Juan Lozano wordt vandaag, op 30 augustus 2020, 65 jaar. Een portret van één van de technisch meest bedreven én tactisch nonchalante voetballers uit onze voetbalgeschiedenis.
Juan Lozano. Een man zonder nationaliteit. Stateloos, half-Spaans, half Antwerps en daar voelt hij zich het best bij. Constant Vanden Stock somde hem spontaan op in zijn persoonlijke paarse top vijf. Onder leermeester Rik Coppens genoot hij van zijn vlegeljaren bij Beerschot – met bekerwinst in 1979. Dan volgde een fuifje bij de Washington Diplomats. In de schaduw van Johan Cruijff, die hem de vrije trappen liet nemen en hem ‘lui’ noemde.
Lozano leefde voor de lol en zag het voetbal als puur amusement. Met de bal als onafscheidelijke metgezel. Van de ochtend tot de avond nog het liefst. De ironie van het lot wilde dat de losbol het best rendeerde onder de strenge voetbalwetenschapper Ivic. De speelvogel schudde zijn veren af: landstitel in 1981, halve finale Europacup der Landskampioenen in 1982. Ter bewondering van zijn kunst zakte de achttienjarige Ruud Gullit van Amsterdam naar Brussel af. In de officiële encyclopedie van Aston Villa, dat Anderlecht in 1982 aan het struikelen bracht op weg naar de finale van de Beker met de Grote Oren, zingt men de lof van Lozano. En Lozano die van Ivic. Eerde het pressievoetbal, de korte combinaties, de hoge snelheid van uitvoering, het één-tijd-voetbal dat stoelde op pure techniek. Het dribbelen om te dribbelen mocht de oerdribbelaar vergeten, maar het stoorde hem niet. Hij, de intuïtiefste onder de intuïtieven, voelde zich thuis in een team met ‘nadenkende’ voetballers die hem begrepen want bij hem ging alles in een flits, hij zag in een fractie van een seconde wat een andere zelfs nooit zou zien. Beschouwde Ivic als een ‘fantastische en diepgevoelige, lieve mens’. Noemde dat diens grote sterkte want ‘als een trainer met zijn bezetenheid onsympathiek zou zijn geweest, had hij er na twee dagen geleven.’
Botste onmiddellijk met zijn opvolger, de ‘lossere’ Van Himst. Het incidentje met de ‘platte band’ te veel. Veinsde veel platte banden om zijn laattijdigheid op training te verontschuldigen maar die keer bleek het echt waar te zijn. De ‘nieuwe’ coach Van Himst wilde een voorbeeld stellen en gaf een hoge boete vanuit de gedachte: ‘Als ik die kan temmen, volgt de rest ook wel.’
Na een mieterse campagne in de UEFA Cup van 1983 – hij scoorde het doelpunt van de winst in Lissabon, tegen Benfica – mocht hij het magische wit van Real Madrid dragen. Hij ging tevergeefs de kamp aan met de oud-spelersmaffia van Real waardoor het avontuur in het hautaine en strenge Estadio Bernabéu mislukte. Met uitzondering van één uitzonderlijke prestatie tegen…Anderlecht in de achtste finale van de UEFA Cup van 1984. Men herinnert zich de pandoering van 6-1.
In de zomer van 1985 keerde hij terug naar Brussel. Zowel hij als Anderlecht fleurden op: de beeldende kunst viel opnieuw te bewonderen in het park. Tot op die tragische dag van 11 april 1987, het verdoemde moment van de verschrikkelijke botsing met Ivan Desloover.
Dan volgde de pijn, de lijdensweg, de eenzaamheid van de beste Belgische balkunstenaar sinds zijn leermeester Rik Coppens. Het abrupte einde van een Uilenspiegelloopbaan. Zo’n afscheid verdiende hij niet. Als eresaluut een vers uit het gedicht dat Paul Rigolle over hem schreef: ‘Achter hem kreunen zijn bewakers als een slavenkoor. Schoonheid is wat hem kwetsbaar maakt. Schoonheid is waar zijn naam voor staat. En lang daarna nog opklinkt. Gegrift in perkament en graffiti. Zijn naam, een matador.’
Lozano had lak aan alles: lag overhoop met trainers en scheidsrechters, spotte met brutale verdedigers en tartte met zijn tovertrucs het gezag. De stateloze koning van de korte combinatie. Juan Lozano.
Juan Lozano verslaat toekomstige Italiaanse wereldkampioenen: Anderlecht – Juventus 3-1 op 21 oktober 1981 in achtste finale Europacup der Landskampioenen
De ultieme paradox: speelvogel-balkunstenaar Juan Lozano meets wetenschapper-disciplinecoach Tomislav Ivic. Het leidt tot een succescombinatie die Anderlecht bijna in de finale van de Beker met de Grote Oren brengt. Lozano keerde in 1980 terug van een Amerikaans voetbalavontuur voor ‘uitbollende vedetten’. Hij speelde samen met Johan Cruijff. Die noemde hem ‘lui’, maar erkende wel zijn technisch talent en liet hem de vrije trappen nemen.
Juan Lozano bezong de lof van Tomislav Ivic: ‘Hij was zot van voetbal. Een fantastische mens. Een diepgevoelige, lieve man. Zijn grote sterkte, want als trainer met een bezetenheid onsympathiek zou zijn, had hij er na twee dagen geleden. Hij eiste zoveel van de spelers: roepen, schreeuwen, pas op, niet uitkafferen hé. Voortdurend zat hij op je huid: come on, come on. Hij gunde je geen seconde rust. En zijn visie op voetbal? Puur pressiespel. Korte combinaties, maar alles zeer snel uitgevoerd. Eén—tijd-voetbal stoelt op techniek. Het zotdribbelen van de tegenstander mochten we vergeten. Spelers zoals Ludo Coeck en ikzelf kregen het daar aanvankelijk flink van op de heupen. Veel discipline. Soms dreef hij dat zeer ver. Hij kon zich ongelukkig voelen als we niet volgens zijn boekje scoorden. Als Coeck met zijn befaamde afstandsballen uitpakte, ontstak Ivic in woede. Dat was ne mens. Hij vond een systeem uit, met vijf man achteraan, met pressievoetbal, op hetzelfde ogenblik de buitenspelval open, dat functioneerde goed. In het begin was dat zoeken en tasten, maar in de tweede ronde liep het op rolletjes: 6-0, 8-1, dat was om te lachen. Je gaf de andere ploeg geen kans om de bal aan te pakken. Die moesten dus de bal een verre trap geven. Een voordeel voor onze verdediging natuurlijk. De voorspelers begonnen direct te storen en dan het middenveld. Dat stak als een puzzel in mekaar. De tegenstander kreeg geen halve meter ruimte. Om dit goed uit te voeren, had Ivic zeer intelligente voetballers nodig. Die hadden we bij de vleet: Morten Olsen, Frank Vercauteren, Arie Haan, Ludo Coeck, Kenneth Brylle. Die konden nadenken op het veld. Ik voegde daar de intuïtie aan toe. Het kunnen zien in een fractie van een seconde: die bal moet naar daar, of nu hou ik hem bij, dat verliep automatisch. We versloegen in de Europacup voor Landskampioenen zowel het Poolse Lodz (1-4) als het Joegoslavische Rode Ster Belgrado (1-2) in eigen huis. En in het Astridpark brachten we onze grootste prestatie tegen La Vecchia Signora: Juventus Turijn. De Italianen zetten drie man op mij. Geniepig. Eerst kapitein Furino, oude man. Die kon het niet. Dan volgde Bonini, maar die ging ook de mist in. Tenslotte volgde de beruchte Tardelli. Ik tikte ze weg. Tijdens Europese matchen steeg ik boven mijn krachten uit. Tegen Juventus was het stadion helemaal uitverkocht, er zat om zes uur al volk. Willy Geurts kopte twee keer voorbij Dino Zoff, op dat ogenblik de beste keeper van de wereld. In de terugmatch scoorde hij opnieuw. Dan konden wij met controlespel het balletje in de ploeg houden. Met Zoff, Cabrini, Scirea, Gentile en Tardelli leverde Juventus liefst vijf spelers die een half jaar later in Spanje wereldkampioen zouden worden. Maar Ivic spelde hen tactisch de les. Tegen Aston Villa verloren we met 1-0. Thuis bleven we in de halve finale steken op 0-0. Een pak kansen gemist, op het einde van het seizoen, we zaten niet meer fris. Pijp uit, als ploeg, verstodde? Op gelijk welk ander ogenblik zouden we de maat hebben genomen van Aston Villa. Ik trainde keihard onder Ivic. Ongelooflijk lastig, hij liet me afzien. Ik verwenste hem, maar hij maakte van mij een echte voetballer.’
6 reacties
Pingback: Primoteston bayer
Pingback: วิเคราะห์บอลวันนี้
Pingback: Discover More Here
Pingback: sex bạo dâm
Pingback: https://stealthex.io
Pingback: ประมูลทรัพย์สินกรมบังคับคดี