‘Mijn visie was als volgt: een “grote” doelman moet alle houdbare ballen ook daadwerkelijk hebben.
Dus je kunt wel negen of tien goede reddingen verrichten, maat als je een tegengoal krijgt doordat een bal door je benen schiet, heb je het niet goed gedaan.
Een goede doelman is eigenlijk een normale doelman. Want normaal is dat je alle houdbare ballen pakt.
En als je dan ook nog onhoudbare ballen pakt, ben je een “grote” doelman, maar nog steeds geldt dat je daarnaast geen houdbare bal mag doorlaten.
Een “grote” doelman maakt hoogstens één fout per seizoen.’
Bron: Roberto Pennino, ‘Bellen met Baggio – 45 ontmoetingen met voetbalhelden van weleer’, 2024, blz. 154
De definitie van een ‘grote’ doelman is dus dat hij álle houdbare en ook onhoudbare schoten stopt. Een goede doelman stopt alle houdbare ballen en is daarom normaal, terwijl een ‘grote’ doelman ook andere ballen stopt en daarom abnormaal is.
De bandbreedte tussen houdbaarheid en onhoudbaarheid van schoten is aan het ene uiteinde de blunder en aan het andere uiterste de redding ofwel save. Een blunder is wanneer een houdbare bal door de keeper wordt doorgelaten; de redding ofwel save is wanneer een onhoudbare bal wordt gestopt.
Wanneer een keeper de bal door zijn benen laat gaan, wordt hij in feite ‘gepoort’. Maar, anders dan bij het poorten van de doelman door een veldspeler, kan de aanvaller dat niet of nauwelijks bewust hebben gedaan. Keepers moeten hun benen immers altijd gesloten houden of anders met hun handen vóór zich de opening afsluiten. Anders dan een veldspeler kun je een keeper niet of nauwelijks met een schijnbeweging tot het toestaan van een poortje verleiden. Het behoort dan ook niet tot de gangbare beeldvorming dat keepers worden gepoort; in die termen hoor je er eigenlijk ook nooit over praten, wanneer een doelman na een schot de bal door zijn benen laat glippen. Dat is gewoon een blunder.
Wat ontbreekt in de definitie van Albertosi is het niveau van het uitkomen c.q. uitlopen van de doelman. Dat is ook een verdedigend aspect van het keepen. Ik mis ook het keren van strafschoppen.
En wat te denken van spelhervattingen in balbezit (uittrappen, uitgooien), om nog maar te zwijgen van ‘meevoetballen’ als vorm van uitverdedigen en spelopbouw?
Enrico Albertosi was in de jaren zestig en zeventig een van de beste Italiaanse doelmannen in de Serie A. Hij speelde achtereenvolgens voor Fiorentina, Cagliari en AC Milan. Albertosi was voor de Azzurri bij vier WK’s betrokken.
Rob Siekmann