Sinds de Keniaanse Ruth Chepngetich een week geleden in Chicago het wereldrecord op de marathon verbeterde, woedt een mini oorlog die de atletiekliefhebbers in drie kampen verdeelt: de believers, de non-believers en zij die voorlopig geen mening hebben. Of er niet willen voor uitkomen.
De non-believers vinden dat rond 2.09.56 een doordringende geur van doping hangt. Hun betoog begint met de constatering dat tot amper dertien maanden geleden niet één atlete ooit onder 2.14 was gedoken. En toen brak een ongeziene revolutie uit. Om te beginnen liep de Ethiopische Tigst Assefa in Berlijn 2.11.53. Onversneden scepsis was haar deel. Wat dan te denken van 2.09.56? Non-believers schuwen hoge woorden niet. Zoals Amby Burfoot, kampioen uit lang vervlogen dagen en inmiddels zowat het geweten van de Amerikaanse atletiek. ‘Chepngetich heeft ons, miljoenen lopers en loopsters, de marathon ontnomen,’ schrijft hij. Vooral in eigen land vindt Burfoot veel bijval. Vaak wordt daarbij 2.09.56 vergeleken met hoe de eigen atleten het er vanaf brengen. In 2023 bijvoorbeeld liepen maar negen Amerikanen, voor alle duidelijkheid: negen Amerikaanse mannen, sneller dan Chepngetich in Chicago. De cijfers moeten dienen om de twijfel die om zich heen grijpt te rechtvaardigen. Veeleer, dunkt me, werpt de vergelijking een schril licht op de armoede van de Amerikaanse marathon, ook bij de vrouwen overigens.
In 2001 dook de Japanse Naoko Takahashi, als eerste onder 2.20. De ervaring leert dat zelfs de meest verdienstelijke pionier, man of vrouw, binnen de kortste keren bijgehaald en voorbijgestreefd wordt. De Keniaanse Catherine Ndereba (zeven dagen later al) en vervolgens de Engelse Paula Radcliffe, tot twee keer toe, scherpten het record aan tot 2.15.25. Samengevat: zeventien maanden na het slechten van de lang nagejaagde 2.20-drempel was die niet minder dan 4 en een halve minuut verlegd.
Het record van Radcliffe hield zestien jaar stand. De Keniaanse Brigid Kosgei bracht het in 2019 op 2.14.04, als een soort tussenstation op weg naar de huidige alles overspoelende tsunami. Of: de geschiedenis herhaalt zich. Zie je wel, niks uitzonderlijks, zeggen de believers.
Vanzelfsprekend is een kenmerk van de geschiedenis geen doorslaggevend argument. Er is meer aan de hand, te beginnen met de razendsnelle ontwikkeling van de zogenoemde superschoenen die ongeveer zeven jaar geleden gemeengoed werden onder de toppers. Behalve dat ze een hogere loopsnelheid bevorderen verlichten ze ook de druk die op het spierstelsel wordt uitgeoefend. Dat bevordert uiteraard het looptempo en bovendien, als een prettige toegift, het herstel na een wedstrijd. En na een training. Met andere woorden: atleten kunnen nu nog vaker, frisser en intensiever trainen.
Hoeveel het voordeel van de superschoenen bedraagt, valt niet exact te becijferen. Aangenomen wordt dat het met de wedstrijdafstand toeneemt. En dat het niet gewaagd is ervan uit te gaan dat vrouwen door hun lager gewicht er meer baat bij hebben dan mannen. En misschien renderen superschoenen pas maximaal na jarenlange gewenning, zoals sommigen beweren.
In dat opzicht behoort Chepngetich met haar dertig jaar, 1,65 meter en 48 kilogram bij de meest begunstigden. Al zeven jaar maakt ze deel uit van de wereldtop, met een wereldtitel in 2019 in de afschuwelijke nachtelijke hitte van Doha (de wedstrijd startte om middernacht bij 32 graden), een wereldrecord op de halve marathon, drie zeges in Chicago en diverse ereplaatsen in andere belangrijke wedstrijden als hoogtepunten. Voordat ze wereldrecordhoudster werd was ze met 2.14.18, twee jaar geleden in Chicago, vierde op de ranglijst all time, op nauwelijks 14 seconden van het toenmalige wereldrecord van Kosgei.
Van 2.14.18 naar 2.09.56: het gefrons is begrijpelijk. En toch: dergelijke reuzensprongen zijn meermaals voorgekomen. Ik herinner me dat ik meteen na de olympische 10.000 meter van de Ethiopische Almaz Ayana in 2016 in Rio gebeld werd door een medewerker van de VRT-sportredactie. Of de officials misschien in de war geraakt waren en Ayana een ronde te weinig had afgelegd? De brave man was bloedernstig. Ayana had het wereldrecord dat al bijna zestien jaar op naam stond van een Chinese die zonder de minste twijfel doping had gebruikt (en dat achteraf ongevraagd zelf bevestigde) met bijna een kwart minuut verbeterd. Nu, acht jaar later, is Ayana op de ranglijst all time al naar de vierde plaats gezakt, op 23 seconden van de nummer één, de Keniaanse Beatrice Chebet. Terloops: de tijd van Chebet is 6 honderdste seconde minder dan die van Emil Zatopek, bijgenaamd de Tsjechoslowaakse locomotief, toen hij in 1954 in Brussel een wereldrecord vestigde. Je zou dus kunnen zeggen dat op de 10.000 meter het niveauverschil tussen mannen en vrouwen zeventig jaar bedraagt.
Wat pleit nog min of meer in het voordeel van Chepngetich? Bijvoorbeeld dit: op de wereldkampioenschappen vorig jaar in Boedapest nam de bekende Nederlandse Sifan Hassan aan drie wedstrijden deel, de 1500 meter, de 5000 meter en de 10.000 meter. In acht dagen legde ze 23.450 meter af en behaalde ze twee medailles. Amper zes weken later liep ze in, alweer, Chicago 2.13.44, uiteraard zonder voortreffelijke voorbereiding en allesbehalve in een opperste staat van frisheid. Chepngetich daarentegen had bij haar recente recordrace een specifieke, ononderbroken en vlekkeloze training van zes maanden achter de rug. Die begon in april, nadat ze pas negende was geworden in de marathon van Londen. Non-believers grijpen die wanprestatie aan om hun overtuiging kracht bij te zetten. Ten onrechte: Chepngetich was toen nauwelijks hersteld van een blessure en bovendien zijn er weinig of geen marathonatleten met een lange staat van dienst die niet minstens een keer genadeloos onderuit gaan, zo verraderlijk is de 42,195 meter.
Hoe verhoudt de tijd van Chepngetich zich tot het wereldrecord bij de mannen? 2.0.9.56 is 7,75 percent meer dan de 2.00.35 van haar landgenoot Kelvin Kiptum, oktober vorig jaar op hetzelfde parcours (Chicago stelt nooit teleur). Geen ander vrouwenrecord benadert zo dicht het mannenrecord, wat de non-believers stevige munitie bezorgt. Frappant is wel dat het percentage daalt naarmate de wedstrijdafstand stijgt, van de 5000 meter (11,23 percent) naar de 10.000 meter, de halve marathon en de marathon (7,75 percent dus). Met andere woorden: hoe langer er moet worden gelopen hoe meer de vrouwen dichter bij de mannen sluipen. Het lijkt er dus op dat het zogeheten zwakke geslacht meer aanleg heeft voor de marathon dan het sterke geslacht. Lang geleden voorspelde iemand dat de vrouwen ooit de mannen zullen overtreffen, met name omdat ze over een grotere vetreserve beschikken. Atletiekgeleerden rangschikken het in de categorie klinkklare onzin, maar dat is een ander verhaal.
Onder de believers twee monumenten: Renato Canova, een Italiaanse trainer die al menige Keniaan, man of vrouw, naar de wereldtop heeft begeleid en, niet alledaags, het Keniaanse parlement. Meer dan twintig volksvertegenwoordigers hebben namelijk tijdens een twintig minuten durende bespreking excuses geëist van een beheerder van een Amerikaans atletiekforum. Een van hen wilde zelfs een aanklacht tegen de man indienen. Beschuldigde had op de traditionele persconferentie willen weten wat Chepngetich dacht van de twijfel die meteen na de aankomst was gerezen. Een korte, heldere, voor de hand liggende vraag, zonder stellingname. Pikant gegeven: afgelopen jaren zijn een paar honderd Keniaanse atleten, mannen en vrouwen, betrapt op dopinggebruik en geschorst. Terzake: hoe luidde het antwoord van Chepngetich? ‘Ik weet het niet. Tja, mensen zeggen maar wat.’ Veel wijzer zijn we dus niet geworden.