Vandaag, op woensdag 13 maart 2019, ontvangt Ajax in Amsterdam Real Madrid.
De witte mythe met de zwarte rand. Historische sportieve glorie gaat gepaard met een bedenkelijke politieke reputatie.
De ‘Koninklijke’ uit de Spaanse hoofdstad won sinds 1955 liefst veertien keer de beker met de grote oren. Alfredo di Stefano was de eerste vedette. Hij voerde ‘Los Merengues’ naar vijf opeenvolgende zeges tussen 1955 en 1960. De ‘eeuwige blanco’ Gento was de enige die er ook in 1966 nog bij was bij nummer zes. Dan was het liefst 33 jaar wachten geblazen op de komst van de plaatselijke spits Raul, met 323 nog steeds de nummer één op de lijst van doelpuntenmakers. Hij zorgde voor een trilogie in 1998-2000-2002. Cristiano Ronaldo voltooide de witte symfonie in 2014, 2016, 2017 en 2018. Real Madrid is de rijkste voetbalclub van de wereld. Haar invloed reikt veel verder dan het voetbalveld. De club is nauw verweven met de hoogste cenakels van de Spaanse staatsstructuur, die zelden van een democratische geaardheid getuigen en laveren tussen radicaal rechtse en conservatieve katholieke stromingen. In Estadio Bernabeu woedt een voortdurend schimmenspel om prestige en power. Daarnaast wordt er gevoetbald op het hoogste niveau. Om de Europese roem, tussen Alfredo di Stefano en Cristiano Ronaldo, de coryfeeën van hun tijd.
De wereldvoetbalbond FIFA riep Real Madrid in 2000 uit tot mondiale club van de twintigste eeuw.
Even later beviel de schatbewaarder van Real van een onvermoed bericht. Tussen 1960 en 1999 poetste hij de boekhouding op om omkoping weg te moffelen. Zou het echt waar zijn? De verhalen circuleren al sinds de glorieuze jaren vijftig. De legendarische president Don Santiago Bernabeu deelde gouden horloges uit aan internationale scheidsrechters en zelfs berichten over luxebordelen deden de ronde. Real Madrid is een huis met vele kamers en combineert sportieve suprematie met de hautaine standing van de macht, charmante oplichterij en intriges.
Morbo of de relatie tussen voetbal en politiek in Spanje
‘Het begrip morbo vertaalt de ondoordringbare relatie tussen voetbal, politiek en traditie,’ verduidelijkt de Engelse auteur Phill Ball in zijn boek Morbo, the story of Spanish football. Die draad is nergens zo prominent aanwezig als bij het instituut Real Madrid. De meest bewonderde club ter wereld wordt in Spanje om historische redenen – zoals het vraagstuk van repressie en macht ten aanzien van Catalonië, Baskenland en dissidente andersdenkenden – bewierookt of veracht.
Ik sta op de Paseo de Castellana. De drukste boulevard van Madrid vertrekt symbolisch vanaf de Plaza de Colon, het plein van Columbus, en wijst naar het zakenhart van de hoofdstad. Tussen de buildings van banken, multinationals en ministeries rijst ook het fiere Estadio de Bernabeu op. De thuishaven van Real past volledig in het mondaine beeld. Geen enkele voetbalclub ter wereld, behalve Real, kan zich zo’n welstellend adres veroorloven.
Real werd niet voor niets in 1902 geboren uit de Madrileense adel. Het blijft tot vandaag de dag trouw aan zijn oorsprong van aristocratie, kerkelijke hiërarchie en nouveaux riches. Die keert in wezen terug tot 1561, toen Filips II het onbeduidende Madrid omvormde tot het zenuwcentrum van zijn Spaanse katholieke wereldrijk. Achter de historische muren van Madrid zouden zich van dan af – tot diep in twintigste eeuw – pijn, verdriet en frustratie van de onschuldige slachtoffers van verknechtende systemen verschansen. Het Spaanse geestelijke leven ging gebukt onder vierhonderd jaar godsdienstig dogmatisme van Filips II en zijn Inquisitierechtbanken. Real Madrid is de sportieve vertolker van de Contrareformatie.
Picasso’s Guernica of de geschilderde aanklacht tegen de dictatuur
Pablo Picasso’s Guernica laat me niet los. Ik wandel van het Centro de Arte Reina Sofia door het historische stadscentrum van Madrid in de richting van het Bernabeustadion. De aanklacht van de recalcitrante schilder tegen de oorlogswaanzin van de Spaanse dictator Franco zweeft door mijn geest.
Ik keer terug naar het hotel aan de Gran Via, de hartslagader van het centrum. Mijn oog valt op een foto van Ernest Hemingway aan de muur. Ik blader door een replica van zijn befaamde dagboeken over de Spaanse burgeroorlog die hij uitgerekend hier in 1937 optekende. Hemingway alarmeerde Europa dat na de zege van het linkse Republikeinse Volksfront in de parlementsverkiezingen van 1936 – met zwaartepunt in Barcelona en Baskenland – rechts-nationalistische en conservatieve katholieke generaals vanuit Madrid de opstand oppookten. Hun bevelhebber Franco bedelde steun af bij Benito Mussolini en Adolf Hitler.
Het Condorlegioen van de nazi’s bombardeerde, op vraag van Franco, op 26 april 1937 tijdens een drukke marktdag de Baskische stad Gernika-Lumo tot puin. Het betekende voor de prille democratische Republiek het begin van het einde. Franco beslechtte in 1939 de strijd en installeerde in Madrid, tot aan zijn dood in 1975, een totalitaire tirannie. Pablo Picasso beeldde met zijn schilderij Guernica de wreedheid van de franquistische oorlogsmisdaden uit. Het doek maakte een lange reis rond de wereld en belandde pas in 1981 opnieuw in Spanje. De dissidente kunstenaar stelde immers de vrijheid van meningsuiting als uitdrukkelijke voorwaarde voor de terugkeer van het meesterwerk naar Madrid. Guernica siert vandaag het Picasso-museum in het Centro de Arte Reina Sofia. In de schaduw van het Estadio de Bemabeu van Real beheerst de Torre de Picasso de skyline. Ironie van de geschiedenis? Alsof Guernica en de meester van de entartete Kunst blijvend een waarschuwende vinger oprichten naar de overkant.
Een verklaring voor het succes van Real ligt immers in de fatale afloop van de Spaanse Burgeroorlog. De republikeinse regering roomde snel de romantische droom van democratie, herverdelende solidariteit en vrije meningsuiting af. Ze kreeg vanuit Madrid een monsterverbond tegenover zich van staatsnationalisten, rechts-radicale falangisten en roomse godsdienstfanaten, nauw verbonden met het in 1928 opgerichte oerconservatieve Opus Dei. Met als resultaat, zoals gezegd: de moordende raid op Guernica, in de buurt van Bilbao op 26 april 1937.
Het eerste grootschalige luchtbombardement uit de historie doodde tijdens een marktdag 1600 onschuldige burgers en bliksemde de oeroude eik neer, waaronder gedurende eeuwen de Baskische wijzen hadden vergaderd en gediscussieerd. Guernica kreeg in het wereldgeheugen meteen een beladen en symbolische betekenis: de verwoesting van de menselijke beschaving door de modernste technieken, de triomf van de blinde haat en de irrationele vernietiging, de universele oorlogsmisdaad. Pablo Picasso schilderde op vraag van de republikeinen Guernica. Een aanklacht tegen de wrede waanzin van het franquisme. Een immer uitdijend gevoel van wanhoop. De kunstenaar etste Hoofd van wenende vrouw en Moeder met dood kind en schreef ‘Alles waarvan we houden zal sterven.’ Guernica gaf de democratische republiek zijn mentale genadeslag maar bleef toch ook een lichtend voorbeeld van vrijheidsbranie. Franco veegde de vloer aan met de universele rechten van de mens.
Met ingrijpende gevolgen voor het voetbal. Athletic Club Bilbao heerste tussen 1929 en 1937 door vier landstitels en vier bekerzeges met vlag en wimpel over de eerste Spaanse kampioenschappen. Na Guernica wankelde de Baskische voetbal-vaandeldrager. Onder Franco’s schrikbewind liet Real Madrid zich niet meer van het toneel verdringen. In Spanje drijft de cultuurgeschiedenis immers de sport. Zoals gezegd: ‘Het begrip morbo bevat de ondoordringbare relatie tussen voetbal, politiek en traditie. Morbo staat voor de onoverbrugbare cultuurkloof tussen de Spaanse regio’s en doet tijdens wedstrijden elke keer opnieuw oude federalistische of centralistische hartstochten opflakkeren,’ ageert Phill Ball. Dat verschijnsel is prominent aanwezig in het instituut Real Madrid. Over het Estadio de Bernabeu hangt de sluier van bedreigende vijandigheid. ‘Het straalt een het kan ons niet schelen dat je ons haat-gevoel uit,’ noteert Ball. Wat zou de internationale betekenis van Real Madrid zijn geweest zonder de moordende bommen op Guernica? Met andere woorden: als Franco de burgeroorlog had verloren?
Franco’s Regime Team
Don Bernabeu begreep meteen de uitstraling van de Europese bekerstrijd. Hij tekende met veel innovatie de krijtlijnen uit voor de onaantastbare heerschappij van de Koninklijke. Hij hield van gewiekstheid en schonk buitenlandse scheidsrechters bij een thuismatch een gouden horloge. Georganiseerd bordeelbezoek schuwde hij volgens niet bevestigde geheimzinnige verhalen evenmin. In 1953 begon hij een voetbalarmada te boetseren die het oude continent onder de voet zou lopen. Franco’s fascistische dictatuur verkrampte het land: bittere armoede, geknechte geesten en isolement in Europa. De aankoop van Di Stefano in 1953 veranderde alles. Bernabeu besefte dat de Argentijn het ultieme stuk zou worden in de puzzel van zijn droomelftal. Niet gehinderd door boekhoudkundige limieten – hij kreeg van het regime de financiële vrije hand – ontstond de witte mythe.The white purity of power and victory, schreef Phill Ball in White Storm. 100 Years of Real Madrid (1902-2002). In zijn overzicht doet Ball de zeer omstreden toptransfer van Di Stefano naar Real haarfijn uit de doeken. FC Barcelona diende een harde noot te kraken. De aartsrivaal, op dat moment kampioen, keerde 4 miljoen peseta’s uit aan het River Plate Buenos Aires, Di Stefano’s club van oorsprong. Reals penningmeester counterde het vijandige overnamebod met 1,5 miljoen peseta’s aan het Colombiaanse Millionarios, waarvoor Di Stefano in 1952 speelde in een illegale profcompetitie. De FIFA volgde trouw de eigen regels en stelde Barcelona in het gelijk. Dat was buiten de waard gerekend: generaal Moscardo, een Francovolgeling binnen de voetbalfederatie, kwam prompt op de proppen met een zeer omstreden nieuw reglement dat internationale transfers blokkeerde. Zodat Di Stefano wèl naar Real maar niet naar Barça zou kunnen. IJzervreter Moscardo trad op met een hooghartige onverschilligheid en omschreef alle gevoerde onderhandelingen voor de nieuwe gedragscode als ongeldig. Bedenkelijke ingrepen uit Franco’s entourage deden Di Stefano uiteindelijk in Madrid belanden, terwijl hij eerst op de Catalaanse loonlijst stond. Zijn komst was een schot in de roos. Het betekende het jaar nul voor Real. Zijn leiderschap zorgde voor twee opeenvolgende kampioenschappen in 1954 en 1955, de eerste sinds 1933, en en passant hielp zijn charisma Spanje zijn pariaveren afschudden.
De vijf volgende jaren groeide Real Madrid uit tot de grootste club van de wereld en won de vijf eerste edities – van 1956 tot 1960 – van de Europa Cup der Landskampioenen. De witte mythe – verwijzend naar de Koninklijke onaantastbaarheid op het veld – met de zwarte rand – verwijzend naar de invloed van de dictatuur op het veld van Real – was geboren.
9 reacties
Pingback: เช่าคอนโด
Pingback: สล็อตวอเลท
Pingback: รับทำ SEO
Pingback: plataforma de afiliados
Pingback: ติดเน็ตบ้าน เอไอเอส
Pingback: FunnelCulture.com
Pingback: buôn lậu
Pingback: discount
Pingback: you can find out more