Bruno: ‘Op 20 oktober 2010 overleed mijn vrouw Nelly. Plots was ze weg, van de ene dag op de andere. Een niercrisis op dinsdagmiddag, de dood op woensdagavond. Na 55 jaar samenzijn stond ik er plots alleen voor. Voor mij was het liefde op het eerste gezicht. Ik schreef brieven om haar hart te winnen. Nelly genoot veel aanzien in onze omgeving omdat ze zich met mij inzette voor de gemeenschap. Bij haar begrafenis zat de kerk afgeladen vol. Ik liet de as van mijn vrouw uitstrooien in de tuin van de benedictijnenabdij. Dat zal ik ook met de mijne laten doen: ashes to ashes, dust to dust. Ik wilde geen grafsteen, want dan houdt het rouwen nooit op. Ik bezoek de abdij evenmin. Het is niet nodig, want haar lichaam is verdwenen. Mijn vrouw zit in mijn geest, in mijn herinnering en daar blijft ze. Voor altijd. Denken aan Nelly is een vast onderdeel van mijn dagritme. Ik sta op om halfzeven en ga slapen rond 23 uur. En toch duren de dagen niet lang genoeg voor mij. Tijdens mijn Engelse breakfast neem ik mijn krant The Times door. De politiek boeide mij steeds en ik las de biografieën van de Britse premiers Harold Wilson en Margaret Thatcher. Vanuit mijn sociaalkatholieke inspiratie engageerde ik mij, samen met Nelly, in het plaatselijke vrijwilligerswerk. Na mijn pensioen bood de parochiepriester me aan om toe te treden tot het genootschap van Sint-Vincentius. Ik aanvaardde en werd later ook voorzitter. We onderhouden persoonlijk contact met – vaak aan verslaving lijdende – mensen die de weg kwijt zijn geraakt en we begeleiden hen en trachten hun administratieve problemen op te lossen. Deze overtuiging – het helpen van de naaste in nood – zit diep in mij geworteld en ik zal dit blijven volhouden tot het einde. Ik was, ben en zal zijn: katholiek.’

Kevin: ‘De dag van 20 oktober 2010 vergeet ik nooit. We ontvingen het droevige bericht van het overlijden van oma. Ik ijlde letterlijk van Genk naar Londen, want ik worstelde met de gevolgen van klierkoorts. Ik zat in de zetel bij mijn treurende opa, maar de helft van de tijd sliep ik. Een donkere periode volgde: niet alleen moest ik rouwen om de dood, maar tegelijk voelde ik me ook écht ziek. Toch ben ik in het algemeen een optimistische mens. De situatie bij Chelsea waar ik momenteel in vertoef – ik zit meer op de bank dan mij lief is – vrolijkt mij niet meteen op, maar ik ga er ook niet onder gebukt. Ik ben wel effe down als ik vaststel dat ik niet in het elftal sta, maar ik doe gewoon verder en wacht mijn tijd af. Ik ben geen dromerig type, ik geloof niet. Ik voel me meer aangetrokken tot het pad van mijn vader en van zijn vrijzinnige achtergrond. Ik respecteer het geloof van mijn moeder en haar familie, maar ik ben zelf niet met godsdienst bezig. Mijn vader ging niet naar de kerk en ik volg hem daarin Ik denk niet dat er iets na de dood bestaat, maar ik waardeer mensen – zoals papi – die zich vanuit hun religieuze overtuiging inzetten voor mensen die het moeilijk hebben. Ik leef zelf in het hier en nu, van moment tot moment en denk amper aan morgen. Mijn slechtste eigenschap is vermoedelijk mijn nonchalance. Als mensen me iets vragen, vergeet ik dat vaak na te komen. Ik concentreer me op de zaak die me op dat ogenblik boeit en plan niets op langere termijn. Ben ik even vrij op mijn werk? Dan stap ik in mijn auto en tuf ik naar mijn vrienden toe. Ik ben alleen sociaal in mijn vriendenkring, want daarbuiten heb ik last van schuchterheid. Ik neem zelden het initiatief  om iemand te ontmoeten. Ik durf enkel dingen te doen in de aanwezigheid van mijn vrienden. Ik pluk de dag en zie de zonnige kant van het leven. In goed gezelschap gedraag ik mij als een speelvogel.’

 

Engels voetbal! Duits voetbal? Premier League? Bundesliga! Liverpool, Chelsea, Bremen, Dortmund…

 

 

‘De kleine en papi’: spelvreugde of prestatie? Het zwak voor de Engelse school versus de lichte neiging richting Bundesliga. Enthousiast aanvallen of ook al eens de bal in de ploeg houden?

Kevin: ‘Ik zie voetbal als een spel en ik wil dat dit zo blijft. Ik weet dat ik in een professionele omgeving vertoef, maar plezier komt voor mij op de eerste plaats. Ik voel nooit nervositeit, dat ligt nu eenmaal in mijn karakter. Ik ben rustig, bijzonder rustig. Ik kreeg veel vertrouwen van Frank Vercauteren, die van mij een sleutelspeler maakte in het kampioenenjaar 2011 van KRC Genk. We voetbalden toen zeer constant, aanvankelijk met efficiënt counterspel, maar na verloop van tijd ook met balbezit. De slotmatch tegen Standard had alles van een thriller die het kampioenschap zou beslissen: wat een spanning, wat een sfeer! Ik speelde de wedstrijd uit met een zware hersenschudding. Ik was even knock-out geweest, maar voetbalde verder als in trance. Zonder na te denken: verdedigen, pushen, knokken alsof je leven ervan afhangt. Mijn beste positie is centrale middenvelder, tussen aanval en verdediging in. Zoals in mijn laatste matchen met de Rode Duivels. Ik hou van offensieve vrijheid en zoek altijd de vrije ruimte op. Ik loop tussen de lijnen zodat er meer openheid in het spel komt. Ik verkies die centrale positie boven die aan de zijkant, want ik ben niet zo explosief als de winger. Een centrale middenvelder kan zowel aanvallen als verdedigen en haalt een hoge score op het gebied van passing, controle en ritmeverandering. Hij weet wanneer te versnellen of te vertragen. Ik hou van het rondtikken van de bal op de eigen speelhelft. Ik ben iemand die altijd kijkt om te weten wat hij doet, dat gebeurt al voor ik de bal ontvang. Ik weet wie waar staat, met Christian Benteke heb ik op dat gebied een gevoelsmatige relatie ontwikkeld. We speelden al samen bij de beloften van KRC Genk en zoals blijkt uit enkele beslissende acties met de Rode Duivels is Benteke-De Bruyne een mooie connectie geworden.’

Het voetbal dat mijn voorkeur geniet is dat van Borussia Dortmund en van coach Jürgen Klopp: omwille van het spektakelgehalte, het uitstekend in blok verdedigen en het hoog druk zetten. Dat past bij mij, ik zou daar best kunnen functioneren. In de Bundesliga ontdekte ik mijn fysieke mogelijkheden. Naar het schijnt had ik er de meeste kilometers in de benen. Ik heb gevochten om Werder Bremen mee te helpen overleven. Borussia Dortmund geeft je soms het gevoel dat je mag meevoetballen, maar als ze beslissen dat het voorbij is, dan liggen er zomaar drie goals in je mand. Ik werd uitgeroepen tot de beste jongere van de Duitse competitie, ik wist het niet eens en heb het achteraf vernomen. Individuele trofeeën zeggen me niet veel. In de Bundesliga groeide ik op tot een volwassen mens.’

 

Bruno: ‘Na klassieke muziek is voetbal mijn tweede passie. In de jaren vijftig bezocht ik La Gantoise, het waren de hoogdagen van de Buffalo’s en spelverdeler Freddy Chavez d’Aguillar. Mijn buurman Van Kerkvoorde en mijn oude schoolkameraad ‘Roste’ Willems speelden in het eerste elftal en zorgden soms voor kaartjes, want het Ottenstadion was vaak uitverkocht. In Ivoorkust richtte ik een bedrijfsteam van British Petroleum (BP) op, dat zogenaamde interlands speelde tegen Franse en Nederlandse collega’s. De toernooiwinnaar ontving enkele tonnetjes bier van een brouwerij. Bij onze overkomst naar Londen in 1972 raakte ik onder de indruk van ….Liverpool FC. Ik supporterde voor Kevin Keegan en genoot met volle teugen van de vrolijke jaren zeventig van The Reds met kampioenschappen en Europacups. Het toeval speelt soms een rol in een mensenleven. Toen Keegan – destijds de beste speler van Europa – in de zomer van 1977 naar Hamburger Sport Verein werd getransfereerd, was mijn schoonbroer juridisch adviseur van de coach van HSV. Ik volgde in die tijd op Wembley de bekerfinale tussen Liverpool FC en Manchester United en de partij tussen Engeland en Schotland. Ik kende er dus mijn weg. Mijn schoonbroer belde me vanuit België in grote paniek op, want vanwege de algemene staking in Engeland was het onmogelijk om het nummer te pakken te krijgen van het hotel waar Keegan verbleef. Ik zocht dat uit en zo heeft hij Keegan gecontacteerd en de overgang tot een goed einde gebracht. Onrechtstreeks ben ik er dus mee verantwoordelijk voor dat mijn favoriete speler mijn lievelingsclub heeft verlaten. Sinds mijn kleinzoon Kevin – what’s in a name, dat moet toch onbewust een rol hebben gespeeld – de top heeft bereikt, supporter ik voor zijn ploegen: KRC Genk, Werder Bremen, FC Chelsea. Toch gaf ik het Liverpoolgen aan hem mee, want in zijn kindertijd was hij gek van Michael Owen: hij bestudeerde diens bewegingen op dvd en probeerde zelfs zijn biografie te lezen, terwijl hij amper Engelse begreep. Tegenwoordig bezoek ik alle thuismatchen van ‘The Blues’. Ik neem mijn elfjarige kleindochter mee – het nichtje van Kevin en mijn buurmeisje – en volg de matchen vanuit de familielounge van Stamford Bridge. Zo is de cirkel rond en speelt Kevin als het ware opnieuw in mijn achtertuin.’ Die accolade van grootvader valt in goede aarde bij de kleinzoon: ‘Zet me hier opnieuw met enkele vrienden en een bal en we vermaken ons enkele uren.’

De avond eindigde in een Italiaans restaurant. Tijdens de autorit van pakweg vijftien minuten draait Kevin De Bruyne zijn ‘rapper van de maand’: Het is allesbehalve ‘middle of the road’-muziek. Hij hoort het geconcentreerd en intens aan en zegt geen woord. Tijdens het diner laat zijn elfjarige nichtje hem geen seconde met rust. Hij reageert amper en blijft zijn onverstoorbare zelf. Na afloop rijdt ook Bruno mee. Ze geven me een lift tot aan het metrostation. De auto verdwijnt in de kille herfstnacht. Zouden ‘de kleine en papi’ samen naar hiphop luisteren?

 

Gastgezin si, gastgezin la: nooit meer internaat

Kevin De Bruyne heeft niet alleen een uitstekende band met zijn Londense grootvader. Ook bij zijn ouders komt hij graag over de vloer, ook al was hij al op zijn 21 ste een derde van zijn leven van huis weg: ‘Mijn ouders zijn er steeds voor mij geweest en doen dat nog altijd. Ik ben van mijn veertiende weg: eerst op internaat, vervolgens naar Bremen en vandaag in Londen. Ik vrees dat mensen soms moeilijk kunnen inschatten hoe zwaar zoiets kan doorwegen. Zowel voor mij als voor mijn ouders. Vooral mama heeft het bij momenten toch wel moeilijk gehad. Ik ben heel zelfstandig en vraag zelden om raad, ook al knal ik met mijn kop tegen de muur. Het is niet simpel geweest, voor mij noch voor mijn ouders, dat ik de traditionele dingen van het leven niet bij hen kon leren. Met name op het internaat en in een gastgezin. Het internaat wil ik iedereen afraden, ik zat daar echt niet graag. Een zeer moeilijke tijd heb ik daar gekend. Dat was echt een andere wereld dan die van mijn thuissituatie, waar ik me als een vis in het water voelde. Heb ik dat een plaats kunnen geven? Het werd een rondje knokken met mezelf. Ik was veertien jaar destijds, eigenlijk nog een kind. Je denkt helemaal anders dan op je 21 ste. Ik heb veel hulp gehad van de ouders van mijn tweede gastgezin, de familie Monnissen en Mraz. Met het is het contact nog altijd goed. Internaat en gastgezin, het was geregeld een hard noot om kraken. Zowel voor Kevin als voor zijn familie. Moeder Anne: ‘In zijn eerste gastgezin overkwam hem iets wat mij al zou geknakt hebben. Na een probleemloos eerste jaar draaiden de dingen nadien de verkeerde kant uit. Het gastgezin speelde onder één hoedje met KRC Genk. Ze verkozen na twee jaar een andere speler dan Kevin en Genk plaatste hem buiten ons en zijn medeweten weer op internaat. Ze lichtten ons pas na het verstrijken van de transferdeadline in, zodat hij niet meer op een overgang kon rekenen. Ze speculeerden op het feit dat hij geen keuze had, wilde hij zijn diploma halen. We vielen compleet uit de lucht, want nooit eerder was ons een probleem gesignaleerd vanuit het gastgezin of de club. We stuurden aan op een gesprek, maar dat werd geweigerd. We trokken onze stoute schoenen aan en klopten aan bij KRC Genk. Daar vernamen we dat een gastgezin slechts twee spelers mocht opnemen. Men had gesignaleerd dat Kevin het niet meer zag zitten  en de club redeneerde dat hij toch al internaatervaring had. Ze dacht dus dat het zo’n vaart niet zou lopen. Voor ons was dat een klap in het gezicht. We hadden ons gezin twee jaar lang in functie van de voetbaltoekomst van Kevin georganiseerd. Hoe moesten we dat oplossen? Ik raakte eerlijk gezegd over mijn toeren. We spraken met alle betrokkenen af om dit negen weken aan Kevin te verzwijgen zodat hij op zijn minst zonder stress zijn examens kon afronden. We reisden over en weer naar Genk om alternatieven te zoeken. Ik overwoog om een jaar een appartement te huren en met Kevin te wonen, terwijl Herwig met Stephanie in Drongen zou blijven. Ik voelde me in die negen weken  zeer depressief. Herwig reed elke zondag naar Genk zonder dat er een woord over werd gesproken en terwijl er enige komedie werd opgevoerd. Voor ons was het internaat geen optie meer. Gelukkig vernamen we toevallig dat de ouders van een vriend hem graag zagen komen. In hun huis hadden ze maar twee slaapkamers: een voor vader en moeder en een voor zoon en dochter. Ze hebben dat jaar de twee jongens bij elkaar gelegd, terwijl de dochter bij de ouders sliep. Het probleem loste zichzelf dus op. Nadat hij zijn examens had afgelegd, sloeg ik zowel bij de school als bij de club op tafel: wij, en wij alleen, zouden Kevin uitleggen hoe de vork in de steel zat. Dat deden we bij zijn thuiskomst. Man, man, man! Onze zoon ontstak in colère, reageerde hysterisch, begon te blèten. Hij haalde een pak ballen uit het tuinhuis en trapte een halfuur aan een stuk tot zijn woede was gekoeld. Toen stapte hij de keuken binnen en vroeg ons: ‘Geef me een nieuwe kans en ik zal tonen wat ik waard ben.’ Twee maanden later ondertekende hij zijn eerste profcontract. Ik heb bijzonder veel bewondering voor de kracht waarmee hij deze tegenslag heeft aangepakt. We danken ook nog altijd de mensen die hem opvingen en de roddels van het eerste gastgezin niet geloofden. Hij is sterker uit deze confrontatie gekomen. Daar ontdekten we dat Kevin niet alles in de schoot geworpen moet krijgen. Hij is helemaal geen jaknikker en durft zelfs de begeleiding in twijfel trekken, maar altijd vanuit een eerlijke overtuiging. Hij wil zijn passie en liefde voor het voetbal door niemand laten afpakken. Zelfs als hij een stap opzij moet zetten, zal hij er zich wel door worstelen. Ik weet nog steeds niet goed hoe mijn man en ik dit hebben overleefd, want we hebben negen weken moeten liegen. Het is toch niet omdat mijn zoon niet meer thuis woont en voetbal op een redelijk niveau dat andere mensen het recht hebben om beslissingen te nemen in plaats van zijn ouders? Daar speelden mijn karakter, mijn moedergevoel en mijn instinct op en dat doen ze nog steeds.’

 

Ik zag Kevin De Bruyne spelen

 

Ondanks de wat mindere ervaringen schreven KRC Genk en Kevin De Bruyne samen toch een mooi verhaal. Na amper één seizoen (2009-2010) in het eerste elftal werd hij al een sleutelspeler. Dat leidde tot het uitbundig vieren van het landskampioenschap in 2011.

Als bij toeval zat ik op een zachte lenteavond in mei 2009 op de tribune bij KRC Genk-Sporting Charleroi. Ik ontdekte daar een zeventienjarige voor wie zijn allereerste match op een vorm van vermaak leek. Vrij vertaald naar wat de beroemde filosoof Johan Huizinga als ‘de spelende mens’ definieerde – als voorwaarde tot schepping van cultuur én vrijheid – zag ik daar: ‘de spelende jongen’. Die liep met enkele simpel ogende bewegingen het zwart-wit-raamwerk aan flarden. Hij rammelde met de Zebravoeten dat het een lieve lust was, vanuit een natuurlijke soepelheid die me aan de jonge Paul Scholes van Manchester United deed denken. Hij flaneerde flairvol  doorheen de middenlinie zonder zich te bekommeren om zijn positie en leek toch – Paul Scholesgewijs – alomtegenwoordig én zijn onverstoorbare zelf. Ik zag Kevin De Bruyne spelen. Onder het trainerschap van Frank Vercauteren kwam KRC Genk verrassend en bijzonder sterk voor de dag, na een half seizoen moeizaam en zelfs play-off 2-geploeter.  Met Kevin als één van de draaischijven: ‘We voetbalden zeer constant toen, aanvankelijk met efficiënt counterspel. Ik legde ze neer voor Jelle Vossen en die trapte ze blindelings binnen. In het begin van het seizoen mikten we niet op balbezit. We wonnen van Sporting Charleroi met 5-0, na een balbezit van veertig procent. Dat verbeterde naargelang het seizoen vorderde. Coach Vercauteren liet me doorstromen en gaf me kansen, ook al liep het niet altijd van een leien dakje. Ik begon op rechts in zijn 4-4-2, terwijl ik me beter op mijn gemak voel aan de linkerzijde. Fysiek had ik ook nog een lange weg af te leggen, want na zeventig minuten was mijn ‘pijpke’ uit. Op het einde van het seizoen had ik deze moeilijkheden overwonnen. Ik liet me in de beslissende wedstrijd tegen Standard zelfs niet door een hersenschudding uit mijn lood slaan. Vermijden dat die bal er nog in kan gaan, desnoods ga je ervoor liggen. Op dat ogenblik trek je als team aan hetzelfde zeel: na die 1-1 komt hier niets meer binnen. Tot die titel van ons was.’

Hoe keek Frank Vercauteren terug op de ontbolstering van een van één van zijn belangrijkste spelers? Ik stelde hem de vraag op de man af in hotel-taverne Frederiksborg aan de overkant van de basiliek van Koekelberg en op de grens met Sint-Jans-Molenbeek, de gemeente waar hij vandaan komt. Het spelersparcours van Vercauteren is indrukwekkend: vier landstitels (1981, 1985, 1986, 1987), één Belgische beker (1976), twee Europacups voor Bekerwinnaars (1976, 1978), tweede Europese Superscups (1976, 1978) en één UEFA Cup (1983) met RSC Anderlecht. Hij nam als Rode Duivel (63 selecties) deel aan de wereldbekers van 1982 en 1986. Ook als coach geniet hij van een zekere faam. Hij was het brein achter de kampioenschappen van Anderlecht (2006, 2007) en van KRC Genk (2011). Daar investeerde en geloofde hij volop in Kevin De Bruyne.

 

‘Diepgang, snelheid van uitvoering, geen breed getik. Dat zijn de drie punten van mijn voetbalfilosofie. Bij KRC Genk kwam ik op die wijze tamelijk vanzelfsprekend bij Kevin terecht, want ik begon in december 2009 als opvolger van Hein Vanhaezebrouck met een zogenaamd leeg blad. Sommigen hadden moeite met mijn visie, maar hij kon ze op zijn achttiende uitvoeren. Men beschouwde hem als een buitenbeentje. Er gonsde al wat commentaar rond hem. Begeleiding, staf, jeugdverantwoordelijken: ze hadden allen iets met hem meegemaakt. Ik vond dat niet slecht, dat wees op een sterke persoonlijkheid. Zo heb ik hem ook leren ervaren. Ik vergaarde informatie over hem, net als over de anderen, want hij hing bij mijn aankomst zo’n beetje tussen beloften en het eerste elftal. Ik kreeg het beeld binnen van een jongen die niet altijd even handelbaar was. Mij stoorde het niet, want ik verkies iemand met een moeilijk karakter boven iemand zonder karakter. Hij accepteerde lang niet alles, maar zo gedroeg ik me vroeger ook. Aanvankelijk controleerde hij niet altijd zijn emoties en frustraties ten opzichte van zijn trainers en medespelers. Hij haatte verliezen en slecht spelen. Dat vond je terug in zijn reacties. Voor mij was dat een goed uitgangspunt, want in die karaktertrek ontdekte in motivatie en ambitie. Hij viel moeilijk af te remmen: op training perste hij er nog altijd dat beetje extra uit. Hij wilde altijd wat langer naar doel blijven trappen dan de anderen. Ik stimuleerde dat.’

Kevin koesterde de drijfveer naar meer. Tegelijk verkondigde hij zijn mening: de plaats van de centrale middenvelder genoot zijn voorkeur. Frank Vercauteren: ‘Hij zag zichzelf als de tien, maar ik had daar nog andere kandidaten en ik oordeelde dat voor deze groep de 4-4-2 de beste bezetting was. Dan was hij niet content en interpelleerde hij mij. Aanvankelijk negeerde ik dat, want je moet als coach niet altijd verantwoording komen afleggen aan je spelers. Ik trachtte wel te zorgen dat hij zich goed voelde, maar ging zeker niet op al zijn reacties in. Ik probeerde zijn aard te leren kennen door hem te observeren en vooral door hem te negeren. Dat moest je wel doen met hem, want hij toonde zich altijd: discussie, emotie, vurigheid. Soms stopte hij dat weg, maar dat duurde zelden lang want hij kon dat niet volhouden. Op alle vlakken had hij uitstraling en dat is het beste wat je als coach kunt hebben. Communicatie is veel meer dan babbelen. Hij had expressiviteit, ook bij blije reacties stopte hij die nooit weg. Hij amuseerde zich met het spelletje. Op een functionele wijze: zelden gezever, hij schiep plezier in functie van het voetbal.’

 

Zichzelf uitschelden en leren achteruitlopen

 

Plezier, expressie, bewustwording en voetbalverstand. Aan kwaliteiten geen gebrek bij Kevin De Bruyne. Zag Frank Vercauteren ook gebreken? Frank Vercauteren: ‘Ik ontleed en versterk altijd iemands sterke punten. Ik geloof in de ontplooiing van het talent. Bij Kevin: de trap, de vista, de snelheid van uitvoering. Hij leed wel aan een gebrek aan explosiviteit, maar dat ving hij op door het zeldzame vermogen om een actie vooruit te denken. Voor hij de bal kreeg, had hij al door wat ermee te doen. Hij zag  het en kon het ook nog uitvoeren. Zijn leerpunt? Het zogenaamde diagonale lopen, zoals een flankmodel dat vraagt. Dat deed hij met name in zijn opleiding zelden of niet. Ik liet hem achteruitlopen, dwong hem tot hard werk in functie van het team, legde hem inspanningen op over een afstand van dertig meter en daagde hem uit om te scoren vanuit de tweede linie. Daar spendeerde ik in mijn eerste halfjaar – van december 2009 tot mei 2010 – het meeste van mijn tijd aan met hem. In het kampioenenjaar 2011, het seizoen daarop, voerde hij dat zeer goed uit. Voor mij was hij al veel meer dan een ruwe diamant, maar hij diende toch ook nog wat geslepen te worden. Ik leerde hem leiding nemen, ook al was hij slechts achttien. Niet zozeer op een verbale wijze, maar door zijn voetbalkwaliteiten. Hij maakte het verschil met zijn spel in plaats van door zijn babbel. Met hem erbij zijn we beter. Zo redeneren oudere voetballers.’

En of KRC Genk ‘met hem erbij beter was’. Dat bleek meteen in het formidabele seizoen 2010-2011 waarin de Limburgse blauw-witten in extremis de titel behaalden. Desondanks kwam Kevin de nodige obstakels op zijn weg tegen. Frank Vercauteren: ‘Ik bracht hem onder bij de categorie top van het elftal. Hij diende eerst te bevestigen en nadien het verschil te maken. Ik stopte hem dus in een zeer zwaar proces, want hij kwam tenslotte pas kijken. Ik verplichtte hem om de lat te verleggen, maar eigenlijk het vanzelf. Al belandde hij door zowel ziekte als een mentaal knakje even in de problemen. Hij overwon beide moeilijkheden, maar bleef toch iemand die om overtuigingskracht vroeg om het belang in te zien van sommige dingen: kracht, stretching, stabilisatie. Ik waarschuwde hem voor dingen die hij op zijn weg zou treffen. Daarom bleef ik hem als coach ter discussie stellen. Dat was niet gemakkelijk, want iedereen hemelde op. Alles leek rooskleurig, maar zo werkt het niet in het voetbal. Vroeg of laat volgt de klap en zullen de media in uitvergrotende trap zich afvragen wat er schort bij De Bruyne. Hij was ook nog niet geconfronteerd geraakt met het statuut van reserve of tribunezitter. Die maatregel nam ik al eens om het hem te leren, zij het niet te vaak, want hij was te belangrijk voor het elftal. Hij reageerde dan vanuit ongeloof en ontgoocheling, maar ik verwachtte dat van hem, want anders zou hij niet Kevin De Bruyne zijn geweest. Op die wijze testte ik hem uit op het gebied van de zelfcontrole: gesticuleert hij, gooit hij met zijn shirt, is hij boos op mij? Hij had dat soort reacties in zich, maar hield zich ten aanzien van het publiek wel in. De meeste mensen zagen dat niet, maar ik onderschepte het wel. Op training foeterde hij soms wat af op zijn maats, maar vooral ook op zichzelf. Hij kon echt boos zijn wanneer hij zijns inziens slecht presteerde. Dan schold hij zichzelf uit.’

Natuurlijk leiderschap was hem in zekere zin op het lijf geschreven, maar het liep niet via de klassieke driehoek communicatie-ervaring-verbaliteit. Hij voelde het voetbal aan: daar lag het hem. Frank Vercauteren: ‘Hij wist nog niet hoe een match te lezen: 3-0 in ons voordeel en een midweekmatch op komst? Dan draait een oudere speler de gashendel dicht, maar hij hield zich niet in. Hij kon ook niet begrijpen dat ik hem naar de kant haalde, dat voelde hij nog niet aan. Hij was niet in staat de hele partij te controleren. Correctie: wél op voetbalgebied, niet inzake menselijk inzicht. Hij dacht alleen aan de eigen prestatie: ik heb al twee goals gemaakt en wil er nog een. Dat is op zich niet verkeerd, maar hij dreef dat te ver. Ik herken daarin de aard van het beestje: die van de topspeler Die wil ook op de training winnen. Zit hij in de tribune, dan vreet hij zichzelf op. Ik had bij hem het gevoel dat hij op alle posities uit de voeten kon, maar in het begin eiste hij te vaak de bal op. Hij klaagde: ‘Ze geven me te weinig de bal.’ Ik daagde hem uit: ‘Ga hem dan halen.’ Hij zakte dan terug tot aan de achterlijn en ik stuurde hem weer naar voren. Die confrontatie probeerde ik uit, want ik wilde hem zo diep mogelijk in het spel zien komen. Dat was een intense tweestrijd, want hij bleef azen op de centrale positie zonder dat het voor de buitenstaander opviel. Hij begon te voetballen met het air van ‘daar speel ik het liefst’. Ik oordeelde dat hij moest staan waar de ploeg hem nodig had. Dat is toch de taak van de trainer? Ik hield het overzicht en zette hem daarom op links. Hij kwam daar beter tot zijn recht dan op rechts. Centraal moet je ook ballen veroveren, recupereren en verdedigen en daar voelde hij op dat ogenblik minder voor.’

Frank Vercauteren evalueerde De Bruyne als een kwalitatief zeer hoogstaande én intelligente speler die op de verschillende terreinen tot het uiterste ging: fysisch, technisch, tactisch. ‘Hij had vele facetten in zich waarnaar je als trainer uitkijkt. Hij veegde er nooit zijn voeten aan. Tegelijk gedroeg hij zich toch enigszins gereserveerd: een stille jongen, maar je hoeft geen babbelaar te zijn invloed uit te oefenen.’

 

 

 

 

 

Share.

About Author

François Colin (1948) was achtereenvolgens rubriekleider voetbal en chef-sport van Het Nieuwsblad en senior writer van De Standaard. Na zijn pensioen in 2014 was hij tot 2021 columnist van SportVoetbalmagazine. Hij bracht verslag uit van twee Olympische Spelen, tien EK's en negen WK's voetbal en was aanwezig bij ruim driehonderd interlands van de Rode Duivels. Hij is auteur of co-auteur van een vijftiental boeken over de mooiste sport op aarde.

Leave A Reply