Op 22 januari 1974 bood Ernst Happel zich als nieuwe trainer aan bij het sukkelende Club Brugge. Vier seizoenen later stond Club aan de Europese top.
De successen van Club Brugge onder Ernst Happel tussen 1975 en 1978 – drie landstitels; één bekerzege en twee halve finales; Europa Cupfinale der Landskampioen en kwartfinale, UEFA Cupfinale – schudden het Belgisch voetbal door elkaar. En maakte van Club Brugge meer dan een voetbalclub. Sommigen noemden het zelfs een sociale beweging – die alvast met 25.000 knotsgekke fans voor een volksverhuizing zorgde naar Wembley – met een levenshouding. Van dan af was Club niet langer van Brugge, maar van iedereen. De aanstekelijke spelstijl van Happels elftal enthousiasmeerde vele duizenden van de Westhoek tot de Maaskant. Aanvallen, risico, snelheid, techniek, powerplay. ‘Volgasvoetbal’ kortom, nog voor het begrip was uitgevonden.
Elke liefhebber die intussen de zestig jaar is gepasseerd herinnert zich Ernst Happel als de grote vernieuwer van ons voetbal, met een niet eerder geziene bewegingsevolutie. Met geëngageerd aanvalsspel zette Club Brugge een keurmerk neer in Europa. Hij baseerde zijn visie op wat hij als speler had geleerd van het tweede Weense Wunderteam in de periode 1947-1958. Net na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde hij het sierlijke voetbal van achteruit en gedroeg hij zich als een arrogante lefgozer naast het veld. De coach Happel is genoegzaam bekend. Maar wie was de topvoetballer?
Ernst Happel, eerste vrije verdediger en Weense Weltmeister & Einzelgänger
Ernst Happel. Hij stuntte op 14 november 1956 voor meer dan zestigduizend uit de bol gaande fans van Rapid Wenen tegen het grote Real Madrid van Alfredo Di Stefano. Hij scoorde namelijk een echte hattrick: twee vrije trappen, één in de rechter- en één in de linkerbovenhoek, én een strafschop. Rapid denderde over in de achtste finale van de Europa Cup der Landskampioenen over bekerhouder Real heen. De 3-1 volstond net niet voor de kwalificatie. Het was Happels fraaiste fantasie: drie doelpunten tegen de beste ploeg van Europa. Als ‘vrije verdediger’! De Oostenrijkse televisiecommentator sprak historische woorden: ‘Dat moet de eerste keer geweest zijn in de voetbalgeschiedenis.’
Franz Beckenbauer – die na Happel het ‘vrije verdedigen’ tot kunst verhief – leerde hem kennen tijdens zijn laatste jaar als actieve voetballer bij Hamburger Sport Verein. Daarmee sloot hij in 1982 een carrière van twintig seizoenen topvoetbal af. Tijdens zijn uitvaart in november 1992 in de historische Weense Stephansdom kenmerkte Beckenbauer hem nochtans als ‘de beste trainer van de wereld.’
‘Ik een trainer? Dan spring ik liever in de Donau!’
Van 1960 tot 1992 – net voor zijn dood – zat Ernst Happel met zijn karakteristieke pokerface op de bank. Met Rapid Wien (als ‘selectieheer’), ADO Den Haag, Feyenoord Rotterdam, Club Brugge, Standard, Hamburger Sportverrein en FC Tirol won hij negentien prijzen, waaronder de Europacup der Landskampioen met Feyenoord (1970) en HSV (1983). Met Club Brugge verloor hij in 1978 de finale, net als met het Nederlands Elftal dat hij begeleidde op het WK 1978 in Argentinië. Bijzonder vreemd want had de jonge lefgozer als voetballer niet met veel rumoer verkondigd: ‘Ik, een trainer? Helemaal niet! Dan spring ik liever in de Donau.’
De coach Happel betuigde altijd zijn liefde voor de kunst van het pressievoetbal. Het schone spel draaide bij om de balwisseling op het middenveld. Hij hield van aanvallend voetbal met drie basislijnen: conditionele opbouw met de bal; tactisch vermogen om de wedstrijdwendingen te begrijpen; technische zelfbeheersing en bekwaamheid. Voetbal geschiedde volgens hem voor tachtig procent in het brein en voor twintig procent in de benen. Hij geloofde in het benutten van de ruimte tussen de linies. Die visie bracht hij mee uit de Wiener Schule, zijn voetbalschool. Die school van het Wunderteam van Matthias Sindelar, zijn idool als kind, in de jaren dertig van de twintigste eeuw. En van het Wunderteam van…Ernst Happel, twintig jaar later: derde plaats op het WK 1954 in Zwitserland, het beste resultaat van Oostenrijk.
Daarom staat op de gedenkplaat van het nationale voetbalstadion in het beroemde Praterpark volgende tekst te lezen: ‘Die Stadt Wien widmet dieses Stadion dem erfolgreichen Fussballinternationalen und Trainer Ernst Happel.’
‘Een goddelijke voetballer, maar ook een onverbeterlijke individualist!’
In het naoorlogse Wenen hing een beklemmende sfeer. Die naargeestige stemming veranderde gaandeweg dankzij het voetbal, de talloze derby’s en de als een filmster gevierde…Happel. Bladeren in 100 Jahre Rapid Wien. Geschichte einer Legende levert een merkwaardige story op. Auteur Wolfgang Weisgram reconstrueerde het feest van de vijftigste verjaardag: 15 november 1950, Rapid Wien – Atletico Mineiro voor 61.000 jubelende fans. Libero Ernst Happel verdeelde het spel en regelde de buitenspelval. De Weense pers beschreef das brasilianische Wunder, doelend op het nieuwe systeem van…Rapid. In de zomer van 1949 reisde het groen-witte gezelschap af naar Brazilië. Trainer Pesser brak zich het hoofd over Ernst Happel: ‘Een goddelijke voetballer, maar ook een onverbeterlijke individualist. Geen discipline bij te brengen.’ Tijdens de lange overtocht was de immer in het brandpunt staande vedette – hij werd overal bejubeld – het gespreksthema bij uitstek: men wist niet meer wat met hem aan te vangen. In Brazilië ontdekte men de ‘defensie nieuwe stijl’: vier verdedigers op één lijn, met een centrale opbouwer die het spel dirigeert, het intellect bezit om de buitenspelval te openen en weinig looparbeid verricht. Pesser zag het licht en plaatste meteen Happel op die positie: beweeglijk én in staat tot de creatie van de ‘man-meer-situatie’ op het middenveld. De ‘opbouwende libero’ was geboren, van het stroeve 3-2-5 naar het flexibele 4-2-4. Happel schreef met brio dit nieuwe verhaal: in zeventig wedstrijden van de jaargang 1950-’51 – waaronder veel prestigieuze internationale ‘oefenduels’ zoals dat in tijd gebruikelijk was – leed Rapid slechts één nederlaag. Drie kampioenschapsschalen in vier seizoenen en telkens een honderdklapper aan doelpunten. De faam als ‘beste continentale clubelftal snelde Rapid vooruit. In 1951 won het de Zentropacup en in 1953 veegde het de Engelse landskampioen Arsenal met 6-1 van het veld tijdens het Paastoernooi van Brugge.
De Weense voetballer was als een toneelspeler en Happel was de filmster…
‘Wenen is een stad van toneelspelers’, registreert Klaus Dermutz, die zijn levensverhaal optekende onder de titel: Ernst Happel, Genie und Grantler. Vrij te vertalen als genie én mopperaar: ‘De fans vergelijken voetbal met een theaterstuk, waarbij de speler een rol opvoert’
Men noemde Happels Wödmasta, Weense tongval voor Weltmeister. De beste libero van Europa leed echter aan lichtzinnigheid: hij trapte treiterig terug op de eigen keeper; stopte de bal met zijn achterwerk; provoceerde lachend het publiek en tartte de scheidsrechter. Zijn ploegmaats doopten hem op tot ‘Aschyl’: een tovenaar uit een Turkse bioscoopfilm die ze tijdens een reis naar Istanboel hadden gezien. Men schreef over hem dat hij altijd ‘speelde’: in het voetbal, in het casino, met de vrouwen. Zijn voetbalinstinct was feilloos en vanuit zijn nieuwe positie ontwierp hij volgens geschiedschrijvers ‘het beste Oostenrijkse clubelftal ooit.
Het Oostenrijkse tweede Wunderteam trok als topfavoriet naar de halve finale van de Wereldbeker 1954, maar het sluwe West-Duitsland strafte de overbodige risico’s van de ongedisciplineerde Happel genadeloos af. Die ontvluchtte het ontevreden volk en ruilde Wenen voor Parijs Bij RC Paris knoopte hij contacten aan met de Franse filmscène en flirtte zelfs even met de Italiaanse diva Gina Lollobrigida In de zomer van 1956 koos hij opnieuw voor het chique groen-witte shirt. Hij stuntte voor meer dan zestigduizend uit de bol gaande Rapidler met een echte hattrick: twee vrije trappen – in zowel de rechter- als linkerbovenhoek – en een penalty. Rapid denderde over bekerhouder Real Madrid heen – met Alfredo di Stefano – maar de 3-1 volstond net niet voor de kwalificatie van de volgende ronde van de Europa Cup. Het was Happels fraaiste fantasie. Hij eindigde het seizoen met zijn zevende landstitel op twaalf en had als artistieke ‘laatste man’ het voetbal gemoderniseerd.
Voetballen vanuit het ‘koffiehuis’…
Het koffiehuis – of ‘das Kaffeehaus – was in de tijd van Happels jeugdjaren de bloedlijn van Wenen. Er werd pittig geredetwist over politiek, muziek en voetbal. Dat inzicht geeft het naslagwerk Mehr als ein Spiel. Fussball und populäre Kulturen in Wien der Moderne van Roman Horak. Voetbal was een culturele levensader van het oude Wenen. Geen enkele stad ter wereld telde tien topclubs. Tussen 1926 en 1938 ontspon zich de krachtmeting om de Mitropa Cup, de voorloper van de Champions League. In acht van de twaalf afleveringen drong een vereniging uit de Weense metropool tot de finale door en vier keer juichten soms tot 80.000 toeschouwers om het goud. Tegen deze achtergrond rijpte Ernst Happel. Op zoek naar de bal als vervangmiddel voor het gebrek aan ouderliefde.
Ontsnappen via straatvoetbal uit een gezin zonder vaderliefde….
Ernst Franz Hermann Happel is het kind geweest van Karoline Nechiba en een onbekende vader. Ze trouwde met ene Franz Happel, van wie hij de naam erfde. Het was een huwelijk zonder hartstocht en het strandde op dronkenschap. Biograaf Dermutz klinkt formeel: ‘Een harmonieus gezinnetje heeft hij nooit gekend. Hij zag zichzelf als een slachtoffer en was ook bijzonder boos en diep ontgoocheld. Zijn grootmoeder – van Tsjechische afkomst – nam hem als vierjarige jongen onder haar hoede. Ze werkte als marktkramer in de regio van de stad waar arbeidersclub Rapid rekruteerde. Hij ontdekte het voetbal op straat, het haalde hem uit zijn isolement. Het voetbal van de Wiener Schule was ook een sport van migranten, die hen de kans gaf tot erkenning en integratie.’
Tegenstander van de Hitlerjugend, de man die zijn eigen baas wilde zijn…
De Tweede Wereldoorlog liet sporen na in Wenen. De Anschluss van 1938 veranderde de samenleving. Oostenrijk werd opgeslorpt door het nationaalsocialistische Duitsland. En wie bij Rapid wilde blijven voetballen, werd automatisch lid van de Hitler Jugend. Happel sprak daarover duidelijke taal tegen zijn biografie: ‘Ich war nicht für das Regime.’ Hij trachtte de nazi’s op de zenuwen te werken. Bij zangstonden van de Hitler Jugend weigerde hij mee te zingen en hij hield dit vol tot men hem aan de deur zette?. Daardoor kreeg hij niet de noodzakelijke teamstempels om te voetballen: ‘Dem Ernst wurde der Stempel nach diesen Zwischenfall verweigert.’ In zijn zonderlinge taaltje verklapte hij: ‘Ich war ein Rotzjunge wie man sagt.’ Hij wilde niet in de pas lopen. In 1943 belandde hij noodgedwongen aan het Oostfront. Hoewel hij nooit heeft gevochten, werd hij in 1945 gearresteerd door de Amerikanen. Hij ontsnapte met een trein vanuit München, net als in de film: instappen aan de ene kant, uitstappen via de andere deur. Hij deed maanden over zijn terugtocht naar Wenen en hij smokkelde zich met een smoes langs de Russische zone, zag bij zijn terugkomst het ouderlijk huis nog intact was en sloot zich meteen aan bij Rapid. Om het defensieve onderdeel van een offensief spelconcept definitief te veranderen. De man die zijn eigen baas wilde zijn. Met de eenzaamheid van de Einzelgänger. Weense Weltmeister. Ernst Happel.